Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal voor De Groene van F. Bordewïjk
Den Heere Dr. de Blothe, arts
WAARDE COLLEGA,
Mijn buspatiënten laten mij heden
middag met rust, en ik ben dus in staat u mijn er
varingen van gisteren, Zondag, mede te deelen. Gij,
die altijd zeidet dat ik behoorde te huwen, gij, die
? belang steldet in mijn schuchtere schreden op den
weg welke leiden kon naar een echtverbintenis met
mejuffrouw Z., gij hebt het recht op de primeur
van mijn vertrouwelijk verslag.
tk was langen tijd weifelende geweest of ik aan
mej. Z. mijn hartsgeheim zou openbaren of niet;
ik- had haar immers nog slechts eenige malen ge
sproken in het laboratorium van ons ziekenhuis, en
wel even vluchtig als de gassen en oliën waarmede
haar bekwame vingers omgingen. Echter gisteren
trok ik, plotseling besloten, de stoute schoenen aan
over mijn platvoeten en begaf mij naar haar woning.
De meid die mij opendeed vertoonde alle
kenteekenen van roodvonk, eiwit en blauwschuit. Ik had
zelden een zoo fraai nationaal" ziektebeeld ont
moet, en terwijl ik patiënte complimenteerde in haar
hoedanigheid van wandelende Nederlandsche vlag
gaf ik haar een praescriptie voor alle drie de aan
doeningen. Ze ging mij hoorbaar ademend voor,
waaruit ik concludeerde tot adenoïde vegetaties in
de neuskeelholte. Mijn chirurgische apparatuur
had ik vergeten, maar ik kon patiënte althans
bevrijden van het ondraaglijk snurken waaraan ze
's nachts ten prooi moest wezen. Ge weet toch van
het nieuwe patentgeneesmiddel: Bayerlings
Phonodorm? Welnu, dat schreef ik voor.
In den salon trof ik patiënte mej. Z. alleen. Ge
kent haar niet, collega, ge woont in een andere stad.
Een enkel medisch woord dus ter verduidelijking
van haar verschijning. Ik geloof niet dat er ooit een
treffender wetenschappelijke rubriceering is samen
gesteld dan die naar de constitutietypen volgens
Kretschmer. Het meisje was een stellige pyknica.
In haar oogen las ik een opgewekten aard. Onge
vraagd stak ze de tong uit, die ik nauwkeurig
bekeek zonder evenwel op de papillen bepaalde
verschijnselen te kunnen waarnemen behalve die
welke duidden op een harmonisch evenwicht der
stofwisseling. Ik vroeg haar voor den vorm of ze
last had van hartneurose. Tot mijn verwondering
antwoordde ze bevestigend, ja, ze verklaarde zelfs
dat eigen oogenblik daaraan onderhevig te wezen.
Haar pols sloeg echter normaal, en dus stelde ik
vast dat ze lijdster was aan drogbeelden, en wel
meer in het bizonder een infantiele fantaste. Ik zag
nu ook een geringe contractie in haar pupillen en
nog terwijl ik haar pols hield raakte ze onder den
ban van een heele reeks minieme en toch blijkbaar
onbedwingbare schokken van het diafragma, die
wezen op verhoogden tonus van alle rompspieren.
Ten slotte moest dit naar een crisis voeren, en wat
ik verwachtte geschiedde: ze brak uit in een hoogst
pijnlijk schateren, enfin, een typische hysterica.
Patiënte had intusschen het eene been over het
andere geslagen. Onmiddellijk (want de stand was
buitengewoon gunstig) gaf ik een klopje onder de
knieschijf van het vrijhangend been. De reflex was
zoo bovenmatig dat patiënte bijna mijn kin trof
met de punt van haar schoen, en veel te aanzienlijk
om niet, althans ten deele, gesimuleerd te wezen.
Ge begrijpt, collega, dat ik bedenkelijk keek
terwijl ik mij tegenover haar zette. Maar ik houd
voet bij stuk, dat is mijn aard. Ook weet ik dat er
op den duur veel genezen kan. Dus begon ik voor
zichtig te spreken van mijn fondspraktijk, eerlijk
genoeg overigens om niet te verhelen dat de
mortaliteit van mijn buspatiënten verbijsterend hoog is
(zooals ge weet), en dat mijn fonds gestadig en snel
afneemt. Ik kon haar dus voor het moment geen
lachende toekomst aan mijn zijde beloven (wat zegt
ge van zooveel dichterlijks in een medicus?), maar
ze verklaarde dat ze met de vroolijkheid die dit
oogenblik haar bood volmaakt tevreden was, iets
wat ik niet vatte en waarvan ik naderen uitleg
vroeg. Toen ze mij het antwoord hierop schuldig
bleef haalde ik mijn recepten-blocnote uit mijn zak
en was juist voornemens haar iets kalmeerends
aan te bevelen; evenwel, er trad een andere patiënte
binnen en tusschenbeide.
IK bespeurde onmiddellijk dat ik in deze nieuwe
verschijning van middelbaren leeftijd te maken
had met een asthenisch-leptosome primipara (mej.
Z. is steeds eenig kind geweest!) met een hoogst
interessante rachitische bekkenvernauwing. Ik was
ronduit over deze nieuwe patiënte in verrukking,
gaf haar onmiddellijk vijf recepten, en herhaalde
wat ik tegen haar dochter gezegd had over mijn
practijk. Ze had zich naast mej. Z. op de sofa
geplaatst en speelde nerveus met haar zakdoek.
Allerwegen las ik bij patiënte sporen van
hypochondrie, die mijn verrukking deden stijgen. Ik
gaf haar daarom nog een praescriptie voor het
regelmatig gebruik van Dr. Pinkpil's
Gynobroomtabletten, en bovendien een heeten drank van
glauberzout en oxaalzuur (driemaal warmen,
viermaal schudden, vijfmaal innemen). Het was
opmerkelijk met hoe weinig aandacht ze mijn
behandeling volgde. Haar gedachteleven scheen
elders, ze zuchtte aanhoudend, en leek te luisteren
naar iets buiten de kamer. Deze verschijnselen
van hallucinatoire paranoia vond ik even belang
wekkend als bedenkelijk, en juist had ik mijn bloc
note weer op mijn knie, toen in de gang dreunende
stappen weerklonken. Mevrouw Z. bleek op dat
moment juist over de crisis heen, en viel ten offer
aan een volstrekten collaps. Daar ik als onmiddel
lijk gevolg hiervan een coma vreesde, veranderde
ik mijn praescriptie zoo snel mogelijk, maar was
nog niet half gereed met doorschrappen en ver
beteren, toen de deur krachtig werd ontsloten en
de heer Z. in de opening verscheen.
IK zal u niet in spanning laten, collega. Ik ben
geen auteur, ik ben een briefschrijver. Ware ik
het eerste, ik hadde u nog bladzijden lang in afwach
ting gehouden alvorens u den vader der jonge
patiënte ten voeten uit te schetsen. Nu doe ik dit
onomwonden: de heer Z. was een typische
athleticus. Stel u voor, zulk een familie uit duizenden !
Leptosoom, athletisch, pyknisch, enfin, de heele
Kretschmer bijeen. Maar de heer Z. was nog meer,
hij bezat ook het spier- en verteringstype van
Chaillon. Kortom, een geval om voor te knielen.
Nu weet ge dat ikzelk in de hoogste mate
strabismus divergens vertoon. Terwijl ik dus met het
rechteroog den heer Z. hoffelijk bekeek, ik geloof
zelfs met vriendelijk stralenden blik, zag ik links
met diep vorschende bezorgdheid naar zijn egade
en overwoog een subcutane, ja zelfs een
intramus:ulaire injectie van bijengif. Ik kreeg er den tijd toe.
Maar laat ik eerst nog iets nader ingaan op den
persoon van patiënt Z., met name op de verschijn
selen die hij vertoonde.
Zonder aarzelen determineerde ik hem als een
waarschijnlijke psychopaath, dat is te zeggen over
25 a 30 jaren. Voor het moment echter was nog
uitsluitend zijn incretorisch evenwicht gestoord,
maar dit dan ook volkomen. Toen hij de mouwen
opstroopte zag ik de vena basilica zich scherp
afteekenen; elk oogenblik verwachtte ik dat de
aorta het zou opgeven, de patiënt scheen niet meer
te redden, en uit barmhartigheid wilde ik in
overgroote haast hem een dubbel-letale dosis van een
of andere cyaan-verbinding voorschrijven (welke
weet ik niet meer), toen hij met een donderenden
slag de glasdeuren opengooide (typisch ve'schijrsal
van ruimtevrees!) en het volgend moment mij
in mijn kraag greep.
Hier moet ik u de situatie der woning duidelijk
maken; zij is overigens eenvoudig genoeg. De
salon ligt aan den voorkant, met groote dubbele
deuren die kunnen openslaan naar een voortuin,
van de straat gescheiden door een laag steenen hek.
Patiënt nu pakte mij, terwijl ik nog schrijvende
was, bij den kraag, stelde mij op in de richting van
den tuin, bracht een krachtig contact te weeg
tusschen den bal van zijn voet en mijn os sacrum, en
ik beschreef in de lucht den fraaisten boog dien een
menschelijk lichaam maken kan, door de deuren
en over den heelen tuin heen. Ik voorzag wat
komen zou, en onderweg veranderde ik dus mijn
recept, en gaf ik mijzèlven een praescriptie. Ge
raadt wel reeds dat het eenvoudig Peru-balsem
was, een oud middel waarbij ik echter, zooals ge
weet, zweer, en dat mij zeer te stade kwam toen ik
(neerkomend op alle vier) mijn knieschijven, i'i
bedoel mijn patellae, tegen de klinkers der rij;traat
leelijk ontvelde. Nu zit ik met twee zwachtels ter
plaatse, maar overigens vrijwel pijnloos, dit relaas
aan u te pennen.
Geen vreemden zagen mijn val, de straat was
met den Zondagmiddag totaal leeg. Maar ik ver
zeker u, waarde collega, al was ze stampvol geweest,
ik zou het niet hebben betreurd. Een ietwat lach
wekkend figuur, een geringe laesie vormen geen
te hoogen prijs voor de kennis met de waarlijk
unieke patiëntenfamilie Z. Meld mij of ge ook
begeerig zijt (in gedachten zie ik u al likkebaarden),
en ik geef u, mits vertrouwelijk, het adres.
Met mijn collegiale groeten,
geheel de uwe,
Dr. Graf f, arts.
jiimiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiniiiimitifiiiiiiiii
Verrassende mededeelingen
Wij betrekken onze fijne
vleesch\varea alleen uit eerste klas fabrieken
en worden bewaard in een voor dat
doel speciaal ingerichte eloctrische
cel." (Adv.)
Nimmer heeft het Indische leger,
dat op vele glorierijke daden kan
terugzien, het leven gevreesd." (T.)
iiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiilitiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiii
CHARIVARIA
Uit de hoogeschool
,,L)at de parapluie van
Cliambcrlain dit jaar een dankbaar attribuut
zou worden was bijna niet anders te
verwachten." (R.)
Behalve de individuele verrijking
van geest en gemoed zijn zulke reizen
zo bevorderlijk voor goede nabuur
schap." (Wbl. r. Gyiii». c» M.O.)
,,Een lang, slanke veertiger, zwart
haar, een kleine moustadie." (T.)
,,Is dat niet wat wij mor
noemen?" vraagt een lezer. Kan
iemand ons inlichten?
Paindeluxe-brood
In bankkringen waagt men zich
nog niet aan een prognose voor de
toekomst. De redenen die tot de
koersdalingen aanleiding hebben ge
geven, blijven voortbestaan." (K.)
Is het hert dan gedoemd om geheel
uit te sterven?" (U. Nbl.)
Op de glibberige paden
De negatieve atmosfeer der be
sprekingen wordt onder het publiek
weerspiegeld." (Vad.)
Zijn verweer heeft aan dit praatje
de giftand uitgebroken."
( Volksonderw.)
De Engelschman pleegt dit zoo
kernachtig te zeggen: there is
someting rotten in the state." (O.If.C.)
Marcellus zei het nog iets kern
achtiger: Something is rotten in
the state." (Hamlet, l, IV)
Frankrijk z'n heil ligt in het
doen van concessies", schrijft het
S.D. Volksblad z'n redacteur.
Dat lastige Hollandsen
WEEST WAARDIG, EXCELLENTIE !"
(Volk en V ad.)
Een lezer vraagt wat het bericht
van de R. beduidt dat Chamberlain
en Halifax steeds nauwere militaire
afspraken breien". Hij zoeke in zijn
woordenboek op to knit together".
Een klok van 7000 Kg., de groot
ste welke sinds 200 jaar in Nederland
gegoten is, is de j!<>iu/><>:!, bestemd
voor het Lcidse stadhuis."
C6'. D. Volhsbl.)
Vermoedelijk aldus genaamd naar
Louis de Bourdon.
Mag een boer een hond dood
schieten, die achter de schapen in zijn
\\eiland zit?" (T.)
Als het zijn eigen hond is, ja. En
dan doet het er niet toe, waar het
beest zit.
PAG..16 DE GROENE No. 3222