De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 4 maart pagina 10

4 maart 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

l?Letterkundig leverr _Victor E. van Vriesland. Herman Teirlinck, de beweeglijke HERMAN TEIRLINCK is zestig geworden; en het valt moeilijk, aan de gedachte te wennen dat deze weliswaar sierlijk-hoofsche, maar jongensachtig-losse, snelle, onberekenbare, sinds oerheugenis moderne en in zijn aspecten, schijngestalten en evoluties als kwikzilver zoo verschietend-beweeglijke persoonlijkheid nu waar lijk tot dezen dan toch vrijwel volwassen leeftijd aangeland is. In een streng besloten litterair eetgenootschap (zetter, niet: eedgenootschap!) van geschiedkundige beteekenis en doorluchten roem zagen wij hem, een of 'n paar jaar geleden, met on navolgbare gracie, het hoofd met een lauwerkrans omrankt, een feestmaal voorzitten; zijn vernuftig en verwarmend woord fonkelde en gloeide gelijk de honing-gele of diep-purperen wijnen. Zóó her inner ik mij hem het liefst, zóó, met de attributen van den halfgod, den satyr, tusschen zijn vrienden, in dat schoone dorpje bij Brussel; zóó, als hij toen in zijn scherpe en toch gevoelige formuleeringen zijn karakteristiek wezen toonde, verstandelijk, elegant «i wijs-weemoedig uitrijzend boven dien tijdelijken droom van licht vergankelijk geluk; zóó als hij zich toen toonde in die warme en onzware Vlaamschchristelijke melancholie om het niet te achterhalen verlies van den blijden Griekschen schoonheidsdroom; zoo wil ik liefst aan Herman Teirlinck denken nu ik mij zet, enkele woorden te wijden aan zijn feestdag. IN dat hem ingeschapen conflict tusschen de Vlaamsch-gothische traditie en het zinnelijk Grieksche satyrschap ligt dan tevens reeds de sleutel tot zijn mobielen, veranderlijken, experimenteelen, barokken geest. Hij heeft de onrechtstreeksche virtuositeit van den hedendaagschen stadsmensch, zwierig en verfijnd, dien de oververfijning juist naar primitieve effecten doet zoeken. Deze psychische en intellectueele gesteldheid is speelsch, en daardoor eclectisch en skeptisch. Alleen een skeptisch eclecticus kon een zoo voorname en schoone historische stijlproeve leveren als den 18e eeuwschen Mijnheer Serjanszoon, of het al even prachtige curiosum Johan Doxa, zonder kitsch" te maken.... Alleen hij ook kan zoozeer de eigenschappen van mysticus en mystificator vereenigen. (In 1908 reeds sprak hij, onder dezen gezichtshoek veelbeteekenend, tegenover Andr Om kort te gaan Ds. J. J. Buskes Jr. Kapelaan Rossaint en dominéJSiiemöller. Twee processen in het Derde 'Rijk. (Van Gorcum & Comp. Assen). Deze brochure werpt een helder licht op de machten, die de bedienaren des Woords in het Duitschland van heden bedreigen. Zij bevat tal van aangrij pende bizonderheden. Dr. Th. J. G. Locher. Tsjechen en Duitsers in de loop der eeuwen. (P. N. van Kampen & Zoon. Amsterdam. 1938). Een grondig en helder geschrift, nut tig voor ieder die de achtergronden der jongste geschiedenis van Oost-Europa wil begrijpen. De Nederlandsche Musea. Met dertien afbeeldingen en twee kaarten. ('s-Gravenhage. Algemeene Landsdrukkerij). Dit practisch en volledig handboekje is onmisbaar voor dengeen, wiens werk kring of liefhebberij een veelvuldig museumbezoek meebrengt. H. van Gellecum. Het Motley-couranten-concern. Geïllustreerde oorspron kelijke Neder!, misdadigersroman. (ZuidHollandsche Uitgevers Maatschappij. Den Haag). Wie van griezelen houdt, hij griezele bij de lectuur van dezen geslaagden thriller." de Ridder zijn voorliefde voor Van Deyssel uit). Het is niet mijn bedoeling, hier een overzicht der afzonderlijke werken te geven, iets dat dezer dagen uiteraard reeds meermalen is geschied. Ik wil slechts Teirlinck's algemeenste trekken noemen: zijn rijke en kleurige verbeelding, zijn zin voor detail, zijn visueel vermogen en de klankrijke plastiek van zijn proza. Hij beeldt typen, geen karakters; een uitzondering vormt wellicht zijn aandeel in den samen met Van de Woestijne ge schreven, onvoltooiden tweedeeligen briefroman De Leemen Torens, een te weinig vermaard ge worden werk van groote kwaliteiten. Barok, in de beteekenis: overvol van dynamisch leven dat zich in hevige vormen uiten wil, is de aard van dezen gecompliceerden artist, dien Toussaint terecht als een beoefenaar van de wellevens kunst" kenschetste. Welk een veelzijdigheid! Papierhandelaar eerst, dan korten tijd student in de medicijnen, en in philologie; stadsambtenaar; muzikaal begaafd; teekenaar en illustrator; dichter, prozaïst, dramaturg; meubelontwerper; architect; leeraar in taal- en letterkunde, en kunsthistorie; regisseur; directeur van het Instituut voor SierHuiduitslag Wasch de aangedane plaatsen met warm water en Purolzeep, droog daarna voorzichtig af, doe er dan wat Purol op en strooi daar over heen nog wat Purolpoeder. Herhaal dit eiken dag, zoolang het noodig is. Leonhard Huizinga. O...." zei ik. (UitgeversMaatschappij Elsevier. Amsterdam.) Met dit tiental novellen heeft de jonge auteur Huizinga zich gerehabiliteerd. Zijn debuut, De gestroomlijnde wereld, was stellig een aardig boekje, maar het had een onevenredig groot succes. Nu zijn wij gaarne geneigd, juist een debutant zulk een succes te gunnen, maar voor hemzelf schuilt in zoo'n overschatting een groot gevaar, nog afgezien van het gevaar dat gelijktijdig verschenen, litterair veel belangrijker werk er onopgemerkt door blijft. De roman Het vierde geslacht was veel minder geslaagd en bleek een te hooge greep voor dezen schrijver. Dit tiental korte novellen echter, de avonturen in verre landen bevattend van den HollandschAmerikaanschen journalist Piet Bok, getuigt van een soepel en natuurlijk talent en een zeer oorspronkelijken humor. Hier is een boeiend en begaafd verteller aan het woord, die met kostelijke zelfironie en in soberen trant de in onze letteren zoo weinig floreerende kunst van het korte verhaal uitmuntend beheerscht. Wanneer ook dit werkje de bizondere aandacht trekt, is dat zeker volkomen verdiend: men beleeft er enkele uren van onvermengd genoegen mee, en het is van voortreffelijk gehalte. Gösta Gustaf-Janson. Met open armen. (Bigot en Van Rossum. Amsterdam.) Hoe komt het toch, dat zooveel hedendaagsche Scandinavische litteratuur ons zoo mateloos irri teert? In vertaling vinden deze boeken bij het Nederlandsche groote publiek vaak onvergelijkelijk meer weerklank dan oorspronkelijke werken van landgenooten. Maar dat op zichzelf zou de oorzaak niet zijn, indien deze voorkeur gerechtvaardigd was; cultureele autarkie hebben wij gelukkig nog niet, en een vaderlandsche letterkunde, welke de concurrentie" met de buitenlandsche niet zou kunnen doorstaan, verdient zeker niet beter. Er is echter nog zooiets als oneerlijke concurren tie. Het meerendeel van de Scandinavische boeken die, vertaald, hier zoo een opgang maken, vervalscht de waarden en maatstaven van leven en litteratuur. Van het leven: want het beate optimisme, het on waarachtig idealisme waarvan zij druipen, de forsche natuurverheerlijking die alleen maar innerlijke leegheid en oppervlakkigheid moet maskeeren, zij dienen tot niets anders dan tot een vlucht voor de werkelijkheid en voor het eigen ik, een vlucht voor de donkere diepten van het menschelijke. Van de litteratuur: want kunst ontstaat eerst waar een zekere mate van innerlijke waarheid (iets anders dan uiterlijke copieerzucht) aan den dag treedt; en de vage, vorm- en gestaltelooze groote-woordenbrij van deze geschriften, kwasi-diepzinnig maar in wezen hol en halfzacht, moet de onmacht verhullen tot het scheppen van menschen van vleesch en bloed, van gestalten en karakters, kortom romanschrijfkunst. Het verheugt ons daarom, ditmaal eens een uit kunsten; Raadsheer des Konings. In deze uit zonderlijke carrière vol tegenstrijdigheden gevoelt men den nerveuzen, zoekenden, typisch dialectischen mensch. ONDER den titel Tooneel is nu, met houtsneden van Frans Masereel, zijn dramatisch oeuvre bij De Sikkel te Antwerpen tot een omvangrijken bundel verzameld. Een eenigszins zonderlinge uitgave: de pagineering loopt niet door, elk stuk heeft een eigen colophon en volledige titelpagina, zoodat blijkbaar de afzonderlijke edities bij elkander ingenaaid zijn. Een ander bezwaar is, dat de volgorde, wellicht zin rijk bedoeld, willekeurig lijkt, en niet chronologisch is. Aldus: De Man zonder Lijf, De Vertraagde Film, De Ekster op de Galg, Ik Dien, Ave. Niet opgenomen, helaas, is dus Het Torenspel van Delft. Toch is het een voorrecht, het wellicht troebele tooneelwerk van Teirlinck, soms wel eens meer litterair dan dramatisch, maar (niet alleen experi menteel) ongemeen belangrijk, nu verzameld te kunneiji bezitten. In een taal, welke ondanks haar lyrisch-genotzuchtig expressionisme, synthetische gestalten schept, op de wijze der allegorieën van de middeleeuwsche mysteriën, opent dit werk nog ongekende mogelijkheden voor onze tooneelkunst, terwijl, gelijk in het diepzinnige Ave, ook de inhoud zich blijft vernieuwen. Het is veelal van groote schoonheid, en we kunnen vertrouwen dat een zoo snel evolueerende geest als Herman Teirlinck zich op den duur niet op n techniek en speelstijl zal blijven vastleggen. het Zweedsch (door K. Lenzberg) vertaalden roman te kunnen aankondigen, welke deze zwakheden niet heeft, maar, met behoud van den helderen eenvoud van dit soort letterkunde, het gewone genre verre te boven gaat door eerlijkheid, uitbeel dingskracht en werkelijken rijkdom van inhoud. Het omvangrijke werk (550 blz.) geeft een familie geschiedenis welke, zonder in de Hollandsche gedetailleerde ontleedzucht te vervallen, duidelijk en boeiend een milieu en een samenleving op roept. De veelheid van personen maakt het relaas nergens verward, want de auteur beheerscht zijn stof; de handeling vloeit logisch voort uit de karak ters, en deze zijn scherp geteekend en volkomen geloofwaardig. Bovendien verstaat Gustaf-Janson het, een sterken, levendigen dialoog te schrijven. Tafereelen als het familiemaal (226 hoofdstuk), de moordaanslag (246 hoofdst.) en het bezoek van den Amerikaanschen bokser (296 hoofdst.) zullen, met vele andere, den lezer niet spoedig uit het geheugen gaan. Dat is te danken aan het hoogst opmerkelijk schrijftalent van dezen auteur, naar de vertaling van wiens volgende werken wij vol verwachting uitzien. De uitgave is fraai verzorgd; alleen weegt het gelukkig nergens zwaarwichtige boek veel te zwaar. Bernhard Diebold. Das Reich ohne Mitte. Roman. (Verlag Oprecht. Zürich. New York). Bernhard Diebold, de tooneelcriticus van 1917 tot 1934 der Frankfurter Zeitung, debuteert met een enorm uitgebreiden roman (ruim 840 blz. compres gedrukt), dien wij niet aarzelen als een der allerbeste van de emigrantenlitteratuur aan te merken. Eigenlijk is het geen emigrantenboek in engeren zin; niet, omdat hij in 1932 eindigt, maar omdat hij zoozeer zonder affecten, die de realiteit kleuren, is geschreven. Niet zonder recht beroept de auteur er zich in zijn nawoord op, dat hij objec tief gebleven is. De roman geeft een indrukwekkende kroniek van het leven in Duitschland van 1923 tot 1932. Met ongewoon talent laat hij heel die periode, in een wemeling van zeer verscheiden gestalten, voor ons leven. Voorkeur of afkeuring laat hij niet tot uiting komen: menschen en gebeurtenissen spreken geheel voor zichzelf. Daardoor reeds overtreft dit werk eenzijdiger romans als Kastner's Fabian en zoovele andere na-oorlogs en inflatieromans. De ingewikkelde handeling (er treden circa 80 personen, uit de meest verschillende sociale en politieke groe pen, op) blijft steeds overzichtelijk. Diebold is een meesterlijk karakterbeelder, een fijn psycholoog, een groot kenner van cultureele, economische en politieke problemen. Daarbij is hij een uitstekend stylist en weet zeldzaam knap een roman te componeeren. Een enorme taak heeft hij met exceptioneele kundigheid volbracht. Dit machtige boek zal een onovertroffen bron van kennis voor toekomstige historici blijven, en zich ook handhaven als superieur kunstwerk. PAG. 10 DE GROENE No. 3222

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl