De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 18 maart pagina 4

18 maart 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De Nederlandsche filmindustrie De historie van een mislukking C. Boost ^NGEVEER ter zelfder tijd, dat Alexander \^/ Korda, een zwerver door alle Europeesche en Amerikaansche filmstudio's, de volkomen lustelooze Britsche filmindustrie tot een tijdelijk leven kwam wekken, vestigden zich eenige Duitsche avonturiers in Holland's vette polders om een zelfde doel na te streven. Nederland bood toen het was in 1933 vele ontginningsmogelijkheden. Geheel zonder filmcultuur waren wij niet geweest. Er was, zoo tusschen 1910 en 1918 een geregelde productie geweest in de omgeving van Haarlem en den Haag, waar mannen als Binger, Benno, Gildemeijer en Theo Frenkel Sr. afwisselend volkskluchten en zware, hijgende drama's maakten, deze laatsten o.a. met Louis Bouwmeester en onze eerste star" Annie Bos. Toen na den oorlog de Amerikaansche productie los kwam, moesten de Nederlandsche prestaties het afleggen tegen dit technisch meer perfecte en door enorme kapitalen grootschere product en bleef alleen Adrienne Solser in een Schiedamsche studio nog eenigen tijd materiaal leveren voor de volksbioscopen. Een bloeiende Avant-Garde beweging (1928 1931) verliep buiten de massa om. De talrijke meesterwerkjes van de onder groote moeilijkheden werkende enkelingen waren in het buitenland (vooral Frankrijk) meer bekend dan bij het eigen volk. Eenige van deze filmers, als Ivens, Franken, Theunissen, Hin en Strooband vonden later bij de industrie of in opdracht van de industrie werk, anderen moesten ophouden bij de komst der ge luidsfilm, die de productiekosten te hoog opvoerde voor individueele prestaties. Wat deze periode, zoo niet aan het bioscooppubliek dan toch aan insiders leerde, was de typische stijl van dit Avantgarde werk, dat representatief moet worden geacht voor het Nederlandsche filmgevoel en dat als meest kenmerkende trek een gespannen aandacht voor het détail, voor de kleine dingen van het dagelijksche leven vertoonde. Voortbouwend op deze wetenschap had men tot een filmproductie kunnen komen, die rekening hield met de beperkte mogelijk heden van een klein land en met de wezenseigen schappen van het aanwezige filmgevoel. Maar de pogingen in die richting, als Finale" of Terra Nova" (1932) van Gerard Rutten en Tijd en Ruimte" van Theo Güsten moesten mislukken door beperkte outillage en gebrek aan geld. Geld was er eerst, toen in 1933 Jaap Speyer, een tweedehandsch regisseur uit Duitschland, De Jantjes" zou gaan verfilmen, en het geld bleef coulant toen een soortgelijk collega van Speyer, A. Benno, Bleeke Bet" en vervolgens Speyer weer Malle Gevallen" in beeld gingen brengen. Het heeft geen zin alle mislukkingen op te noemen, die in overhaast tempo tusschen 1933 en 1936 de twee studio's, die Nederland plotseling rijk was, verHULPMOTOR VOOR ZEILJACHT Als hulpmotor voor een zeiljacht kunt U het beste een Albin bootmotor kiezen, Albin, het betrouwbare Zweedse fabrikaat. Zowel voor een klein, open scheepje, als voor een groot oceaan-zeiljacht heeft Albin de juiste motor. ALBIN de beroemde Zweedse kwaliteitsmotor 1-2-4-6-cyl. van 2V2-80 PK Benzine en petroleum ? Vraagt ons eens geheel vrijblijvend geïllustreerde catalogus A Import voor Nederland N. V. Handel Mij. v, h M. J oosten & Co Singel 279 - Amsterdam-C. - Tel. 37225 AFD. MOTOREN Voor elk jmoht een Albin~ motor lieten. Uit een enquête, die Het Vaderland" begin 1937 hield onder gezaghebbende filmmenschen, zoowel theoretisch als practisch, kwam een bijna algemeene verontwaardiging tot uitdrukking over de onverantwoordelijke wijze, waarop in een twee tal jaren roofbouw was gepleegd op de goodwill van publiek en financiers door menschen, die zonder eenige gedachte aan de toekomst, een tijdelijk gunstige conjunctuur uitbuitten. Er zij hier direct aan toegevoegd, dat enkele gunstige uitzonderingen als Op Hoop van Zegen" van Benno, Comedie om Geld", van Ophüls, Lentelied", van Simon Koster en Jonge Harten" van Huegenot van der Linden en Josephson de heele historie minder triest maakten, maar eind 1936 was de toestand zóó, dat iedereen zich afgewend had van de ge zamenlijke productie der lolindustrie" en niemand ook maar eenig vertrouwen toonde in de toen nog in productie zijnde Pygmalion" onder leiding van Dr. Ludwig Berger. Tegen alle verwachting in werd Pygmalion" het eerste eerlijke succes van onze filmindustrie, en met de stichting der film maatschappij Neerlandia" werd voor het eerst een gezonde ccmmercieele en artistieke basis gelegd voor een continu bedrijf, voorloopig in het tempo van drie a vier films per jaar, waarvan wij thans Vadertje Langbeen" en Morgen gaat 't beter" hebben kunnen zien. Het samengaan van Neer landia" met het verhuurkantoor Filmex" en het theaterconcern City" garandeert haar bovendien een doelmatige distributie en een vasten afnemer. Onder deze omstandigheden schijnt het drama van de Nederlandsche filmproductie een happy ending te krijgen, ware het niet, dat ook deze nieuwe com binatie fouten begint te maken, die vorigen pro ducties catastrophaal werden. TOEN, na Pygmalion", Dr. Berger ons verliet, volgde Zelnik hem op en met alle waardeering voor diens studio-routine, moet gezegd worden, dat hij den genialen inslag van zijn voorganger niet alleen mist, maar ook niet die capaciteiten bezit, waardoor hij een leidend voorbeeld wordt voor onze filmers. In de gokperiode 1933?1936 is geen serieuze en voortdurende poging ondernomen, be kwame Nederlandsche vakmenschen op filmgebied op te nemen en op te leiden in het productieproces. Mocht blijken, dat Hollandsche krachten ongeschikt zijn voor het industrieele studiowerk, mocht het waar zijn, wat eens neergeschreven werd, dat de Neder landsche filmkunst vooral fotografische kwali teiten bezat, maar het filmieke instinct miste en evenals zoovele van onze kunstuitingen meer statisch dan dynamisch was, dan staat het continueeren van een filmindustrie, die slechts door buitenlandsche krachten op gang gehouden kan worden, gelijk aan een permanent leven boven zijn (geestelijken) stand. Belangrijker in dat geval zou dan zijn het scheppen van mogelijkheden, die zich aanpassen aan de beperkte capaciteiten, die wij op filmgebied bezitten, met name het stimuleeren van een ge regelde productie van documentaires, wetenschap pelijke- en propagandafilms, die tegelijk het al te lage peil van het doorsnee voorprogramma zouden kunnen verhoogen. Hierbij zou dan directe tegen werking van officieele instanties achterwege moeten blijven en zou bijvoorbeeld een optreden van den Nederlandschen Bioscoopbond als gedemonstreerd bij de filmplannen der spoorwegen, onmogelijk ge maakt moeten worden. Bij deze kwestie zag de Bioscoopbond in de plannen der spoorwegen, om een documentaire samen te stellen van haar ontwikkelingsgang, het maken van reclame en verlangde een bedrag van zoo ongeveer ? 10.000 voor het vertoonen van deze in wording zijnde film in zijn bioscooptheaters. Deze absurde eisch maakte een einde aan de plannen der spoorwegen en vermoordde een prachtige kans op een op-en-top Nederlandsche film in een genre, dat onzen filmers zeer bijzonder ligt. Zoodra dus de zorgen van deze gezaghebbende instanties zich meer positief gaan ontwikkelen, en de strekking vertoonen een nationale filmindustrie, al of niet met speelfilmresultaten, te willen stimuleeren in plaats van tegen te werken, dan zullen Neder landsche krachten ongetwijfeld kansen krijgen, die jarenlang door buitenlanders verknoeid zijn. Maar dan moeten in de beide studio's serieuze pogingen ondernomen worden om zooveel mogelijk binnen de bereikbaarheid der aanwezige talenten te werken aan een product, dat geen surrogaat of imitatie wil zijn van de internationale productie en dat moet breken met de cliché-opzet van deze productie, die op andere basis staat en andere belangen nastreeft. Sociaal werk De geringe waardeering die het z.g. sociale werk alom in den lande geniet, is voor ons reden geweest tn het hiervolgend artikel de aandacht te vestigen op dezen uitermate verantwoordelijken arbeid. In zijn beschouwing De func tie van maatschappelijk werk" be pleit Mr. M. J. A. Moltzer, directeur van de School v. Maatschappelijk Werk te Amsterdam, o.a. de instelling van een rijksdiploma voor socialen arbeid. Achterlijk Nederland ZOO Peter, hoe gaat het met je?" B rorrd." Ik had eigenlijk niet gedacht dat je vandaag thuis zou zijn. Heb je die baan niet gekregen?" Nee. Ik moest Maandagmorgen terugkomen en ik dacht dat ze me zouden nemen, maar ze zeiden dat ze geen werk voor me hadden." Maar zoodra ze gelegenheid hebben, willen ze je toch wel nemen, niet?" Ja, dat wel. Ik moest maar terugkomen, en zoodra er een baan vrij was, kon ik er blijven." Dus je bent teruggegaan?" Ja, maar vanmorgen zeiden ze hetzelfde en nou hou ik er mee op. Ik trek er tusschen uit dat is geen leven !" Zijn ze thuis soms kwaad op je, Peter?" Natuurlijk, als ik morgen geen baan heb, krijg ik niet meer te eten." Dat dacht ik al. Ik geloof niet dat ze thuis be grijpen wat voor moeilijkheden je hebt. Maar je voelt toch wel iets voor je broertjes en zusjes ! Je hebt me verteld dat je ze niet in den steek zou laten. Je weet dat je de oudste bent, en ze zien in jou hun voorbeeld, nu hun vader dood is." Ze geven geen bliksem om me. Voor mijn part gingen ze allemaal dood. Ik ga er tusschen uit, dat is het eenige." DE Peter waarvan in de hierboven weer gegeven dialoog sprake is, is een jongen van achttien jaar, de oudste van een groot gezin. Op school was hij langzaam. Wegens het stelen van auto's stond hij onder toezicht van de kinderpolitie. Pas was hij zestig dagen in de gevangenis geweest. Thuis heeft niemind meer geduld voor hem. Zijn vader, die aan den drank verslaafd was, is kort ge leden gestorven. Zijn moeder is eenigszins zwaar moedig, en beperkt van begrip. Een broer die een jaar jonger is, verdient regelmatig. Een zusje van vijftien is psychopaath. De drie kleintjes zijn ondervoed. Zie hier een geval" voor sociaal werk. Laat men Peter aan zijn lot over, dan zinkt hij waarschijnlijk steeds dieper weg. Wordt hij op de goede wijze aan gepakt, dan kan hij weer in het rechte spoor ge raken. De bovenstaande gestenografeerde dialoog door ons, teneinde identificaties te voorkomen, ontleend aan een Amerikaanschen bundel ge'f t de inleiding weer van het gesprek waarin de sociale werkster die al eenigen tijd contact met den achttien jarige heeft gezocht, poogt hem ervan te weerhouden van huis weg te loopen. Beseft men, hoeveel intuïtie er noodig is, om de situatie waarin Peter verkeert, aan te voelen hoeveel tact om hem niet door n verkeerde nuance schuw te maken hoe veel doorzettingsvermogen om zich niet door zijn brute onverschilligheid te laten afschrikken? Het zijn de sociale werkers en werksters die dit vuile werk" in de maatschappij doen dat in Nederland vaak ook het slechtst betaald: werk is en door het groote publiek nauwelijks gekend, laat staan gewaardeerd wordt. DE jurist die de wet interpreteert, moet om streeks vijf jaar studeeren. De arts die in de eerste plaats het lichamelijk welzijn van zijn pa tiënten behartigt, heeft een opleiding van zeven jaar noodig. Een ingenieur die niet zes jaar op de hoogeschool gezwoegd heeft, mag geen machine bouwen. De econoom die met cijfers goochelt, moet eerst minstens vijf jaar op de Universiteit vertoeven. De leeraar die den leerlingen formules en jaartallen bijbrengt, dient zes jaar collegegeld te betalen. Geen van deze gequalificeerde ambten mag worden uit geoefend voor men in het bezit is van een deugdelijk diploma. Sociaal werk echter, waarbij het gaat om den levenden mensch, mag in Nederland door eiken leek uitgeoefend worden. Het Burgerlijk Armbestuur PAG. 4 DE GROENE No. 3224

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl