Historisch Archief 1877-1940
Bal:
k
ans van net tooneelseizoen,
L
Eduard Verkade
IN Maart is het speelseizoen alweer bijna voorbij
en men mag na dien tijd niet veel meer ver
wachten. De aandacht van directeuren en
tooneelspelers wordt verder vrijwel in beslag genomen
door de zorgen voor het volgend seizoen, nieuw af
te sluiten contracten, correspondentie met de
provincie, en het maken van plannen voor de a.s.
zomermaanden zonder een engagement. Daarom is
het nu het juiste moment, een overzicht te geven
van dit seizoen.
Van de drie hoofdsteden telt Rotterdam als
Theaterstad" niet meer mee. De
tooneelontwikkeling staat daar in het teeken van V.U. en Revue. Ja,
zelfs de Rotterdamsche critici verliezen de routine,
over premières te schrijven, zooals men uit de
beoordeelingen van de voor de Volks-Universiteit
als oer-première gegeven voorstellingen kan lezen.
Resten dus: Amsterdam en Den Haag.
Terwijl verleden jaar in Den Haag met angst en
beven Dirk Verbeek werd benoemd, is in Amsterdam
met groote overtuiging Cor van der Lugt Melsert
als vaste bespeler van den Stadsschouwburg aan
gesteld. Zoowel Verbeek als Van der Lugt onder
vonden een uiterst tegemoetkomende houding van
de autoriteiten. Beide zijn verzekerd van een voor
dezen tijd groot subsidie, beide verkregen nieuw
kapitaal van particuliere zijde voor hunne respec
tievelijke N.V.'s. Van der Lugt kreeg twee speel
dagen per week in den Koninklijken Schouwburg te
Den Haag; hij betaalt een zeer redelijken huur in
Amsterdam en hem werden bovendien twee series
in het gemeentelijk abonnement gegund.
Op deze wijze bleven er, commercieel gesproken,
niet veel mogelijkheden in Amsterdam en Den Haag
voor de particuliere gezelschappen over.
Hoe is nu, in artistieken zin, het seizoen tot heden
verloopen ?
Op n belangrijke uitzondering na (Het Centraal
Tooneel) kreeg geen der particuliere gezelschappen
een been aan den grond. Else Mauhs behaalde bij
Het Masker" een groot persoonlijk succes; maar
een rol voor een virtuose in een verouderden draak
draagt niet bij tot eenige artistieke ontwikkeling.
Een kunstenares als Else Mauhs behoeft het effect
van zelfbeklag en valsche romantiek niet.
De waarde van een gezelschap wordt bepaald door
de keuze van het repertoire n de mate waarin den
stukken bij opvoering recht wedervaart. Voor de
keuze van het repertoire is de artistieke leiding
verantwoordelijk, uiteindelijk de beslissende direc
teur, terwijl de regisseur, zoodra hij de bezetting en
monteering mag bepalen, verantwoordelijk is voor
de uitvoering. Zoowel de auteurs als de spelers zijn
afhankelijk van de mogelijkheden welke hun
worden geboden. Bij de beoordeeling eener opvoe
ring moet de criticus, wil hij in hoogeren zin eerlijk
in zijn oordeel zijn, in de eerste plaats onderscheiden
den arbeid van den regisseur, en in hoeverre den
intenties van het te spelen stuk recht is wedervaren.
En eerst dan, binnen de grenzen van dit verband,
kan het individueele spel worden beoordeeld.
Zoo gezien, resten er in dit seizoen tot heden
maar drie directies, die bespreking behoeven: De
N.V. Het Nederlandsch Tooneel, directeur Cor van
der Lugt Melsert, de N.V. Het Residentie-Tooneel,
directie Dirk Verbeek, en het Centraal Tooneel,
directeur Cees Laseur.
HET eigenlijke tooneelseizoen werd ingeluid
op 15 September '38 met het zwakste der
drie tooneelstukken van dit jaar, met
religieusgetinte tendenz. Pater Malachius" bleek een zwak
effect-stuk, beslist onvoldoende vertaald en waar
schijnlijk dito bewerkt door een anonymus. Van
der Lugt voerde de regie en speelde de titelrol. De
brave kloosterling, die een wonder verricht, werd
door hem eenigszins vlak, maar oprecht en eenvoudig
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAG - NASSAUPLEIN 6
EASTERN ART
Permanente tentoonstelling van
MODERNE SCHILDERIJEN
Jos. Lussenburg
Boschweg, Nunspeet
gespeeld. Het volbrachte wonder had uit het spel
van de vrouwelijke hoofdrol moeten blijken. Zij
bleef echter even zielloos na als voor het wonder.
Op het tooneel geschiedt voor de toeschouwers
geen wonder wanneer een tooneelspeler Sim sala
bim" zegt. Uit den toon, van iemands hart uit, moet
de ontroering om het wonder en de wijding ontstaan.
Maar in deze voorstelling kwamen alleen de
dankbare pastorie-typen tot hun recht, terwijl de
oude tooneelrot Louis van Gasteren dit keer ver
boven allen uitstak als karakterspeler. De opvoering
was een volkomen mislukking.
Door het Residentie Tooneel werd het tweede
religieuze stuk gegeven. Stralende Dageraad" is
handig geschreven door den regisseur Macowan.
Het heeft een intelligente dialoog en bevat voor
treffelijke effecten. Waarschijnlijk werd dit stuk
door Verbeek, op zoek naar repertoire, na het bij
wonen van een Engelsche voorstelling gekozen.
Het is echter geenszins het genre voor de
regisseuse Ranucci Beekman. Wij zagen dan ook
geen overtuigend ensemble-spel bij de eerste voor
stelling in Amsterdam, waarin, eigenaardig genoeg,
een tweetal opgenomen" rollen uitmuntten: nl.
de fanatieke vertegenwoordiger van de groep:
De staat vóór alles", (Ben Groenier) en die van
den trouwhartigen, verliefden professor, (Philip
La Chapelle) die terug komt op zijn atheïsme. Het
geïnspireerde meisje, Leda, werd door Adrienne
Canivez zeer overtuigend gespeeld. Conclusie:
geloof en ongeloof kunnen uitsluitend door spelers
met een onaantastbaar geloof aan de roeping van hun
vak gespeeld worden.
Het derde religieuse stuk Schijn en werkelijk
heid", is qua dramatisch werk het sterkst, maar in
een niet-Katholiek milieu werkt het stuk verwar
rend en gelijkt het een aanval op de Katholieke
geestelijkheid, ofschoon het dit geenszins beoogt.
Ieder confessioneel geloof kent conflicten tusschen
gebondenheid" en inspiratie". De auteur koos
als plaats van handeling Ierland, met zijn fanatieke
dogmatische geloovigen, met hun geest van fan
tastische vrijbuiters. De strijd in dit stuk, gespeeld
onder regie van Albert van Dalsum, is die tusschen
den kanunnik, die iedere uiting van modernisme
verafschuwt, gespeeld door Van Dalsum, een fraaie
rol, en het visioenen ziende dorpsmeisje Brigitte
(Charlotte Kohier), die is als de kinderen, vol rijk
dom en eenvoud des harten." Inplaats van een soort
afhankelijke Jeanne d'Are kregen wij echter een
mishandelde dorps-idiote te zien, hetgeen de auteur
niet bedoeld kan hebben. De vreugde en kracht
der genade" ontbrak in haar spel en de figuur werd
daardoor armelijk, zonder heroisme.
MENSCHEN van onzen stand" (regie Cor van
der Lugt) werd, op het spel van Loudi Nijhoff
na, onnoodig een klap in het gelaat van den be
schaafden toeschouwer. Alleen de leden van de
slagers-familie deden aan als menschen van vleesch
en bloed. De leden der aristocratie kregen door on
voldoende uitbeelding bij voorbaat ongelijk.
Wanneer de rolverdeeling en uitbeelding geen duide
lijk reëil onderscheid tusschen verschillende stan
den geeft, waar ligt dan de verdienste van den regis
seur? Slechts personen met een minderwaardigheids
complex zien gaarne, dat beschaving, intelligentie
en eruditie als een leege waan worden voorgesteld.
Het staat immers al meer dan een eeuw voor
iedereen vast, dat de familie van een
eerbiedwaardigen verstandigen spekslager ver boven een achter
lijken vertegenwoordiger van een degenereerend
aristocratisch geslacht staat.
Cor van der Lugt wortelt als spelleider nog geheel
in het naturalisme. Dit bleek nogmaals overtuigend
uit zijn geslaagde regie van Het kind" van
Heyermans. Er ontstond een uitstekend sluitend ensemble,
door allen werd overtuigend en sober gespeeld.
Alleen moet de tooneelspeler Van der Lugt zichzelf
hoeden voor een al te groote niet-gespeelde" na
tuurlijkheid. Zijn zeer uiteenloopende rollen als
Pater Malachius", Dr. Larsen" en Napoleon"
toonen geestelijk een te sterke verwantschap.
Frans Mijnssen's Thuiskomst" (regie Van der
Lugt) geschreven ongeveer in 1912, werd gespeeld
in een decor van 1938. Daar bovendien in dezen
dialoog de beide rollen volkomen onjuist waren
verdeeld, behaalde de voorstelling een
uitlachsucces, terwijl de voortreffelijke schets van Mijnssen
een milden glimlach bij den toeschouwer beoogt.
Te betreuren valt, dat Fientje de la Mar, van
wier engagement men zooveel verwachtte, juist
Susan in Susan en de betere wereld" te spelen
kreeg, een rol die haar ondanks haar groote veel
zijdigheid, niet bijzonder ligt. Dat er in deze voor
stelling (regie van Van der Lugt) nog heel wat tot
stand kwam is uitsluitend aan haar brillante vitali
teit te danken geweest.
Dat het echter mogelijk is een dankbaar stuk
van Molnar, met een Fientje de la Mar, Theo
Frenkel en Louis de Bree te doen mislukken,
blijft een raadsel. Da regisseur Defresne speelde
zulks nochtans klaar.
Eveneens kwam van de Thompson Brothers",
onder dezelfde regie, weinig terecht. De Bree is,
wel is waar, meer komische raisonneur en typeur
dan karakter-speler, maar gevoeligheid" ligt hem
goed. Waarom werd zijn rol, de door zijn geweten
vervolgde clown, niet als een menschenschuw ver
eenzaamde gespeeld? Het spel van den impressario
was toch waarlijk opdringerig genoeg om iemand
al en scène menschenschuw te maken? Frenkel
speelde amusant en sympathiek. Myra Ward even
eens. Niettemin een onvoldoende opvoering.
Zonder van Dalsum's Don Carlos en Gysbrecht,
zouden de voorstellingen van Het Nederlandsch
Tooneel alle eenvoudig ver onder de maat ge
weest zijn. In Carlos werd door regie n individueel
spel veel bereikt. Alleen het decor van zwarte gor
dijnen met wisselende stukjes in het midden, van
Snoek, voldeed slecht. Zeker, het is economisch,
handig, goedkoop, maar volkomen in strijd met
de romantiek van Schiller en de expressionistisch
georiënteerde regie van Van Dalsum; het vermoeit
en remt de fantasie der toeschouwers. De voor
stelling ging ver boven die van de oude N.V. Het
Nederlandsch Tooneel in 1918 uit, maar het prach
tige decor van Wijdeveld van destijds was helaas
geenszins benaderd.
De reprise van Gysbrecht (regie Van Dalsum),
had ondanks enkele zwakkere krachten dan verleden
jaar, veel gewonnen aan zekerheid en rust. Alleen
werkte het duel om den voorrang tusschen Frits
van Dijk en Charlotte Kohier, onder Arends ver
haal, vermoeiend. Van Gasteren's Bode deed wel
dadig aan en het laatste tafereel bracht een zuiver
gespeelde climax.
Ten slotte Honeymoon" van Priestley: het is
een zeer amusant, knap stuk. Maar de bezetting
der moeilijke en genuanceerde hoofdrollen was
volkomen onvoldoende. Het spel en de regie van
Paul Storm is voorloopig die van een verwende
leerling van een Mont ssori re^ie-klasje. Volkomen
dilettantisch, zij het dan ook van goeden huize."
Hierover later meer.
Resumeerend moet verklaard, dat sinds de komst
van Cor van der Lugt in den officieelen schouwburg
van Amsterdam, meer stukken zijn uitgebracht
dan vroeger, maar dat de tooneelspeel/cunsr als zoo
danig bij deze leiding voorloopig in geen enkel
opzicht heeft gewonnen.
Gelukkig valt over de beide andere gezelschap
pen in het volgend nummer veel goeds te zeggen.
Het is n.l. geenszins een oninteressant tooneel
seizoen geweest.
Een grootsch en
ontzagwekkend getuigenis van
vooruitstrevende denkbeel
den op kunst, techniek en
sportgebied. Een waarlijk
unieke bijeenzameling van
technische en artistieke
meesterwerken.
INTERNATIONALE
WATERTENTOONSTELLING
LUIK 1939
MEI ? NOVEMBER
PAG. II DE GROENE No. 3224