De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 18 maart pagina 5

18 maart 1939 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

onsociaal behandeld van een der grootste gemeenten in de provincie Gelderland heeft onlangs sollicitanten opgeroepen voor de functie van huisbezoekster. Men behoeft waarlijk niet over een groote fantasie te beschikken, om zich voor te stellen hoeveel tact, begrip en ervaring iemand bezitten moet, die dag in, dag uit, den werkloozen moet bijstaan. Het genoemde Burgerlijk Armbestuur eischte echter niet de minste scholing. Bij de kinderpolitie vraagt men van de assis tenten wel juridische kennis, die ook stellig noodig is. Naar sociale en psychologische opleiding wordt soms niet gevraagd. Bij Maatschappelijk Steun is het in vele gemeenten zoo v r gekomen, dat men het noodig oordeelde den sociaal-ongeschoolden ambte naren een sociale opleiding te geven. In goed Hollandsch heet dat: het paard achter den wagen spannen. HET Nederlandsche volk heeft nog niet de juiste houding tegenover het sociale werk gevonden. Een opleiding aan een der bestaande scholen voor maatschappelijk werk beschouwt men in breede kringen als een luxe-middel om het jonge meisje zoet te houden dat te jong is om te trouwen en te dom om te studeeren. Er moge hier met nadruk op gewezen worden dat een opleiding aan een school voor maatschappelijk werk, die bijna vier jaren ernstige theoretische en practische studie vergt, een serieuze beroeps-opleiding is. Van de vijf-en-zeventig leerlingen die een der bestaande inrichtingen de laatste vier jaar heeft afgeleverd, hebben acht-endertig een betrekking gevonden; zestien zetten hun studie voort, hier of in het buitenland; zes zijn omgezwaaid" naar het verpleegstersvak e.d.; en vijftien zijn getrouwd. Hieruit moge blijken, dat het onjuist is de oplei ding van sociale werkster als een luxe te beschou wen. Zij allen, die werken als leidsters en helpsters in volks- en clubhuizen, bij jeugdorganisaties, in kindertehuizen en openluchtscholen, als ambte naressen bij opvoedingsinrichtingen, voogdijraden, kinderrechters en kinderpolitie, armenraden en vereenigingen voor maatschappelijk hulpbetoon, op de afdeelingen voor arbeidszaken bij groote onder nemingen en arbeidsbeurzen, of als woningopzichteressen zij, de sociale werksters (en werkers !) vervullen een functie in de maatschappij waarvan het nut vaak omgeke rd evenredig is met de salarieering. Assistenten in kindertehuizen wier aan dacht van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in beslag wordt genomen, verdienen veelal ? 30 a ? 35.... per maand ! De arbeid van een goede typiste op een behoorlijk kantoor die haar dagen doorbrengt met het correspondeeren over balen meel of kinderspeelgoed, wordt in ons land hooger aan geslagen dan het uitermate verantwoordelijke werk van hen die in kindertehuizen of bij de Kindcrt» schcrming werkzaam zijn. Het sociale werk dat hoofd en hart opeischt, wordt in den regel minder gewaardeerd dan arbeid waarbij men soms zoowel het een als het ander kan ontberen. IN Belgiëheeft vrijwel iedere groote onderneming een sociale werkster in dienst die het contact met het personeel onderhoudt; aan de ministeries zijn er sociale werksters verbonden. In Engeland is de opleiding universitair. Van de Vereenigde Staten geldt hetzelfde: daar is de belangstelling voor het sociale werk buitengewoon groot. Het geheele volk leeft er in mee. In Nederland ressorteert, wat de subsidiecring van het onderwijs b.tr^ft, de opleiding voor sociaal werk onder.... nijverheids-onderwijs. Dit anachro nisme is te merkwaardiger omdat de Amsterdamsche School voor Maatschappelijk Werk, die uit 1899 dateert, de oudste instelling van dien aard is op de geheele wereld. Sindsdien is de Nederlandsche voor sprong in een achterstand veranderd. De onont beerlijkheid van het sociale werk wordt hier te lande door het groote publiek onvoldoende beseft. Waarschijnlijk dragen de sociale werksters zélf daaraan ook eenige schuld. Wellicht zijn zij vaak t§bescheiden en plaatsen zij zichzelf te veel op den achtergrond. Afgezien echter van de oorzaken is de te geringe waardeering van haar arbeid een feit. Een droevig feit. Een spoedige verandering in dezen toestand is dringend gewenscht. Arlicid in kinflertr huizon : «?«?il van «Ie mofilijksto oii«l«-rtloolen van liet sociale \vcrk Mr. M. J. A. MoltZCr, directeur v. d. School voor Maatschappelijk Werk te A'dam Restaurant DORRIUS N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam PLATS DU JOUR EN A LA CARTE WANNEER de redactie van De Groene Am sterdammer" eens een enquête onder zijn lezers hield, of zij eenig begrip hadden van wat onder maatschappelijk werk moet worden verstaan, dan zouden deze wel eens even wijs kunnen blijken te zijn els de Nederlandsch Consul-Generaal te New-York, die het onderscheid niet kende tusschen een socialist" en een social worker". Onder groote hilariteit van den geheelen staf werd mij namelijk enkele jaren terug in een instelling te Boston verteld, dat een Amerikaansche, die op een vacantiereisje ons vaderland wilde be zoeken en bij haar aanvraag om een Nederlandsch visum als beroep social worker" had opgegeven, in eerste instantie een weigerend antwoord had ontvangen, omdat zij socialiste" was. Afgeschei den van het ongehoorde van de motiveering, is het bescheid op zichzelf toch wel teekenend. Voor den Amerikaan is het even dwaas, niet te weten wat een social worker" is, als het voor menig Neder lander schijnt te zijn daar wel begrip van te hebben. De tijden zijn echter bezig te veranderen. Lang zamerhand dringt het tot het groote publiek door, dat onder het begrip maatschappelijk werk" ver schillende soorten werkzaamheden worden samen gevat, waarbij een mensch aan een in socialen nood verkeerenden medemensch persoonlijke hulp verleent teneinde te bevorderen, dat hij beter ge wapend den strijd om zijn menschelijke bestemming te bereiken, kan opnemen. Tot maatschappelijk werk wordt gerekend de arbeid van de reclasseeringsambtenaren(essen), de ambtenaren(essen) voor de Kinderwetten, de op voedende ambtenaren(essen), de bezoekers(sters) voor maatschappelijk hulpbetoon, de woningopzichteressen, de sociale werkers(sters) aan onder nemingen, veel sociaal-hygiënisch werk, o.a. dat van de wijkverpleegsters en wat dies meer zij. Tot de hoofdkenmerken behoort steeds, dat het indivi dueel werk is, in onderscheiding van de sociale politiek (b.v. de sociale verzekering), welke ten dienste staat van bepaalde volksgroepen. Men zou zeggen: uiterst belangrijk werk, dat zoowel om een hooge gezindheid als om groote deskundigheid vraagt. In de practijk blijkt dikwijls, althans is dikwijls gebleken, dat zij voor dergelijke functies de meest aangewezenen worden geacht, die den schoonen titel van wachtgelder" dragen, van welke dignitarissen de capitulanten dreigen waardige opvolgers te worden. Op deze wijze wordt noch in de eene, noch in de andere richting van een nood een deugd gemaakt. Teneinde nu de gewenschte gezindheid aan te kweeken en de noodige deskundigheid bij te brengen, zijn reeds jaren terug de scholen voor maatschappe lijk werk opgericht, waarvan er nu vier, de algemeene, de Protestantsch-Christelijke, en twee RoomschKatholieke (te Amsterdam en te Sittard) bestaan. Bij de onderlinge verschillen worden zij alle vier gedra gen door de wetenschap, dat maatschappelijk werk, wil het naar behooren worden verricht, zoowel om de juiste mentaliteit als om deskundigheid vraagt. Zij zijn alle zoowel leer- als karakterinstituten. Het spreekt echter vanzelf, dat deze scholen niet zouden ontstaan zijn, wanneer daar ook niet nog iets anders bij gekomen was. Veel maatschappelijk werk vraagt den vollen mensch, is tot beroeps arbeid geworden. De scholen voor maatschappelijk werk leiden dan ook beroeps-maatschappelijke werkers op. Anderen zijn ook welkom, maar de beroepsopleiding staat voorop. En toch, ofschoon er heel veel maatschappelijk werk bij wijze van beroep wordt verricht en de scholen zich in een zekeren bloei mogen verheugen, neemt noch het maatschappelijk werk noch de opleiding daartoe de plaats in de samenleving in, welke hun krachtens het belang, dat zij vertegenwoordigen, toekomt. Voor beide is noodig, dat de publieke opinie wordt opgevoed. Wat het maatschappelijk werk betreft, dit zal eerst de hem waardige plaats innemen, wanneer de samenleving ervan doordrongen wordt, dat het een eisch van gerechtigheid, van sociale gerechtig heid is, dat een ieder, die maatschappelijke hulp noodig heeft wijl hij niet of nog niet in staat is zich zelf te helpen, over die hulp de beschikking krijgt. Men spreekt wel eens van het gevaar, dat de eene helft van de menschheid uit steunenden, en de andere helft uit gesteunden zou gaan bestaan. Men realiseert zich dan blijkbaar niet, dat wij allen gesteund worden en dat wij geen stap in de wereld zouden kunnen zetten zonder den steun van anderen. Dat wij ook wat de opleiding betreft, nog in de verste verte niet zijn, waar wij wezen moeten, is aan geen twijfel onderhevig. Ik moge slechts wijzen op het droevig verschijnsel om geen krachtiger term te gebruiken dat er voor het gevangenispersoneel van hoog tot laag geen enkele opleiding bestaat. D toestand zal eerst gezond worden, wanneer men algemeen doordrongen is van het besef van de nood zakelijkheid dat slechts opgeleid personeel behoort te worden aangesteld. Onlangs hebben de vier scholen voor maat schappelijk werk gezamenlijk een adres aan de Regeering gezonden, waarin zij gevraagd hebben om erkenning van staatswege van de door haar uit te geven diploma's, gelijk reeds jaren in andere landen bestaat. Het is te hopen, dat de Regeering, de teekenen der tijden verstaande, op dit verzoek gunstig zal beschikken. PAG. 5 DE GROEN E No 3224

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl