Historisch Archief 1877-1940
Wetenschap
Franciscus Cornelis Donders
Het leven van NederlancPs grootsten oogarts
Prof. dr. C. Winkler
Vrijdag a.s. is het vijftig jaar geleden dat de wereldberoemde
Nederlandsche hoogleeraar prof. dr. F. C. Donders overleden is. Het
hiervolgend gedenk-artikel is voor De Groene" geschreven door den thans
vier-en-tachtig-jarigen emeritus-hoogleeraar prof. dr. C. Winkler, die van
1873 tot 1879 aan de Utrechtsche Universiteit tot de leerlingen van den
grooten Donders behoorde, en tot diens dood contact met hem heeft gehad.
DEN 24sten Maart 1889 overleed te Utrecht,
na een langdurig lijden, Franciscus Cor
nelis Donders, een man, die tijdens zijn
leven de algemeen erkende leider der natuuronder
zoekers in Nederland is geweest. En nog veel meer.
Hij was een in wetenschap vooraanstaand man, die
uitblonk boven al zijn tijdgenooten. Van den beginne
af aan, tot het einde van zijn welbesteed leven,
hield de studie der physiologie hem bezig.
Donders was beroemd, deels door zijn ongelooflijk
groote vaardigheid als waarnemer en
natuurvorscher, deels door zijn helder inzicht, niet alleen op
wetenschappelijk gebied, maar ook in vele politieke
en staatkundige onderwerpen, deels en vooral,
omdat hij in waarheid was: een groot en goed
mensch" gelijk Nicolaas Beets hem eenmaal
genoemd heeft.
Te Tilburg werd Donders den aysten Mei 1818
geboren, als jongste zoon in een onbemiddeld en
groot gezin. Op zevenjarigen leeftijd werd hij naar
Duizel in Brabant gezonden, naar de school van
Meester Panken, die hem op twaalfjarigen leeftijd
aanstelde tot ondermeester. Korten tijd later ging
hij naar de Fransche school in Tilburg en leerde
later in Boxmeer van de eerwaarde paters ook
Latijn en een weinig Grieksch.
Na deze. uiterst onvolledige opleiding kwam
Donders op i7-jarigen leeftijd te Utrecht. Hij werd
kweekeling der school voor militaire geneeskun
digen en tevens student in de geneeskunde aan de
Universiteit aldaar. Hij studeerde snel af en werd
officier van gezondheid". Als zoodanig werd hij te
Vlissingen geplaatst en schreef daar zijn dissertatie
Observationes anatomico-pathologicas de centro
nervoso". Men staat vol bewondering voor de be
gaafdheid van den man die, in een tijd dat een
bruikbaar mikroskoop nog niet bestond, met het
bloote oog zulke nauwkeurige waarnemingen over
hersenvliesontsteking wist te doen.
Overgeplaatst naar 's Gravenhage vond de jonge
geleerde, die, overal waar hij kwam, de eerste wist
te zijn, een volmaakte gelegenheid zich te ont
plooien en gelijk hij zelf uitdrukt kennis te nemen,
zoowel van het hofleven, als van het staatsleven,
van de politiek en van de kunst".
Ofschoon Donders den Haag slechts noode verliet,
begreep hij toch, dat het op zijn weg lag, te dingen
naar een positie als docent. Hij was immers niet
alleen een groot meester, wanneer hij door scherpe,
ja ongeëvenaarde waarneming feiten verzamelde,
maar ook wanneer hij het uit die feiten getrokken
weloverwogen en zorgvuldig doordachte besluit, in
een meesterlijken vorm wist uit te drukken. Daarom
was het voor hem noodzakelijk te doceeren.
Doceeren was zijn lust en zijn leven, haast zou men
zeggen: ,,zijn roeping".
Het sprak derhalve van zelf, dat men een zoo
veelzijdig man aan de Universiteit te Utrecht
trachtte te verbinden. Hij werd in 1847 aan die
Universiteit tot buitengewoon hoogleeraar benoemd
om onderwijs te geven in de anatomie, de histologie
en de physiologie. Donders aanvaardde dit ambt met
een redevoering?De harmonie van het dier ijk leven."
Ter gelegenheid van de herdenking van Donders'
honderdsten geboortedag, 27 Mei 1918, zegt
Pekelharing treffend en volkomen terecht: Elk college
van Donders was een kunstwerk. Het eenige
bezwaar, dat er misschien tegen kon worden
ingebracht, zou zijn, dat hij de moeilijkste zaken zóó
helder en geleidelijk voordroeg, dat een student
allicht zich kon laten meesleepen en den indruk
kon krijgen dat ze ook eenvoudig waren".
IN Utrecht trof Donders den beroemden schei
kundige Gerrit Jan Mulder. Te zamen met den
zoöloog Prof. Harting en met Jac. Moleschott werkte
Donders bij dien grooten man. Hij leerde er voor
het eerst den mikroskoop kennen en verdiepte zich
daarmee in het onderzoek der dierlijke weefsels.
Hij deed opmerkelijke waarnemingen op dit gebied,
maar was te veelzijdig om zich uitsluitend tot de
histologie te kunnen bepalen.
Toen in 1851 de oogspiegel door Helmholtz werd
ontdekt, behoorde Donders onder de eersten die dit
instrument gebruikten. Het werk van vier mannen:
Helmholtz, den physicus, Sir William Bowman,
den anatoom-klinicus, Donders, den physioloog en
von Graefe, den klinicus, vestigde de oogheelkunde
op een zoo stevigen wetenschappelijken grondslag,
zoodat zij als een afzonderlijk leervak haar intrede
in het algemeen geneeskundig onderwijs kon doen
en van toen af voor goed in het verband van het
geneeskundig onderwijs is ingeschakeld.
Vraagt men, hoe het toen ter tijd met het voor
schrijven van brillen was gesteld, dan moet het
antwoord luiden, dat dit de ruwste empirie was.
Donders begreep dit beter dan iemand anders. Het
kostte echter vele jaren van ernstigen arbeid eer in
1864 van 2iJn hand het boek kon verschijnen: On
the anomalies in the accomodation and the refraction
of the eye", (?Over afwijkingen in de accomodatie
en refractie van het oog") dat een volkomen om
wenteling te weeg bracht. Als met een tooverstaf
was door den physioloog Donders orde gebracht in
een grooten chaos. Hij legde den grondslag voor een
logische en betrouwbare brillenbepaling. Hij werd
daarmede de schepper van het eerste vak dat zich
van de chirurgie afsplitste, de ophtalmologie.
De physiologie maakte Donders tot oogarts. Op
zijn ophtalmologischen arbeid is de warme vriend
schap met Sir William Bowman van grooten invloed
geweest. Nadat Donders in Engeland het vermaarde
Moorfeldhospitaal voor ooglijders" had bezocht,
stichtte hij, juist 80 jaar geleden, het Nederlandsch
Gasthuis voor ooglijders". Een groot deel van zijn
levensarbeid heeft hij daar gegeven, bijgestaan door
Herman Snellen Sr. en anderen.
TOEN ik, na in 1874 het propadeutisch examen
te hebben afgelegd, de colleges in de Physiologie
van Donders mocht volgen, kon ik volkomen de
uitspraak van Pekelharing bevestigen: Elk college
van Donders was een kunstwerk" . Elk college was,
gelijk alles wat Donders deed, met de grootste
zorgvuldigheid voorbereid, n wat vorm, n wat
inhoud betrof.
Donders kende al zijn studenten, hij wist wat zij
waard waren, hij wist hen te leiden en overeen
komstig hun gaven te ontwikkelen.
Al in mijn studententijd hield Donders zich bezig
met de studie der kleurenblindheid. Een jong, be
gaafd, kleurenblind student hielp hem bij die studie.
Deze had den arbeid van Donders voldoende be
grepen om te beseffen waarom het ging, maar hij
was nimmer bereid de eindresultaten van die studie
na den dood van Donders op schrift te brengen. Toch
waren de resultaten, welke tijdens het leven van
Donders over dit onderwerp gepubliceerd zijn, ge
noegzaam voldoende om tegenover de tegenwer
pingen van den Heidelberger hoogleeraar Kühne
de leer der drie grondkleuren naar voren te
brengen, die thans als de leer van het kleurenzien
Prof. dr. F. C. Donders (1818?1889)
volgens Young-Helmholtz-Donders nog voortleeft.
Toen Donders zeventig jaar was geworden en zijn
afscheidsfeest was aangebroken was hij nog in zijn
volle kracht. Aandoenlijk was het oogenblik, toen
een kleine man met een schippersbaardje binnen
trad, met driftige pasjes naar het podium liep, om
daar Donders in de armen te vallen.
Die man was zijn oude vriend Prof. Moleschott,
uit Italiëvoor dit afscheid overgekomen. De twee
vrienden hadden elkaar altijd vereerd en bezegelden
voor den laatsten maal hun vriendschapsband.
Immers Donders zou na zijn afscheid niet lang meer
leven. De krachtige grijsaard kreeg een
hersenaandoening en dientengevolge een sterke stoornis van
het diepe gevoel aan de rechterzijde. Tijdens zijn
ziekte bleek, hoe groot de belangstelling van geheel
wetenschappelijk Europa voor dezen grooten man
was. Menig buitenlandsch geleerde kwam hem
bezoeken, ik noem slechts Hughling, Jackson, Von
Leyden, Pagenstecher. Het was een zware taak den
grooten man onkundig te laten van den ernst van
zijn lijden.
De groote verdiensten van Donders werden nog
tijdens zijn leven, hoe kon het ook anders, in alle
landen van Europa erkend. Achttien jaren achtereen
was hij voorzitter van de Natuurkundige afdeeling
der K. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam.
De Hollandsche Maatschappij voor wetenschappen
kende hem de gouden Boerhaave-medaille toe. De
Nederlandsche Regeering erkende ten volle zijn
verdiensten.
Allen, die het voorrecht hebben gehad, tot de
leerlingen van Donders te hebben behoord, zullen
toegeven dat hij als leermeester volmaakt was en
door hen op handen werd gedragen. Ik ben er als
leerling van Donders trotsch op, dat ik vijftig
jaren na zijn dood, een woord ter herinnering aan
hem mocht schrijven.
.liiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
imiiiiiiiiiiiitiiiiiiniiiiiiiimmmiiiiiiiiiiiiiiiim
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Merkwaardige berichten
Gedurende een lange regerings
periode is hij in het ongestoorde be/it
zijner macht gestorven.''(l)c Vacalurc)
,,Met inwendige bloedingen heeft
de G. G. JJ>. den gewonde naar het
(). L. Vrouwegastliuis overgebracht.''
_' ' C*'-)
Paindeluxe- brood
Hij inde de kwitanties en stak liet
geld in eigen zak." (Msb.)
Ken verklaring voor liet op liet
eerste gezicht wellicht paradoxaal
schijnende feit. liet scheen een para
dox te zijn. Schijnbare pa.radoxen die
een verklaring behoeven." (H-)
CHARIVARIA
drukkosten te uevflOi'OCll." (\~cil. S..S'. J
Het afiU"UiattO normale witte
licht." ' (M«>-iticU.)
..IJat zou het boek aan belangrijk
heid als lUK'lurtKH'.t' zeker doen
winnen." (\\'il. vnni. i n M.O. d,'.}
Ken miserabele morden ueïl'VuCht."
Nog meer nieuws over Kuyper
,In dit geval i;3 een kleinigheid voor
PAG. 15 DE GROENE No.
Zieners
De N.R.C, citeert uit een proef
schrift over dr. A. Kuyper:
Zijn overweldigende persoonlijk
heid \\erpt in ons land haar reus
achtige schaduw over heel de tweede
helft van de twintigste eeuw."
en besluit:
\Yij zien nu ook de reusachtige
schaduw die ligt over de tweede helft
3124
dat dr. A. Kuvper tegem
wordt doorgezaagd, wel niet i
helft blijft de grootste, m,
milder
dan als lieidensch-humanistiscli te
qualifieecren." (ff-)
, Het giftgas ligt gereed,
(linll. W U.)
Raap het in godsnaam niet op
om er mee te gooien.