De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 18 maart pagina 11

18 maart 1939 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Bal: k ans van net tooneelseizoen, L Eduard Verkade IN Maart is het speelseizoen alweer bijna voorbij en men mag na dien tijd niet veel meer ver wachten. De aandacht van directeuren en tooneelspelers wordt verder vrijwel in beslag genomen door de zorgen voor het volgend seizoen, nieuw af te sluiten contracten, correspondentie met de provincie, en het maken van plannen voor de a.s. zomermaanden zonder een engagement. Daarom is het nu het juiste moment, een overzicht te geven van dit seizoen. Van de drie hoofdsteden telt Rotterdam als Theaterstad" niet meer mee. De tooneelontwikkeling staat daar in het teeken van V.U. en Revue. Ja, zelfs de Rotterdamsche critici verliezen de routine, over premières te schrijven, zooals men uit de beoordeelingen van de voor de Volks-Universiteit als oer-première gegeven voorstellingen kan lezen. Resten dus: Amsterdam en Den Haag. Terwijl verleden jaar in Den Haag met angst en beven Dirk Verbeek werd benoemd, is in Amsterdam met groote overtuiging Cor van der Lugt Melsert als vaste bespeler van den Stadsschouwburg aan gesteld. Zoowel Verbeek als Van der Lugt onder vonden een uiterst tegemoetkomende houding van de autoriteiten. Beide zijn verzekerd van een voor dezen tijd groot subsidie, beide verkregen nieuw kapitaal van particuliere zijde voor hunne respec tievelijke N.V.'s. Van der Lugt kreeg twee speel dagen per week in den Koninklijken Schouwburg te Den Haag; hij betaalt een zeer redelijken huur in Amsterdam en hem werden bovendien twee series in het gemeentelijk abonnement gegund. Op deze wijze bleven er, commercieel gesproken, niet veel mogelijkheden in Amsterdam en Den Haag voor de particuliere gezelschappen over. Hoe is nu, in artistieken zin, het seizoen tot heden verloopen ? Op n belangrijke uitzondering na (Het Centraal Tooneel) kreeg geen der particuliere gezelschappen een been aan den grond. Else Mauhs behaalde bij Het Masker" een groot persoonlijk succes; maar een rol voor een virtuose in een verouderden draak draagt niet bij tot eenige artistieke ontwikkeling. Een kunstenares als Else Mauhs behoeft het effect van zelfbeklag en valsche romantiek niet. De waarde van een gezelschap wordt bepaald door de keuze van het repertoire n de mate waarin den stukken bij opvoering recht wedervaart. Voor de keuze van het repertoire is de artistieke leiding verantwoordelijk, uiteindelijk de beslissende direc teur, terwijl de regisseur, zoodra hij de bezetting en monteering mag bepalen, verantwoordelijk is voor de uitvoering. Zoowel de auteurs als de spelers zijn afhankelijk van de mogelijkheden welke hun worden geboden. Bij de beoordeeling eener opvoe ring moet de criticus, wil hij in hoogeren zin eerlijk in zijn oordeel zijn, in de eerste plaats onderscheiden den arbeid van den regisseur, en in hoeverre den intenties van het te spelen stuk recht is wedervaren. En eerst dan, binnen de grenzen van dit verband, kan het individueele spel worden beoordeeld. Zoo gezien, resten er in dit seizoen tot heden maar drie directies, die bespreking behoeven: De N.V. Het Nederlandsch Tooneel, directeur Cor van der Lugt Melsert, de N.V. Het Residentie-Tooneel, directie Dirk Verbeek, en het Centraal Tooneel, directeur Cees Laseur. HET eigenlijke tooneelseizoen werd ingeluid op 15 September '38 met het zwakste der drie tooneelstukken van dit jaar, met religieusgetinte tendenz. Pater Malachius" bleek een zwak effect-stuk, beslist onvoldoende vertaald en waar schijnlijk dito bewerkt door een anonymus. Van der Lugt voerde de regie en speelde de titelrol. De brave kloosterling, die een wonder verricht, werd door hem eenigszins vlak, maar oprecht en eenvoudig OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAG - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART Permanente tentoonstelling van MODERNE SCHILDERIJEN Jos. Lussenburg Boschweg, Nunspeet gespeeld. Het volbrachte wonder had uit het spel van de vrouwelijke hoofdrol moeten blijken. Zij bleef echter even zielloos na als voor het wonder. Op het tooneel geschiedt voor de toeschouwers geen wonder wanneer een tooneelspeler Sim sala bim" zegt. Uit den toon, van iemands hart uit, moet de ontroering om het wonder en de wijding ontstaan. Maar in deze voorstelling kwamen alleen de dankbare pastorie-typen tot hun recht, terwijl de oude tooneelrot Louis van Gasteren dit keer ver boven allen uitstak als karakterspeler. De opvoering was een volkomen mislukking. Door het Residentie Tooneel werd het tweede religieuze stuk gegeven. Stralende Dageraad" is handig geschreven door den regisseur Macowan. Het heeft een intelligente dialoog en bevat voor treffelijke effecten. Waarschijnlijk werd dit stuk door Verbeek, op zoek naar repertoire, na het bij wonen van een Engelsche voorstelling gekozen. Het is echter geenszins het genre voor de regisseuse Ranucci Beekman. Wij zagen dan ook geen overtuigend ensemble-spel bij de eerste voor stelling in Amsterdam, waarin, eigenaardig genoeg, een tweetal opgenomen" rollen uitmuntten: nl. de fanatieke vertegenwoordiger van de groep: De staat vóór alles", (Ben Groenier) en die van den trouwhartigen, verliefden professor, (Philip La Chapelle) die terug komt op zijn atheïsme. Het geïnspireerde meisje, Leda, werd door Adrienne Canivez zeer overtuigend gespeeld. Conclusie: geloof en ongeloof kunnen uitsluitend door spelers met een onaantastbaar geloof aan de roeping van hun vak gespeeld worden. Het derde religieuse stuk Schijn en werkelijk heid", is qua dramatisch werk het sterkst, maar in een niet-Katholiek milieu werkt het stuk verwar rend en gelijkt het een aanval op de Katholieke geestelijkheid, ofschoon het dit geenszins beoogt. Ieder confessioneel geloof kent conflicten tusschen gebondenheid" en inspiratie". De auteur koos als plaats van handeling Ierland, met zijn fanatieke dogmatische geloovigen, met hun geest van fan tastische vrijbuiters. De strijd in dit stuk, gespeeld onder regie van Albert van Dalsum, is die tusschen den kanunnik, die iedere uiting van modernisme verafschuwt, gespeeld door Van Dalsum, een fraaie rol, en het visioenen ziende dorpsmeisje Brigitte (Charlotte Kohier), die is als de kinderen, vol rijk dom en eenvoud des harten." Inplaats van een soort afhankelijke Jeanne d'Are kregen wij echter een mishandelde dorps-idiote te zien, hetgeen de auteur niet bedoeld kan hebben. De vreugde en kracht der genade" ontbrak in haar spel en de figuur werd daardoor armelijk, zonder heroisme. MENSCHEN van onzen stand" (regie Cor van der Lugt) werd, op het spel van Loudi Nijhoff na, onnoodig een klap in het gelaat van den be schaafden toeschouwer. Alleen de leden van de slagers-familie deden aan als menschen van vleesch en bloed. De leden der aristocratie kregen door on voldoende uitbeelding bij voorbaat ongelijk. Wanneer de rolverdeeling en uitbeelding geen duide lijk reëil onderscheid tusschen verschillende stan den geeft, waar ligt dan de verdienste van den regis seur? Slechts personen met een minderwaardigheids complex zien gaarne, dat beschaving, intelligentie en eruditie als een leege waan worden voorgesteld. Het staat immers al meer dan een eeuw voor iedereen vast, dat de familie van een eerbiedwaardigen verstandigen spekslager ver boven een achter lijken vertegenwoordiger van een degenereerend aristocratisch geslacht staat. Cor van der Lugt wortelt als spelleider nog geheel in het naturalisme. Dit bleek nogmaals overtuigend uit zijn geslaagde regie van Het kind" van Heyermans. Er ontstond een uitstekend sluitend ensemble, door allen werd overtuigend en sober gespeeld. Alleen moet de tooneelspeler Van der Lugt zichzelf hoeden voor een al te groote niet-gespeelde" na tuurlijkheid. Zijn zeer uiteenloopende rollen als Pater Malachius", Dr. Larsen" en Napoleon" toonen geestelijk een te sterke verwantschap. Frans Mijnssen's Thuiskomst" (regie Van der Lugt) geschreven ongeveer in 1912, werd gespeeld in een decor van 1938. Daar bovendien in dezen dialoog de beide rollen volkomen onjuist waren verdeeld, behaalde de voorstelling een uitlachsucces, terwijl de voortreffelijke schets van Mijnssen een milden glimlach bij den toeschouwer beoogt. Te betreuren valt, dat Fientje de la Mar, van wier engagement men zooveel verwachtte, juist Susan in Susan en de betere wereld" te spelen kreeg, een rol die haar ondanks haar groote veel zijdigheid, niet bijzonder ligt. Dat er in deze voor stelling (regie van Van der Lugt) nog heel wat tot stand kwam is uitsluitend aan haar brillante vitali teit te danken geweest. Dat het echter mogelijk is een dankbaar stuk van Molnar, met een Fientje de la Mar, Theo Frenkel en Louis de Bree te doen mislukken, blijft een raadsel. Da regisseur Defresne speelde zulks nochtans klaar. Eveneens kwam van de Thompson Brothers", onder dezelfde regie, weinig terecht. De Bree is, wel is waar, meer komische raisonneur en typeur dan karakter-speler, maar gevoeligheid" ligt hem goed. Waarom werd zijn rol, de door zijn geweten vervolgde clown, niet als een menschenschuw ver eenzaamde gespeeld? Het spel van den impressario was toch waarlijk opdringerig genoeg om iemand al en scène menschenschuw te maken? Frenkel speelde amusant en sympathiek. Myra Ward even eens. Niettemin een onvoldoende opvoering. Zonder van Dalsum's Don Carlos en Gysbrecht, zouden de voorstellingen van Het Nederlandsch Tooneel alle eenvoudig ver onder de maat ge weest zijn. In Carlos werd door regie n individueel spel veel bereikt. Alleen het decor van zwarte gor dijnen met wisselende stukjes in het midden, van Snoek, voldeed slecht. Zeker, het is economisch, handig, goedkoop, maar volkomen in strijd met de romantiek van Schiller en de expressionistisch georiënteerde regie van Van Dalsum; het vermoeit en remt de fantasie der toeschouwers. De voor stelling ging ver boven die van de oude N.V. Het Nederlandsch Tooneel in 1918 uit, maar het prach tige decor van Wijdeveld van destijds was helaas geenszins benaderd. De reprise van Gysbrecht (regie Van Dalsum), had ondanks enkele zwakkere krachten dan verleden jaar, veel gewonnen aan zekerheid en rust. Alleen werkte het duel om den voorrang tusschen Frits van Dijk en Charlotte Kohier, onder Arends ver haal, vermoeiend. Van Gasteren's Bode deed wel dadig aan en het laatste tafereel bracht een zuiver gespeelde climax. Ten slotte Honeymoon" van Priestley: het is een zeer amusant, knap stuk. Maar de bezetting der moeilijke en genuanceerde hoofdrollen was volkomen onvoldoende. Het spel en de regie van Paul Storm is voorloopig die van een verwende leerling van een Mont ssori re^ie-klasje. Volkomen dilettantisch, zij het dan ook van goeden huize." Hierover later meer. Resumeerend moet verklaard, dat sinds de komst van Cor van der Lugt in den officieelen schouwburg van Amsterdam, meer stukken zijn uitgebracht dan vroeger, maar dat de tooneelspeel/cunsr als zoo danig bij deze leiding voorloopig in geen enkel opzicht heeft gewonnen. Gelukkig valt over de beide andere gezelschap pen in het volgend nummer veel goeds te zeggen. Het is n.l. geenszins een oninteressant tooneel seizoen geweest. Een grootsch en ontzagwekkend getuigenis van vooruitstrevende denkbeel den op kunst, techniek en sportgebied. Een waarlijk unieke bijeenzameling van technische en artistieke meesterwerken. INTERNATIONALE WATERTENTOONSTELLING LUIK 1939 MEI ? NOVEMBER PAG. II DE GROENE No. 3224

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl