Historisch Archief 1877-1940
onsociaal behandeld
van een der grootste gemeenten in de provincie
Gelderland heeft onlangs sollicitanten opgeroepen
voor de functie van huisbezoekster. Men behoeft
waarlijk niet over een groote fantasie te beschikken,
om zich voor te stellen hoeveel tact, begrip en
ervaring iemand bezitten moet, die dag in, dag uit,
den werkloozen moet bijstaan. Het genoemde
Burgerlijk Armbestuur eischte echter niet de minste
scholing.
Bij de kinderpolitie vraagt men van de assis
tenten wel juridische kennis, die ook stellig noodig
is. Naar sociale en psychologische opleiding wordt
soms niet gevraagd. Bij Maatschappelijk Steun is het
in vele gemeenten zoo v r gekomen, dat men het
noodig oordeelde den sociaal-ongeschoolden ambte
naren een sociale opleiding te geven. In goed
Hollandsch heet dat: het paard achter den wagen
spannen.
HET Nederlandsche volk heeft nog niet de juiste
houding tegenover het sociale werk gevonden.
Een opleiding aan een der bestaande scholen voor
maatschappelijk werk beschouwt men in breede
kringen als een luxe-middel om het jonge meisje
zoet te houden dat te jong is om te trouwen en te
dom om te studeeren. Er moge hier met nadruk op
gewezen worden dat een opleiding aan een school
voor maatschappelijk werk, die bijna vier jaren
ernstige theoretische en practische studie vergt, een
serieuze beroeps-opleiding is. Van de
vijf-en-zeventig leerlingen die een der bestaande inrichtingen de
laatste vier jaar heeft afgeleverd, hebben
acht-endertig een betrekking gevonden; zestien zetten hun
studie voort, hier of in het buitenland; zes zijn
omgezwaaid" naar het verpleegstersvak e.d.; en
vijftien zijn getrouwd.
Hieruit moge blijken, dat het onjuist is de oplei
ding van sociale werkster als een luxe te beschou
wen. Zij allen, die werken als leidsters en helpsters
in volks- en clubhuizen, bij jeugdorganisaties, in
kindertehuizen en openluchtscholen, als ambte
naressen bij opvoedingsinrichtingen, voogdijraden,
kinderrechters en kinderpolitie, armenraden en
vereenigingen voor maatschappelijk hulpbetoon, op
de afdeelingen voor arbeidszaken bij groote onder
nemingen en arbeidsbeurzen, of als
woningopzichteressen zij, de sociale werksters (en werkers !)
vervullen een functie in de maatschappij waarvan
het nut vaak omgeke rd evenredig is met de
salarieering. Assistenten in kindertehuizen wier aan
dacht van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in
beslag wordt genomen, verdienen veelal ? 30 a
? 35.... per maand ! De arbeid van een goede
typiste op een behoorlijk kantoor die haar dagen
doorbrengt met het correspondeeren over balen meel
of kinderspeelgoed, wordt in ons land hooger aan
geslagen dan het uitermate verantwoordelijke werk
van hen die in kindertehuizen of bij de Kindcrt»
schcrming werkzaam zijn. Het sociale werk dat
hoofd en hart opeischt, wordt in den regel minder
gewaardeerd dan arbeid waarbij men soms zoowel
het een als het ander kan ontberen.
IN Belgiëheeft vrijwel iedere groote onderneming
een sociale werkster in dienst die het contact
met het personeel onderhoudt; aan de ministeries
zijn er sociale werksters verbonden. In Engeland
is de opleiding universitair. Van de Vereenigde
Staten geldt hetzelfde: daar is de belangstelling
voor het sociale werk buitengewoon groot. Het
geheele volk leeft er in mee.
In Nederland ressorteert, wat de subsidiecring
van het onderwijs b.tr^ft, de opleiding voor sociaal
werk onder.... nijverheids-onderwijs. Dit anachro
nisme is te merkwaardiger omdat de Amsterdamsche
School voor Maatschappelijk Werk, die uit 1899
dateert, de oudste instelling van dien aard is op de
geheele wereld. Sindsdien is de Nederlandsche voor
sprong in een achterstand veranderd. De onont
beerlijkheid van het sociale werk wordt hier te lande
door het groote publiek onvoldoende beseft.
Waarschijnlijk dragen de sociale werksters zélf
daaraan ook eenige schuld. Wellicht zijn zij vaak
t§bescheiden en plaatsen zij zichzelf te veel op den
achtergrond. Afgezien echter van de oorzaken is
de te geringe waardeering van haar arbeid een feit.
Een droevig feit.
Een spoedige verandering in dezen toestand is
dringend gewenscht.
Arlicid in
kinflertr huizon :
«?«?il van «Ie
mofilijksto
oii«l«-rtloolen van liet
sociale \vcrk
Mr. M. J. A. MoltZCr, directeur v. d. School voor Maatschappelijk Werk te A'dam
Restaurant DORRIUS
N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam
PLATS DU JOUR EN A LA CARTE
WANNEER de redactie van De Groene Am
sterdammer" eens een enquête onder zijn
lezers hield, of zij eenig begrip hadden van wat
onder maatschappelijk werk moet worden verstaan,
dan zouden deze wel eens even wijs kunnen blijken
te zijn els de Nederlandsch Consul-Generaal te
New-York, die het onderscheid niet kende
tusschen een socialist" en een social worker".
Onder groote hilariteit van den geheelen staf
werd mij namelijk enkele jaren terug in een
instelling te Boston verteld, dat een Amerikaansche,
die op een vacantiereisje ons vaderland wilde be
zoeken en bij haar aanvraag om een Nederlandsch
visum als beroep social worker" had opgegeven,
in eerste instantie een weigerend antwoord had
ontvangen, omdat zij socialiste" was. Afgeschei
den van het ongehoorde van de motiveering, is het
bescheid op zichzelf toch wel teekenend. Voor den
Amerikaan is het even dwaas, niet te weten wat
een social worker" is, als het voor menig Neder
lander schijnt te zijn daar wel begrip van te hebben.
De tijden zijn echter bezig te veranderen. Lang
zamerhand dringt het tot het groote publiek door,
dat onder het begrip maatschappelijk werk" ver
schillende soorten werkzaamheden worden samen
gevat, waarbij een mensch aan een in socialen
nood verkeerenden medemensch persoonlijke hulp
verleent teneinde te bevorderen, dat hij beter ge
wapend den strijd om zijn menschelijke bestemming
te bereiken, kan opnemen.
Tot maatschappelijk werk wordt gerekend de
arbeid van de reclasseeringsambtenaren(essen), de
ambtenaren(essen) voor de Kinderwetten, de op
voedende ambtenaren(essen), de bezoekers(sters)
voor maatschappelijk hulpbetoon, de
woningopzichteressen, de sociale werkers(sters) aan onder
nemingen, veel sociaal-hygiënisch werk, o.a. dat
van de wijkverpleegsters en wat dies meer zij. Tot
de hoofdkenmerken behoort steeds, dat het indivi
dueel werk is, in onderscheiding van de sociale
politiek (b.v. de sociale verzekering), welke ten
dienste staat van bepaalde volksgroepen.
Men zou zeggen: uiterst belangrijk werk, dat
zoowel om een hooge gezindheid als om groote
deskundigheid vraagt. In de practijk blijkt dikwijls,
althans is dikwijls gebleken, dat zij voor dergelijke
functies de meest aangewezenen worden geacht,
die den schoonen titel van wachtgelder" dragen,
van welke dignitarissen de capitulanten dreigen
waardige opvolgers te worden. Op deze wijze wordt
noch in de eene, noch in de andere richting van een
nood een deugd gemaakt.
Teneinde nu de gewenschte gezindheid aan te
kweeken en de noodige deskundigheid bij te brengen,
zijn reeds jaren terug de scholen voor maatschappe
lijk werk opgericht, waarvan er nu vier, de
algemeene, de Protestantsch-Christelijke, en twee
RoomschKatholieke (te Amsterdam en te Sittard) bestaan. Bij
de onderlinge verschillen worden zij alle vier gedra
gen door de wetenschap, dat maatschappelijk werk,
wil het naar behooren worden verricht, zoowel om
de juiste mentaliteit als om deskundigheid vraagt.
Zij zijn alle zoowel leer- als karakterinstituten.
Het spreekt echter vanzelf, dat deze scholen niet
zouden ontstaan zijn, wanneer daar ook niet nog
iets anders bij gekomen was. Veel maatschappelijk
werk vraagt den vollen mensch, is tot beroeps
arbeid geworden. De scholen voor maatschappelijk
werk leiden dan ook beroeps-maatschappelijke
werkers op. Anderen zijn ook welkom, maar de
beroepsopleiding staat voorop.
En toch, ofschoon er heel veel maatschappelijk
werk bij wijze van beroep wordt verricht en de scholen
zich in een zekeren bloei mogen verheugen, neemt
noch het maatschappelijk werk noch de opleiding
daartoe de plaats in de samenleving in, welke hun
krachtens het belang, dat zij vertegenwoordigen,
toekomt. Voor beide is noodig, dat de publieke
opinie wordt opgevoed.
Wat het maatschappelijk werk betreft, dit zal
eerst de hem waardige plaats innemen, wanneer
de samenleving ervan doordrongen wordt, dat het
een eisch van gerechtigheid, van sociale gerechtig
heid is, dat een ieder, die maatschappelijke hulp
noodig heeft wijl hij niet of nog niet in staat is zich
zelf te helpen, over die hulp de beschikking krijgt.
Men spreekt wel eens van het gevaar, dat de
eene helft van de menschheid uit steunenden, en
de andere helft uit gesteunden zou gaan bestaan.
Men realiseert zich dan blijkbaar niet, dat wij allen
gesteund worden en dat wij geen stap in de wereld
zouden kunnen zetten zonder den steun van
anderen.
Dat wij ook wat de opleiding betreft, nog in de
verste verte niet zijn, waar wij wezen moeten, is
aan geen twijfel onderhevig. Ik moge slechts
wijzen op het droevig verschijnsel om geen
krachtiger term te gebruiken dat er voor het
gevangenispersoneel van hoog tot laag geen enkele
opleiding bestaat.
D toestand zal eerst gezond worden, wanneer men
algemeen doordrongen is van het besef van de nood
zakelijkheid dat slechts opgeleid personeel behoort
te worden aangesteld.
Onlangs hebben de vier scholen voor maat
schappelijk werk gezamenlijk een adres aan de
Regeering gezonden, waarin zij gevraagd hebben
om erkenning van staatswege van de door haar
uit te geven diploma's, gelijk reeds jaren in andere
landen bestaat. Het is te hopen, dat de Regeering,
de teekenen der tijden verstaande, op dit verzoek
gunstig zal beschikken.
PAG. 5 DE GROEN E No 3224