Historisch Archief 1877-1940
JPranscnen in net oteaelijk JN^useum
A. M. Hammacher
IN het zaaltje, waar in doodsche schemerige be
lichting de Utrillo's hangen, komen de bezoe
kers van deze tentoonstelling aan, nadat zij
eenige vroegere Picasso's, Bonnard, Vuillard en
de groote zaal van Braque hebben gezien. En zij
herademen. Eindelijk weer schilderkunst, einde
lijk een naam die gedekt wordt door iets anders
dan tijd en mode. Utrillo beteekent hier, dat men
zich reeds na enkele seconden opgelucht voelt
zoodra men een herkenbaar realiteitsbeeld in een
op kamers berekend formaat gewaar wordt. Zoo
blijkt niet alleen de kern van deze tentoonstelling
maar de kern van schilderkunst te ontgaan aan
velen. Tegenwoo'rdig met een geruster hart dan
10 a 15 jaren geleden. Thans heet het modernisme
der Parijzenaars reeds verouderd, nu tallooze jon
geren tot neo-klassieke formules of tot een ge
temperd fijn schilderen zijn overgegaan. Het is
meer dan ooit zaak te onderscheiden en zonder
omwegen, zonder ons iets aan te trekken van
afleidende stroomingen, de hoedanigheden van
deze schilderkunst te zien.
Als geheel genomen is deze tentoonstelling vooral
van belang voor Picasso, Braque en Matisse. Met
heel wat minder Bonnard en Vuillard had men kun
nen volstaan. Utrillo, Rouault zijn wat lukraak en
in het verband der groote groepen van Braque,
Matisse en Picasso, niet feilloos gekozen. Leger
hangt, onverdiend, in een moordend licht, op de even
brutaal witgekalkte onrustige muren van de
trappenhal, welks architectuur dit wit en deze oneer
biedige moderne camouflage allerminst verdraagt.
Het is erger dan vroeger en met het dundoek daar
boven voor elk kunstwerk, ook voor Leger, een
ware proeve van executie.
De tentoonstelling dient zich in het geheel niet
aan als een overzicht, nog minder als een volledig
beeld der sterkste meesters. Ze mag dus als zoodanig
niet gemeten worden. Het doet er weinig toe of
figuren ontbreken, noch hoe men aan deze werken
is gekomen. Wij hebben ons alleen af te vragen
hoe de qualiteit is, of er belangrijke meesters
hangen. En dat is onloochenbaar. We zien hier
zoo weinig van Picasso, Braque en Matisse, dat
deze groepen de expositie geheel motiveeren.
ER is tegenwoordig een neiging Braque te ver
kiezen boven Picasso.
Picasso stoot af en verontrust. Zijn moedwil
stoot af, zijn vernielzucht, zijn heftigheid. Men
wantrouwt den schilder, die teeder en bedroefd
kon zijn in den tijd der acrobaten en harlequins,
die a la Ingres beheerscht en koel kon formuleeren
in lijnen en die alles vergruizelde en moedwillig
uitdagend een soort charlatan scheen te zijn of te
spelen, n die verbazen en verschrikken wilde.
Braque is rustiger en evenwichtiger. Hij, door en
Braque : Stilleven met oesters (1937)
door Fransch, is het harmonische toegekeerd, niet
de afbraak. Een beheerscht speler, sterk in het
organiseeren van het vlak en in het verfijnen van
de kleur, zonder iets weg te nemen van de oor
spronkelijke kracht der kleuren. Braque is inder
daad een meester der Fransche schilderkunst, met
een klassieken inslag.
Het heeft tot voor kort geheeten, dat zijn tijd,
de tijd van de opkomst van het cubisme en al
wat daarna door onrust het bloed der schilderkunst
koortsig maakte, de klassieke uitingsvorm on
mogelijk had gemaakt. Klassiek is evenwel ook
een wezenskenmerk, een aanleg der persoonlijk
heid. Braque is zoo, ondanks de onrust van zijn
tijd, van nature ingesteld. Heel die baaierd van
moderne middelen der schilderkunst beheerscht
en benut hij terwille van zijn eigen drang om een
orde uit te drukken, die ligt boven de orde der
dagelijksche verschijningen. Hij heeft, als Ravel
in de muziek, een groote zuiverheid, klaarheid en
intensiteit bereikt, niet altijd vrij van raffinement,
maar volmaakt verantwoord en met een latijnsche
vormbeheersching. Ondanks het zeer individueele
van deze schilderwijze deelt hij weinig mee van
zijn eigen gevoelens, hij stort zijn hart niet uit,
maar organiseert, in een vaak grootsche drift,
zijn doek tot een verrukkelijke wereld van kleuren
en vormen, sterk in de zware deelen, subtiel van
schakeering in de lichtere deelen en met een bin
dende krachtige lijnschriftuur, die soms speelscb/is.
ONDANKS de gemeenschap der uitingsmiddelen,
reeds in den cubistischen tijd, is de innerlijke
gemeenschap van Braque en Picasso gering. Ze
hebben weinig met elkander te maken. Er mag dan
een duidelijke voorkeur ontstaan zijn voor Braque;
diens harmonische geaardheid en typisch Fransche
Twee schilderijen van Picasso
Links: Jonge vrouw (1901)
Rechts : De drie moskers (1921)
kleur mogen velen aangenamer zijn, omdat Braque
helderheid wekt en het spel der aardsche kleuren
hoog heeft opgevoerd. Dit neemt niet weg, dat
Picasso qualitatief over niet minder gegevens en
vermogens beschikt. Hij kan de charlatan niet
zijn waar men hem vaak voor aanziet. Zijn moed
wil, zijn vernielzucht, zijn toch onmiskenbaar van
een demonische gedrevenheid. Paul Haesaerts
heeft het onlangs in zijn Picasso et Ie gout du
Paroxysme" (editie Kompas en Spieghel), voor
treffelijk uiteengezet, hoe Picasso door en door
Spaansch is en bezeten door een donkeren drang
tot uitersten te gaan.
Picasso is psychisch dan ook belangrijker dan
Braque. In Braque leeft ten slotte nog iets voort
van de oude Fransche traditie, hij is nog een cul
tuur der schilderkunst. Picasso is geen traditie,
geen cultuur meer. Hij is een doorbraak. Vragen
van mooi of leelijk, vragen van schoonheid doen
zich niet voor. Het is alleen de vraag of het echt
is en of het de beeldende middelen zijn, die het
werk zijn kracht en leven geven. Het groote doek
der drie musiceerende maskers (1921) is een prach
tig voorbeeld van zijn dreigende kracht. Er is in
zoo'n werk het stridente van een opgejaagde, altijd
doorgaande muziek; een levensbeeld, dat fel is en,
wanhopig, ongelukkig, gezien als een vizioen van
dreigende kleurvlakken, die zoo gerangschikt zijn,
dat uit die rangschikking het noodlottige wordt
ervaren van deze opvoering. Er is geen twijfel:
Picasso heeft het nadeel van zijn rauwe kleur en
zijn felle destructieve neigingen; het nadeel van
een snobistisch rumoer en een sensationeele be
langstelling. Maar wie daar over heen kan komen,
zal zich niet vergissen in een indruk van de donkere
grootheid en waarheid, van de sombere, geniale
drift van deze schilderkunst boven de maten.