De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 18 maart pagina 15

18 maart 1939 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Wetenschap Franciscus Cornelis Donders Het leven van NederlancPs grootsten oogarts Prof. dr. C. Winkler Vrijdag a.s. is het vijftig jaar geleden dat de wereldberoemde Nederlandsche hoogleeraar prof. dr. F. C. Donders overleden is. Het hiervolgend gedenk-artikel is voor De Groene" geschreven door den thans vier-en-tachtig-jarigen emeritus-hoogleeraar prof. dr. C. Winkler, die van 1873 tot 1879 aan de Utrechtsche Universiteit tot de leerlingen van den grooten Donders behoorde, en tot diens dood contact met hem heeft gehad. DEN 24sten Maart 1889 overleed te Utrecht, na een langdurig lijden, Franciscus Cor nelis Donders, een man, die tijdens zijn leven de algemeen erkende leider der natuuronder zoekers in Nederland is geweest. En nog veel meer. Hij was een in wetenschap vooraanstaand man, die uitblonk boven al zijn tijdgenooten. Van den beginne af aan, tot het einde van zijn welbesteed leven, hield de studie der physiologie hem bezig. Donders was beroemd, deels door zijn ongelooflijk groote vaardigheid als waarnemer en natuurvorscher, deels door zijn helder inzicht, niet alleen op wetenschappelijk gebied, maar ook in vele politieke en staatkundige onderwerpen, deels en vooral, omdat hij in waarheid was: een groot en goed mensch" gelijk Nicolaas Beets hem eenmaal genoemd heeft. Te Tilburg werd Donders den aysten Mei 1818 geboren, als jongste zoon in een onbemiddeld en groot gezin. Op zevenjarigen leeftijd werd hij naar Duizel in Brabant gezonden, naar de school van Meester Panken, die hem op twaalfjarigen leeftijd aanstelde tot ondermeester. Korten tijd later ging hij naar de Fransche school in Tilburg en leerde later in Boxmeer van de eerwaarde paters ook Latijn en een weinig Grieksch. Na deze. uiterst onvolledige opleiding kwam Donders op i7-jarigen leeftijd te Utrecht. Hij werd kweekeling der school voor militaire geneeskun digen en tevens student in de geneeskunde aan de Universiteit aldaar. Hij studeerde snel af en werd officier van gezondheid". Als zoodanig werd hij te Vlissingen geplaatst en schreef daar zijn dissertatie Observationes anatomico-pathologicas de centro nervoso". Men staat vol bewondering voor de be gaafdheid van den man die, in een tijd dat een bruikbaar mikroskoop nog niet bestond, met het bloote oog zulke nauwkeurige waarnemingen over hersenvliesontsteking wist te doen. Overgeplaatst naar 's Gravenhage vond de jonge geleerde, die, overal waar hij kwam, de eerste wist te zijn, een volmaakte gelegenheid zich te ont plooien en gelijk hij zelf uitdrukt kennis te nemen, zoowel van het hofleven, als van het staatsleven, van de politiek en van de kunst". Ofschoon Donders den Haag slechts noode verliet, begreep hij toch, dat het op zijn weg lag, te dingen naar een positie als docent. Hij was immers niet alleen een groot meester, wanneer hij door scherpe, ja ongeëvenaarde waarneming feiten verzamelde, maar ook wanneer hij het uit die feiten getrokken weloverwogen en zorgvuldig doordachte besluit, in een meesterlijken vorm wist uit te drukken. Daarom was het voor hem noodzakelijk te doceeren. Doceeren was zijn lust en zijn leven, haast zou men zeggen: ,,zijn roeping". Het sprak derhalve van zelf, dat men een zoo veelzijdig man aan de Universiteit te Utrecht trachtte te verbinden. Hij werd in 1847 aan die Universiteit tot buitengewoon hoogleeraar benoemd om onderwijs te geven in de anatomie, de histologie en de physiologie. Donders aanvaardde dit ambt met een redevoering?De harmonie van het dier ijk leven." Ter gelegenheid van de herdenking van Donders' honderdsten geboortedag, 27 Mei 1918, zegt Pekelharing treffend en volkomen terecht: Elk college van Donders was een kunstwerk. Het eenige bezwaar, dat er misschien tegen kon worden ingebracht, zou zijn, dat hij de moeilijkste zaken zóó helder en geleidelijk voordroeg, dat een student allicht zich kon laten meesleepen en den indruk kon krijgen dat ze ook eenvoudig waren". IN Utrecht trof Donders den beroemden schei kundige Gerrit Jan Mulder. Te zamen met den zoöloog Prof. Harting en met Jac. Moleschott werkte Donders bij dien grooten man. Hij leerde er voor het eerst den mikroskoop kennen en verdiepte zich daarmee in het onderzoek der dierlijke weefsels. Hij deed opmerkelijke waarnemingen op dit gebied, maar was te veelzijdig om zich uitsluitend tot de histologie te kunnen bepalen. Toen in 1851 de oogspiegel door Helmholtz werd ontdekt, behoorde Donders onder de eersten die dit instrument gebruikten. Het werk van vier mannen: Helmholtz, den physicus, Sir William Bowman, den anatoom-klinicus, Donders, den physioloog en von Graefe, den klinicus, vestigde de oogheelkunde op een zoo stevigen wetenschappelijken grondslag, zoodat zij als een afzonderlijk leervak haar intrede in het algemeen geneeskundig onderwijs kon doen en van toen af voor goed in het verband van het geneeskundig onderwijs is ingeschakeld. Vraagt men, hoe het toen ter tijd met het voor schrijven van brillen was gesteld, dan moet het antwoord luiden, dat dit de ruwste empirie was. Donders begreep dit beter dan iemand anders. Het kostte echter vele jaren van ernstigen arbeid eer in 1864 van 2iJn hand het boek kon verschijnen: On the anomalies in the accomodation and the refraction of the eye", (?Over afwijkingen in de accomodatie en refractie van het oog") dat een volkomen om wenteling te weeg bracht. Als met een tooverstaf was door den physioloog Donders orde gebracht in een grooten chaos. Hij legde den grondslag voor een logische en betrouwbare brillenbepaling. Hij werd daarmede de schepper van het eerste vak dat zich van de chirurgie afsplitste, de ophtalmologie. De physiologie maakte Donders tot oogarts. Op zijn ophtalmologischen arbeid is de warme vriend schap met Sir William Bowman van grooten invloed geweest. Nadat Donders in Engeland het vermaarde Moorfeldhospitaal voor ooglijders" had bezocht, stichtte hij, juist 80 jaar geleden, het Nederlandsch Gasthuis voor ooglijders". Een groot deel van zijn levensarbeid heeft hij daar gegeven, bijgestaan door Herman Snellen Sr. en anderen. TOEN ik, na in 1874 het propadeutisch examen te hebben afgelegd, de colleges in de Physiologie van Donders mocht volgen, kon ik volkomen de uitspraak van Pekelharing bevestigen: Elk college van Donders was een kunstwerk" . Elk college was, gelijk alles wat Donders deed, met de grootste zorgvuldigheid voorbereid, n wat vorm, n wat inhoud betrof. Donders kende al zijn studenten, hij wist wat zij waard waren, hij wist hen te leiden en overeen komstig hun gaven te ontwikkelen. Al in mijn studententijd hield Donders zich bezig met de studie der kleurenblindheid. Een jong, be gaafd, kleurenblind student hielp hem bij die studie. Deze had den arbeid van Donders voldoende be grepen om te beseffen waarom het ging, maar hij was nimmer bereid de eindresultaten van die studie na den dood van Donders op schrift te brengen. Toch waren de resultaten, welke tijdens het leven van Donders over dit onderwerp gepubliceerd zijn, ge noegzaam voldoende om tegenover de tegenwer pingen van den Heidelberger hoogleeraar Kühne de leer der drie grondkleuren naar voren te brengen, die thans als de leer van het kleurenzien Prof. dr. F. C. Donders (1818?1889) volgens Young-Helmholtz-Donders nog voortleeft. Toen Donders zeventig jaar was geworden en zijn afscheidsfeest was aangebroken was hij nog in zijn volle kracht. Aandoenlijk was het oogenblik, toen een kleine man met een schippersbaardje binnen trad, met driftige pasjes naar het podium liep, om daar Donders in de armen te vallen. Die man was zijn oude vriend Prof. Moleschott, uit Italiëvoor dit afscheid overgekomen. De twee vrienden hadden elkaar altijd vereerd en bezegelden voor den laatsten maal hun vriendschapsband. Immers Donders zou na zijn afscheid niet lang meer leven. De krachtige grijsaard kreeg een hersenaandoening en dientengevolge een sterke stoornis van het diepe gevoel aan de rechterzijde. Tijdens zijn ziekte bleek, hoe groot de belangstelling van geheel wetenschappelijk Europa voor dezen grooten man was. Menig buitenlandsch geleerde kwam hem bezoeken, ik noem slechts Hughling, Jackson, Von Leyden, Pagenstecher. Het was een zware taak den grooten man onkundig te laten van den ernst van zijn lijden. De groote verdiensten van Donders werden nog tijdens zijn leven, hoe kon het ook anders, in alle landen van Europa erkend. Achttien jaren achtereen was hij voorzitter van de Natuurkundige afdeeling der K. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. De Hollandsche Maatschappij voor wetenschappen kende hem de gouden Boerhaave-medaille toe. De Nederlandsche Regeering erkende ten volle zijn verdiensten. Allen, die het voorrecht hebben gehad, tot de leerlingen van Donders te hebben behoord, zullen toegeven dat hij als leermeester volmaakt was en door hen op handen werd gedragen. Ik ben er als leerling van Donders trotsch op, dat ik vijftig jaren na zijn dood, een woord ter herinnering aan hem mocht schrijven. .liiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii imiiiiiiiiiiiitiiiiiiniiiiiiiimmmiiiiiiiiiiiiiiiim niiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Merkwaardige berichten Gedurende een lange regerings periode is hij in het ongestoorde be/it zijner macht gestorven.''(l)c Vacalurc) ,,Met inwendige bloedingen heeft de G. G. JJ>. den gewonde naar het (). L. Vrouwegastliuis overgebracht.'' _' ' C*'-) Paindeluxe- brood Hij inde de kwitanties en stak liet geld in eigen zak." (Msb.) Ken verklaring voor liet op liet eerste gezicht wellicht paradoxaal schijnende feit. liet scheen een para dox te zijn. Schijnbare pa.radoxen die een verklaring behoeven." (H-) CHARIVARIA drukkosten te uevflOi'OCll." (\~cil. S..S'. J Het afiU"UiattO normale witte licht." ' (M«>-iticU.) ..IJat zou het boek aan belangrijk heid als lUK'lurtKH'.t' zeker doen winnen." (\\'il. vnni. i n M.O. d,'.} Ken miserabele morden ueïl'VuCht." Nog meer nieuws over Kuyper ,In dit geval i;3 een kleinigheid voor PAG. 15 DE GROENE No. Zieners De N.R.C, citeert uit een proef schrift over dr. A. Kuyper: Zijn overweldigende persoonlijk heid \\erpt in ons land haar reus achtige schaduw over heel de tweede helft van de twintigste eeuw." en besluit: \Yij zien nu ook de reusachtige schaduw die ligt over de tweede helft 3124 dat dr. A. Kuvper tegem wordt doorgezaagd, wel niet i helft blijft de grootste, m, milder dan als lieidensch-humanistiscli te qualifieecren." (ff-) , Het giftgas ligt gereed, (linll. W U.) Raap het in godsnaam niet op om er mee te gooien.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl