Historisch Archief 1877-1940
De Nederlandsche filmindustrie
De historie van een mislukking
C. Boost
^NGEVEER ter zelfder tijd, dat Alexander
\^/ Korda, een zwerver door alle Europeesche en
Amerikaansche filmstudio's, de volkomen
lustelooze Britsche filmindustrie tot een tijdelijk leven
kwam wekken, vestigden zich eenige Duitsche
avonturiers in Holland's vette polders om een zelfde
doel na te streven. Nederland bood toen het was
in 1933 vele ontginningsmogelijkheden. Geheel
zonder filmcultuur waren wij niet geweest. Er was,
zoo tusschen 1910 en 1918 een geregelde productie
geweest in de omgeving van Haarlem en den Haag,
waar mannen als Binger, Benno, Gildemeijer en
Theo Frenkel Sr. afwisselend volkskluchten en
zware, hijgende drama's maakten, deze laatsten
o.a. met Louis Bouwmeester en onze eerste star"
Annie Bos. Toen na den oorlog de Amerikaansche
productie los kwam, moesten de Nederlandsche
prestaties het afleggen tegen dit technisch meer
perfecte en door enorme kapitalen grootschere
product en bleef alleen Adrienne Solser in een
Schiedamsche studio nog eenigen tijd materiaal
leveren voor de volksbioscopen.
Een bloeiende Avant-Garde beweging (1928
1931) verliep buiten de massa om. De talrijke
meesterwerkjes van de onder groote moeilijkheden
werkende enkelingen waren in het buitenland
(vooral Frankrijk) meer bekend dan bij het eigen
volk. Eenige van deze filmers, als Ivens, Franken,
Theunissen, Hin en Strooband vonden later bij de
industrie of in opdracht van de industrie werk,
anderen moesten ophouden bij de komst der ge
luidsfilm, die de productiekosten te hoog opvoerde
voor individueele prestaties. Wat deze periode, zoo
niet aan het bioscooppubliek dan toch aan insiders
leerde, was de typische stijl van dit
Avantgarde werk, dat representatief moet worden geacht
voor het Nederlandsche filmgevoel en dat als meest
kenmerkende trek een gespannen aandacht voor
het détail, voor de kleine dingen van het
dagelijksche leven vertoonde. Voortbouwend op deze
wetenschap had men tot een filmproductie kunnen
komen, die rekening hield met de beperkte mogelijk
heden van een klein land en met de wezenseigen
schappen van het aanwezige filmgevoel. Maar de
pogingen in die richting, als Finale" of Terra
Nova" (1932) van Gerard Rutten en Tijd en
Ruimte" van Theo Güsten moesten mislukken door
beperkte outillage en gebrek aan geld.
Geld was er eerst, toen in 1933 Jaap Speyer, een
tweedehandsch regisseur uit Duitschland, De
Jantjes" zou gaan verfilmen, en het geld bleef
coulant toen een soortgelijk collega van Speyer,
A. Benno, Bleeke Bet" en vervolgens Speyer weer
Malle Gevallen" in beeld gingen brengen. Het
heeft geen zin alle mislukkingen op te noemen, die
in overhaast tempo tusschen 1933 en 1936 de twee
studio's, die Nederland plotseling rijk was,
verHULPMOTOR VOOR
ZEILJACHT
Als hulpmotor voor een zeiljacht kunt
U het beste een Albin bootmotor
kiezen, Albin, het betrouwbare
Zweedse fabrikaat. Zowel voor een
klein, open scheepje, als voor een
groot oceaan-zeiljacht heeft Albin
de juiste motor.
ALBIN
de beroemde Zweedse kwaliteitsmotor
1-2-4-6-cyl. van 2V2-80 PK
Benzine en petroleum
?
Vraagt ons eens geheel vrijblijvend
geïllustreerde catalogus A
Import voor Nederland
N. V. Handel Mij. v, h M. J oosten & Co
Singel 279 - Amsterdam-C. - Tel. 37225
AFD. MOTOREN
Voor elk jmoht een Albin~ motor
lieten. Uit een enquête, die Het Vaderland" begin
1937 hield onder gezaghebbende filmmenschen,
zoowel theoretisch als practisch, kwam een bijna
algemeene verontwaardiging tot uitdrukking over
de onverantwoordelijke wijze, waarop in een twee
tal jaren roofbouw was gepleegd op de goodwill van
publiek en financiers door menschen, die zonder
eenige gedachte aan de toekomst, een tijdelijk
gunstige conjunctuur uitbuitten. Er zij hier direct
aan toegevoegd, dat enkele gunstige uitzonderingen
als Op Hoop van Zegen" van Benno, Comedie
om Geld", van Ophüls, Lentelied", van Simon
Koster en Jonge Harten" van Huegenot van der
Linden en Josephson de heele historie minder
triest maakten, maar eind 1936 was de toestand
zóó, dat iedereen zich afgewend had van de ge
zamenlijke productie der lolindustrie" en niemand
ook maar eenig vertrouwen toonde in de toen nog
in productie zijnde Pygmalion" onder leiding van
Dr. Ludwig Berger. Tegen alle verwachting in
werd Pygmalion" het eerste eerlijke succes van
onze filmindustrie, en met de stichting der film
maatschappij Neerlandia" werd voor het eerst een
gezonde ccmmercieele en artistieke basis gelegd
voor een continu bedrijf, voorloopig in het tempo
van drie a vier films per jaar, waarvan wij thans
Vadertje Langbeen" en Morgen gaat 't beter"
hebben kunnen zien. Het samengaan van Neer
landia" met het verhuurkantoor Filmex" en het
theaterconcern City" garandeert haar bovendien
een doelmatige distributie en een vasten afnemer.
Onder deze omstandigheden schijnt het drama van
de Nederlandsche filmproductie een happy ending
te krijgen, ware het niet, dat ook deze nieuwe com
binatie fouten begint te maken, die vorigen pro
ducties catastrophaal werden.
TOEN, na Pygmalion", Dr. Berger ons verliet,
volgde Zelnik hem op en met alle waardeering
voor diens studio-routine, moet gezegd worden, dat
hij den genialen inslag van zijn voorganger niet
alleen mist, maar ook niet die capaciteiten bezit,
waardoor hij een leidend voorbeeld wordt voor onze
filmers. In de gokperiode 1933?1936 is geen
serieuze en voortdurende poging ondernomen, be
kwame Nederlandsche vakmenschen op filmgebied
op te nemen en op te leiden in het productieproces.
Mocht blijken, dat Hollandsche krachten ongeschikt
zijn voor het industrieele studiowerk, mocht het waar
zijn, wat eens neergeschreven werd, dat de Neder
landsche filmkunst vooral fotografische kwali
teiten bezat, maar het filmieke instinct miste en
evenals zoovele van onze kunstuitingen meer
statisch dan dynamisch was, dan staat het
continueeren van een filmindustrie, die slechts door
buitenlandsche krachten op gang gehouden kan
worden, gelijk aan een permanent leven boven zijn
(geestelijken) stand.
Belangrijker in dat geval zou dan zijn het
scheppen van mogelijkheden, die zich aanpassen
aan de beperkte capaciteiten, die wij op filmgebied
bezitten, met name het stimuleeren van een ge
regelde productie van documentaires, wetenschap
pelijke- en propagandafilms, die tegelijk het al te
lage peil van het doorsnee voorprogramma zouden
kunnen verhoogen. Hierbij zou dan directe tegen
werking van officieele instanties achterwege moeten
blijven en zou bijvoorbeeld een optreden van den
Nederlandschen Bioscoopbond als gedemonstreerd
bij de filmplannen der spoorwegen, onmogelijk ge
maakt moeten worden.
Bij deze kwestie zag de Bioscoopbond in de
plannen der spoorwegen, om een documentaire
samen te stellen van haar ontwikkelingsgang, het
maken van reclame en verlangde een bedrag van
zoo ongeveer ? 10.000 voor het vertoonen van deze
in wording zijnde film in zijn bioscooptheaters.
Deze absurde eisch maakte een einde aan de plannen
der spoorwegen en vermoordde een prachtige kans
op een op-en-top Nederlandsche film in een genre,
dat onzen filmers zeer bijzonder ligt. Zoodra dus
de zorgen van deze gezaghebbende instanties zich
meer positief gaan ontwikkelen, en de strekking
vertoonen een nationale filmindustrie, al of niet
met speelfilmresultaten, te willen stimuleeren in
plaats van tegen te werken, dan zullen Neder
landsche krachten ongetwijfeld kansen krijgen, die
jarenlang door buitenlanders verknoeid zijn. Maar
dan moeten in de beide studio's serieuze pogingen
ondernomen worden om zooveel mogelijk binnen
de bereikbaarheid der aanwezige talenten te werken
aan een product, dat geen surrogaat of imitatie wil
zijn van de internationale productie en dat moet
breken met de cliché-opzet van deze productie, die
op andere basis staat en andere belangen nastreeft.
Sociaal werk
De geringe waardeering die het z.g.
sociale werk alom in den lande geniet,
is voor ons reden geweest tn het
hiervolgend artikel de aandacht te vestigen
op dezen uitermate verantwoordelijken
arbeid. In zijn beschouwing De func
tie van maatschappelijk werk" be
pleit Mr. M. J. A. Moltzer, directeur
van de School v. Maatschappelijk Werk
te Amsterdam, o.a. de instelling van
een rijksdiploma voor socialen arbeid.
Achterlijk Nederland
ZOO Peter, hoe gaat het met je?"
B rorrd."
Ik had eigenlijk niet gedacht dat je vandaag
thuis zou zijn. Heb je die baan niet gekregen?"
Nee. Ik moest Maandagmorgen terugkomen en
ik dacht dat ze me zouden nemen, maar ze zeiden
dat ze geen werk voor me hadden."
Maar zoodra ze gelegenheid hebben, willen ze
je toch wel nemen, niet?"
Ja, dat wel. Ik moest maar terugkomen, en
zoodra er een baan vrij was, kon ik er blijven."
Dus je bent teruggegaan?"
Ja, maar vanmorgen zeiden ze hetzelfde
en nou hou ik er mee op. Ik trek er tusschen
uit dat is geen leven !"
Zijn ze thuis soms kwaad op je, Peter?"
Natuurlijk, als ik morgen geen baan heb,
krijg ik niet meer te eten."
Dat dacht ik al. Ik geloof niet dat ze thuis be
grijpen wat voor moeilijkheden je hebt. Maar je
voelt toch wel iets voor je broertjes en zusjes ! Je
hebt me verteld dat je ze niet in den steek zou laten.
Je weet dat je de oudste bent, en ze zien in jou hun
voorbeeld, nu hun vader dood is."
Ze geven geen bliksem om me. Voor mijn part
gingen ze allemaal dood. Ik ga er tusschen uit, dat
is het eenige."
DE Peter waarvan in de hierboven weer
gegeven dialoog sprake is, is een jongen van
achttien jaar, de oudste van een groot gezin. Op
school was hij langzaam. Wegens het stelen van
auto's stond hij onder toezicht van de kinderpolitie.
Pas was hij zestig dagen in de gevangenis geweest.
Thuis heeft niemind meer geduld voor hem. Zijn
vader, die aan den drank verslaafd was, is kort ge
leden gestorven. Zijn moeder is eenigszins zwaar
moedig, en beperkt van begrip. Een broer die een
jaar jonger is, verdient regelmatig. Een zusje van
vijftien is psychopaath. De drie kleintjes zijn
ondervoed.
Zie hier een geval" voor sociaal werk. Laat men
Peter aan zijn lot over, dan zinkt hij waarschijnlijk
steeds dieper weg. Wordt hij op de goede wijze aan
gepakt, dan kan hij weer in het rechte spoor ge
raken. De bovenstaande gestenografeerde dialoog
door ons, teneinde identificaties te voorkomen,
ontleend aan een Amerikaanschen bundel ge'f t
de inleiding weer van het gesprek waarin de sociale
werkster die al eenigen tijd contact met den achttien
jarige heeft gezocht, poogt hem ervan te weerhouden
van huis weg te loopen. Beseft men, hoeveel intuïtie
er noodig is, om de situatie waarin Peter verkeert,
aan te voelen hoeveel tact om hem niet door
n verkeerde nuance schuw te maken hoe
veel doorzettingsvermogen om zich niet door zijn
brute onverschilligheid te laten afschrikken?
Het zijn de sociale werkers en werksters die
dit vuile werk" in de maatschappij doen dat in
Nederland vaak ook het slechtst betaald: werk is en
door het groote publiek nauwelijks gekend, laat
staan gewaardeerd wordt.
DE jurist die de wet interpreteert, moet om
streeks vijf jaar studeeren. De arts die in de
eerste plaats het lichamelijk welzijn van zijn pa
tiënten behartigt, heeft een opleiding van zeven
jaar noodig. Een ingenieur die niet zes jaar op de
hoogeschool gezwoegd heeft, mag geen machine
bouwen. De econoom die met cijfers goochelt, moet
eerst minstens vijf jaar op de Universiteit vertoeven.
De leeraar die den leerlingen formules en jaartallen
bijbrengt, dient zes jaar collegegeld te betalen. Geen
van deze gequalificeerde ambten mag worden uit
geoefend voor men in het bezit is van een deugdelijk
diploma.
Sociaal werk echter, waarbij het gaat om den
levenden mensch, mag in Nederland door eiken
leek uitgeoefend worden. Het Burgerlijk Armbestuur
PAG. 4 DE GROENE No. 3224