De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 11 maart pagina 11

11 maart 1939 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

JPranscnen in net oteaelijk JN^useum A. M. Hammacher IN het zaaltje, waar in doodsche schemerige be lichting de Utrillo's hangen, komen de bezoe kers van deze tentoonstelling aan, nadat zij eenige vroegere Picasso's, Bonnard, Vuillard en de groote zaal van Braque hebben gezien. En zij herademen. Eindelijk weer schilderkunst, einde lijk een naam die gedekt wordt door iets anders dan tijd en mode. Utrillo beteekent hier, dat men zich reeds na enkele seconden opgelucht voelt zoodra men een herkenbaar realiteitsbeeld in een op kamers berekend formaat gewaar wordt. Zoo blijkt niet alleen de kern van deze tentoonstelling maar de kern van schilderkunst te ontgaan aan velen. Tegenwoo'rdig met een geruster hart dan 10 a 15 jaren geleden. Thans heet het modernisme der Parijzenaars reeds verouderd, nu tallooze jon geren tot neo-klassieke formules of tot een ge temperd fijn schilderen zijn overgegaan. Het is meer dan ooit zaak te onderscheiden en zonder omwegen, zonder ons iets aan te trekken van afleidende stroomingen, de hoedanigheden van deze schilderkunst te zien. Als geheel genomen is deze tentoonstelling vooral van belang voor Picasso, Braque en Matisse. Met heel wat minder Bonnard en Vuillard had men kun nen volstaan. Utrillo, Rouault zijn wat lukraak en in het verband der groote groepen van Braque, Matisse en Picasso, niet feilloos gekozen. Leger hangt, onverdiend, in een moordend licht, op de even brutaal witgekalkte onrustige muren van de trappenhal, welks architectuur dit wit en deze oneer biedige moderne camouflage allerminst verdraagt. Het is erger dan vroeger en met het dundoek daar boven voor elk kunstwerk, ook voor Leger, een ware proeve van executie. De tentoonstelling dient zich in het geheel niet aan als een overzicht, nog minder als een volledig beeld der sterkste meesters. Ze mag dus als zoodanig niet gemeten worden. Het doet er weinig toe of figuren ontbreken, noch hoe men aan deze werken is gekomen. Wij hebben ons alleen af te vragen hoe de qualiteit is, of er belangrijke meesters hangen. En dat is onloochenbaar. We zien hier zoo weinig van Picasso, Braque en Matisse, dat deze groepen de expositie geheel motiveeren. ER is tegenwoordig een neiging Braque te ver kiezen boven Picasso. Picasso stoot af en verontrust. Zijn moedwil stoot af, zijn vernielzucht, zijn heftigheid. Men wantrouwt den schilder, die teeder en bedroefd kon zijn in den tijd der acrobaten en harlequins, die a la Ingres beheerscht en koel kon formuleeren in lijnen en die alles vergruizelde en moedwillig uitdagend een soort charlatan scheen te zijn of te spelen, n die verbazen en verschrikken wilde. Braque is rustiger en evenwichtiger. Hij, door en Braque : Stilleven met oesters (1937) door Fransch, is het harmonische toegekeerd, niet de afbraak. Een beheerscht speler, sterk in het organiseeren van het vlak en in het verfijnen van de kleur, zonder iets weg te nemen van de oor spronkelijke kracht der kleuren. Braque is inder daad een meester der Fransche schilderkunst, met een klassieken inslag. Het heeft tot voor kort geheeten, dat zijn tijd, de tijd van de opkomst van het cubisme en al wat daarna door onrust het bloed der schilderkunst koortsig maakte, de klassieke uitingsvorm on mogelijk had gemaakt. Klassiek is evenwel ook een wezenskenmerk, een aanleg der persoonlijk heid. Braque is zoo, ondanks de onrust van zijn tijd, van nature ingesteld. Heel die baaierd van moderne middelen der schilderkunst beheerscht en benut hij terwille van zijn eigen drang om een orde uit te drukken, die ligt boven de orde der dagelijksche verschijningen. Hij heeft, als Ravel in de muziek, een groote zuiverheid, klaarheid en intensiteit bereikt, niet altijd vrij van raffinement, maar volmaakt verantwoord en met een latijnsche vormbeheersching. Ondanks het zeer individueele van deze schilderwijze deelt hij weinig mee van zijn eigen gevoelens, hij stort zijn hart niet uit, maar organiseert, in een vaak grootsche drift, zijn doek tot een verrukkelijke wereld van kleuren en vormen, sterk in de zware deelen, subtiel van schakeering in de lichtere deelen en met een bin dende krachtige lijnschriftuur, die soms speelscb/is. ONDANKS de gemeenschap der uitingsmiddelen, reeds in den cubistischen tijd, is de innerlijke gemeenschap van Braque en Picasso gering. Ze hebben weinig met elkander te maken. Er mag dan een duidelijke voorkeur ontstaan zijn voor Braque; diens harmonische geaardheid en typisch Fransche Twee schilderijen van Picasso Links: Jonge vrouw (1901) Rechts : De drie moskers (1921) kleur mogen velen aangenamer zijn, omdat Braque helderheid wekt en het spel der aardsche kleuren hoog heeft opgevoerd. Dit neemt niet weg, dat Picasso qualitatief over niet minder gegevens en vermogens beschikt. Hij kan de charlatan niet zijn waar men hem vaak voor aanziet. Zijn moed wil, zijn vernielzucht, zijn toch onmiskenbaar van een demonische gedrevenheid. Paul Haesaerts heeft het onlangs in zijn Picasso et Ie gout du Paroxysme" (editie Kompas en Spieghel), voor treffelijk uiteengezet, hoe Picasso door en door Spaansch is en bezeten door een donkeren drang tot uitersten te gaan. Picasso is psychisch dan ook belangrijker dan Braque. In Braque leeft ten slotte nog iets voort van de oude Fransche traditie, hij is nog een cul tuur der schilderkunst. Picasso is geen traditie, geen cultuur meer. Hij is een doorbraak. Vragen van mooi of leelijk, vragen van schoonheid doen zich niet voor. Het is alleen de vraag of het echt is en of het de beeldende middelen zijn, die het werk zijn kracht en leven geven. Het groote doek der drie musiceerende maskers (1921) is een prach tig voorbeeld van zijn dreigende kracht. Er is in zoo'n werk het stridente van een opgejaagde, altijd doorgaande muziek; een levensbeeld, dat fel is en, wanhopig, ongelukkig, gezien als een vizioen van dreigende kleurvlakken, die zoo gerangschikt zijn, dat uit die rangschikking het noodlottige wordt ervaren van deze opvoering. Er is geen twijfel: Picasso heeft het nadeel van zijn rauwe kleur en zijn felle destructieve neigingen; het nadeel van een snobistisch rumoer en een sensationeele be langstelling. Maar wie daar over heen kan komen, zal zich niet vergissen in een indruk van de donkere grootheid en waarheid, van de sombere, geniale drift van deze schilderkunst boven de maten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl