Historisch Archief 1877-1940
De verdediging van Indi
Hoe moeten de vlootkosten verdeeld worden ?
DE bewapeningskoorts stijgt in alle landen
tot steeds hooger temperaturen; het is
alsof de thermometer bij een gloeiende
kachel gehouden wordt. Onder die omstandigheden
is het geen wonder, dat ook het bezadigde Koninkrijk
der Nederlanden er door is aangetast. De drang tot
opvoering der bewapening komt daardoor
tegeiwoordig van onderop: Het is niet meer de regeer'n j
die de bewilliging der volksvertegenwoordiging
moet afdwingen voor haaf defensie-plannen,
maar het zijn de Kamers, die de regeering aansporen
tot steeds grooter inspanning op militair gebied.
Uit financieel oogpunt is deze verwisseling van
rollen niet zonder gevaar. De onmisbare
contro1 «erende functie der volksvertegenwoordiging wordt
er door aangetast, zoodat het grootendeels van de
regeering zelf afhangt of het evenwicht tusschen
de Staats-inkomsten en -uitgaven niet nog meer
verstoord zal worden dan het reeds is. Het spreekt
vanzelf, dat, nu de normale remmende werking
van de volksvertegenwoordiging heeft plaats ge
maakt voor een aandrijvende kracht tot verhooging
der defensie-uitgaven, de verleiding voor de regee
ring groot moet worden om daaraan toe te geven en
te meer, omdat de sterkte van onze weermacht in
vergelijking met die van buitenlandsche mogend
heden inderdaad voortdurend uitbreiding behoeft.
Dit laatste geldt ook en zelfs in het bijzonder de
Weermacht in Indië.
Langen tijd is men bij het bepalen van de daarvoor
benoodigde sterkte uitgegaan van de gedachte, dat
haar taak in hoofdzaak beperkt kon blijven tot
eenvoudige neutraliteitshandhaving. Later is daar
aan toegevoegd de verdediging van het gebied met
hulp van andere mogendheden, terwijl thans de
opvatting zich baan breekt, dat Nederland in de
noodzakelijkheid kan komen zich zelfstandig,
althans gedurende eenigen tijd, te verdedigen tegen
een groote zeemogendheid, b.v. Japan.
Wanneer men dan bedenkt, dat de Japansche
vloot aan het einde van 1937 een sterkte had van
10 slagschepen, 39 kruisers (waarvan 13 boven
de leeftijdsgrens) 105 jagers (waarvan 26 boven de
leeftijdsgrens) en 57 onderzeebooten (waarvan 16
boven de leeftijdsgrens), dan maakt inderdaad de
Indische vloot volgens het plan-Deckers met haar
3 kruisers, 12 jagers en 24 onderzeebooten, ge;n
indrukwekkend figuur. En dan blijft nog buiten
beschouwing dat een versterking van de Japansche
vloot in aantocht is met 3 slagschepen, 9 kruisers,
49 jagers en u onderzeebooten.
OVER de richting, waarin deze uitbreiding ge
zocht moet worden, bestaat verschil van mee
ning. De overtuiging, dat Nederland met
bovenwaterschepen toch niet in staat is te concurreeren met
een mogendheid als Japan, leidt bij sommigen tot
de meening, dat wij beter doen onze kracht te zoeken
in het kleine gevaar: onderzeebooten,
motor-torped3-booten en vliegtuigen. De marine zelf echter be
veelt eendrachtig uitbreiding met groote
bovenwaterschepen aan; tot voor korten tijd gold als
ideaal de sterkte van zes kruisers; sedert korten tijd
wórdt bovendien propaganda gemaakt voor 4
slagschepen, waarbij dan de totale sterkte zou komen
op 4 slagschepen, 6 kruisers, 2 flottieljeleiders, 24
jagers en 32 onderzeebooten.
Is dit een definitieve grens voor de maritieme
desiderata ? Het lijkt allerminst waarschijnlijk,wan
neer men dit laatste lijstje vergelijkt met de Ja
pansche sterkte te minder omdat van de
Nederlandsche sterkte ook nog altijd een belangrijk deel
(ongeveer 1/3) in Nederland verblijven moet wegens
het over-en-weer" dienen van het personeel.
De regeering houdt intusschen voor het tegen
woordige nog halt bij het ietwat bijgewerkte
planDeckers. Zij grondt dit op financieele redenen: de
kosten van 4 slagschepen b.v. begrootte de minister
op 40 millioen per jaar. Wanneer de regeering
echter haar kracht blijft zoeken in
bovenwaterschepen, dan zal zij op den duur er moeilijk aan
ontkomen om op het hellende vlak plaats te nemen
dat naar een steeds verder uitzettende slagvloot
voert.
Dit vooruitzicht verleent een bijzonder gewicht
aan het vraagstuk van de verdeeling der kosten
over Indiëen Nederland een vraagstuk, dat
Restaurant DORRIUS
N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam
PLATS DU JOUR EN A LA CA RT E
reeds moeilijkheden oplevert nu de regeering zich
nog maar beperkt tot het plan-Deckers.
ZOOALS men weet, draagt Indiëgeheel de
kosten voor het leger, zoomede voor de eigen
maritieme middelen, terwijl de uitgaven voor het
in Indiëaanwezige deel der Staatsmarine verdeeld
worden over de Rijks- en de Indische begrootingen.
Voor het jaar 1939 zijn de Indische uitgaven ge
raamd op 71 millioen voor het leger en 27.4 millioen
voor de marine, terwijl het moederland voor land
en zeemacht te samen in 1939 aan gewone en
buitengewone uitgaven 234 millioen zal uitgeven.
Over 1938 bedroegen de uitgaven voor de marine
in Indiëongeveer 5 millioen minder.
Het samenvallen van de stijging van het Indisch
aandeel in de marinekosten met 5 millioen
eenerzijds en de onvoldaanheid over de sterkte der marine
in vergelijking met die van Japan anderzijds heeft
aanleiding gegeven, dat door Indiëtegelijkertijd
wordt aangedrongen op verlaging van het eigen
aandeel n op versterking der marine.
De aandrang tot versterking is o. a. tot uiting
gekomen in een vergadering der Vaderlandsche
Club te Batavia, waar de leider van het officieele
propagandabureau van het Indische maritieme
departement stelling nam tegen het standpunt der
regeering door namens de geheele marine en met
instemming der vergadering de uitbreiding tot
zes kruisers te bepleiten. De aandrang tot verlaging
der Indische bijdragen spreekt o.a. uit de uitspraak
van den Volksraad tegen de nieuwe verdeeling
der vlootkosten,
Toch is die verdeeling niet ongunstig in vergelij
king met haar voorgangsters. Integendeel zou
Indiënaar de te voren geldende systemen aanmerke
lijk meer hebben moeten bijdragen in de totale
kosten. Het is echter nu eenmaal zoo, dat wanneer
de gezamenlijke uitgaven stijgen, de kosten van
beide deelgenooten daarvan de gevolgen dragen.
Het zou psychiologisch onjuist zijn, indien een
der partijen naar hartelust op versterking kon aan
dringen ten laste van de andere.
Tot dusver is feitelijk voor deze verdeeling nog
altijd het Koninklijk besluit van 1896 van kracht,
volgens hetwelk Indiëde uitgaven draagt voor de
locale maritieme middelen zoomede de exploitatie
kosten voor de in Indiëaanwezige vloot, terwijl ten
laste van Nederland alle overige uitgaven komen.
Sedert 1915 is echter van dit besluit afgeweken n.l.
door bovendien de helft der bouwkosten voor de in
Indiëaanwezige vloot ten laste van Indiëte brengen.
Deze afwijking werd echter onmogelijk ten gevolge
van de inzinking in de Indische financiën. Sedert
J935 g°ld daarom de regeling, dat Indiëhoogstens
de helft betaalde van exploitatie en bouw der voor
Indiëbestemde vloot en Nederland de rest.
TER vervanging van het verouderde besluit
van 1896 heeft de regeering nu een nieuwe
wettelijke regeling voorgesteld. Deze berust op het
beginsel, dat Indiëalleen de exploitatiekosten van
de in Indiëaanwezige vloot betaalt, en Nederland
de rest. Van den financieelen toestand in beide
gebiedsdeelen zal afhangen of Nederland een bij
drage geeft voor de exploitatiekosten, dan wel
Indiëmeebetaalt aan de bouwkosten. Ter beoor
deeling van dien financieelen toestand zijn schema's
opgemaakt ter bepaling van de bijdragen. Voor
1939 draagt dientengevolge Nederland 5 millioen
bij in de exploitatiekosten in Indië.
Dit systeem is aanmerkelijk gunstiger voor Indi
dan de tot dusver gevolgde regelingen: volgens de
regeling van 1915 zou Indiëvoor 1939 ongeveer
33 millioen meer moeten betalen dan volgens he,t
nieuwe systeem, en volgens de regeling van 1935
ongeveer 8.5 millioen meer.
De tegenkanting uit den Volksraad kan dan ook
klaarblijkelijk niet voortkomen uit de overweging,
dat de regeling ongunstiger geworden zou zijn;
ze berust uitsluitend op het feit, dat Indiëook zijn
aandeel moet dragen in de gestegen defensiekosten.
Dit is o. i. niet anders dan billijk. Natuurlijk
moet bij de verdeeling der kosten rekening gehouden
worden met de draagkracht. Dat is dan ook het
uitgangspunt voor de nieuwe verdeeling.
Dat Indiëdaardoor niet onmatig zwaar getroffen
wordt, blijkt overtuigend uit de belastingen, die
in Indiënog betrekkelijk zoo laag zijn, dat een
Indische gepensionneerde in Holland ongeveer
evenveel belasting betaalt van zijn pensioen als in
Indiëvan zijn traktement!
Onder deze omstandigheden zou het onjuist zijn
te zwichten voor het verzet van Indiëtegen de
nieuwe verdeeling der vlootkosten.
Een bewogen
De intrigues van het conclave dat
den nieuwen Paus moest kiezen
Met het oog op de bijeenkomst van het
conclave dat een opvolger voor Pius XI
moet kiezen, plaatst De Groene" het
spannende verhaal van een Paus-keuze
in de zeventiende eeuw. Het is ontleend
aan de Mémoires van den Franschen
kardinaal De Retz (1613?1679), a^e
bekend staan als een der beste afbeel
dingen van de zeventiende- eeuwsche
zeden en gewoonten, overigens vaak
met meer talent dan waarheidsliefde
te boek gesteld. De lezer gelieve bij
het hier volgend relaas, dat een aaneen
schakeling te zien geeft van intrigues, te
bedenken dat de kardinaal De Retz
gaarne dïzaken met een satyrisch oog
bekijkt en dat de gebeurtenissen, welke
hij met veel gevoel voor humor weer
geeft, ook naar den geest tot het ver
leden behooren.
Een kardinaal komt te Rome aan
Zij die nog nimmer een conclave hebben bij
gewoond, kunnen zich geen denkbeeld vormen van
de illusies der menschen ten aanzien van de pause
lijke waardigheid. Terecht kan men spreken van
,,rabia papale".
Deze harde woorden die men natuurlijk niet kan
losmaken van den tijd waarin zij werden ge
schreven, vindt men in de beroemde Mémoires
van den Franschen kardinaal De Retz, den man,
die een leven heeft geleid dat onder de interessant
ste der zeventiende eeuw gerekend mag worden.
Frangois-Paul de Gondi, zooals hij heette, was in
1613 geboren, had in de tumultueuse veertiger
jaren der genoemde eeuw een rol gespeeld bij de
Fransche adels-oppositie tegen het centraliseerend
gezag des konings, had, toen deze oppositiebeweging
de Fronde mislukt was, twee jaar lang in de
gevangenis gezucht, en was er eerst in het jaar
1654, dank zij enkele halsbrekende toeren in ge
slaagd, uit zijn kerker te ontsnappen. Daar hij
reeds vóór zijn gevangenschap tot kardinaal was
benoemd, besloot hij naar het Pauselijk hof te
reizen.
Na een langdurige reis kwam De Retz, wiens
relaas wij hier verder op den voet zullen volgen,
te Rome aan, nadat hij onderweg tijdens een onweer
nog bijna was verdronken in een bergstroom. Nog
niet eens gearriveerd, kreeg hij reeds van een der
Fransche kardinalen te hooren, dat de Fransche
factie heftig tegen hem gekant was. Hetgeen hem
niet belette, op 30 November van het jaar 1654
Innocentius X
PAG. 4 DE GROENE N«.3122