De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 25 maart pagina 10

25 maart 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

LETTERKUNDIG LEVEN Victor E. van Wiesland _L)e miskenden bek L De dichters DE miskenden bekronen zou een even rechtvaar dig, nuttig, noodzakelijk en redelijk werk zijn als de naakten kleeden. Miskenden zijn er n.l. zeer veel meer dan men zoo oppervlakkig zou denken. De dikwijls voorkomende meening, dat iemand bij zijn leven wel eens over het hoofd gezien, onderschat, verkeerd of niet begrepen wordt, maar dat op den langeren duur de litteratuurgeschiedenis toch de beste rechter is en, op den afstand dien de tijd stelt, de goede oordeelen uitspreekt, deze meening kan niet zonder voorbehoud als juist wor den aangemerkt. Over het algemeen mag aange nomen worden dat uit vervlogen tijden door de alles codificeerende handboeken geen werken naar voren worden gebracht, aan welke men alle waarde moet ontzeggen. Maar daarom is het omgekeerde nog niet waar. Er bestaat geen enkele waarborg, dat ook de consciëntieuze en naar volledigheid stre vende litteratuurhistorici niet zeer belangrijke en groote figuren aan de vergetelheid ten prooi zullen laten, wanneer men ziet, hoe zulke figuren vaak reeds bij hun leven miskend en onopgemerkt blijven. Soms worden zij (onmiddellijk of lang) na hun dood ontdekt, en komen dan ineens onder de aandacht; schrale troost voor de nabestaanden, deze uitge stelde rehabilitatie. Maar soms ook blijven zij voor goed aan het licht onttrokken, tot wellicht eens in verre toekomst een zonderling curiositeiten-snuffelaarzeeven onder het stof der eeuwen uithaalt; hem echter zullen de handboeken-schrijvers geen geloof schenken, en het vonnis blijft gehandhaafd. Te ergerlijker, daar vaak allerlei nulliteiten naam maken. En daarom, laat ons de miskenden bekronen. Er zijn al zoo veel litteraire prijzen, maar geen zóó nuttige, en deze kan er" wel bij. Ook in Frankrijk heeft men het uitstekende denkbeeld gehad, een Prix des Méconnus in te stellen. Hoe bitter en be droevend onrechtvaardig is het lot geweest van velen, wier groot talent op weerklank en erkenning recht had, en die eenzaam en ongekend, vaak ook De meest moderne en adem benemende wonderen der watertechniek. Een waarlijk unieke bijeenzameling van technische en artistieke meesterwerken. INTERNATIONALE WATERTENTOONSTELLING LUIK 1939 MEI-NOVEMBER ronen ontmoedigd en tot wanhoop gebracht, hun dagen hebben geëindigd. En daarom, geef ons een Nederlandschen Prix des Méconnus. Waar is de maecenas die niet alleen de naakten kleedt, maar ons ook nog in staat stelt, de miskenden te bekronen? DEZE prijs zou een dubbel nut afwerpen zoo hij zoowel op levende als op gestorven auteurs betrekking had. In het eerste geval zou hij vanzelf de aandacht vestigen op werk waarvan men, door welke oorzaak dan ook, de waarde niet, of niet vol doende, onderkend had: een daad van eenvoudige rechtvaardigheid". In het tweede geval zou het beschikbare bedrag bestemd kunnen worden, om door herdruk of bloemlezing werk, dat ten onrechte vergeten, ofwel ook vroeger nooit voldoende ge waardeerd was, opnieuw onder de oogen van een, uitgebreider, lezerspubliek te brengen. Ik doe mijn voorstel onder de uitdrukkelijke voor waarde, dat men mij buiten de commissie laat, want ik zit bereids in een zestal prijs-commissies en zoodoende zou een mensch zelf nooit eens een kans krijgen. Bovendien: populair zijn de schoone let teren in ons land zoo weinig, dat men eigenlijk 99 van de 100 Nederlandsche bellettristen wel min of meer miskend zou kunnen noemen. Zoodat het zaak zou zijn, ten einde de keuze niet onbillijk te beperken, in de jury alleen op te nemen die enkele uitzonderingsgestalten, sellers" in Nederland, die inderdaad zulke groote oplagen hebben, dat ver gissing is uitgesloten en van het kleinste zweem van miskenning geen sprake zijn kan. Scharten en De Man, J o van Ammers en Ina Boudier, Den Doolaard en A. M. de Jong, Van Schendel en Coolen, Anne de Vries, Fabricius, Willy Corsari och, dat zijn er al genoeg voor het eerste paar jaar. Ik hoop intusschen, geen van de letterkundig ! hoogst aangeslagenen vergeten te hebben. Zij mochten zich eens.... miskend gaan voelen. En dan zelf in aan merking willen komen voor den prijs. Ik mag wel een grapje maken. De zaak is er ernstig genoeg voor. Bovendien is het niet zonder opzet, dat ik het behalen van vele drukken hier even heb aangeroerd. Want men moet wél onderscheiden. Niet iedereen die uitstekende kritieken verkrijgt, die in de handboeken met eere genoemd, door zijn mede-litteratoren om het zeerste geprezen en in alle bloemlezingen opgenomen wordt, is ook bij het boeken-koopende publiek bekend. Elk Scandina visch prul is een goudmijntje vergeleken bij menigen naam die onder de uitnemendste onzer letteren telt, en als zoodanig ook wel wordt erkend.... doch slechts door dat zeer kleine groepje deskundigen, kenners en liefhebbers, die wel de letterkundige geschiedenis maken doch niet de oplaagcijfers . Men kan het Ingezonden komt veel voor bij deze kleine, toonaangevende groep hoogelijk geëerd zijn, zonder ooit door te dringen tot het publiek. Nederland is typisch het land van beroemdheid in kleinen kring. Deze is leuk maar voor den betrokkene onbevredigend. Zij moge de ijdelheid streelen, maar zij laat de auteurs behalve de leden van de commissie voor den Prijs der Miskenden in rafels loopen. Wat troost het ons, lezer, indien wij (schrijvers) van elkander weten, zoo gij niet van ons weet! Met al het geld, dat gij bespaard hebt door geen andere boeken te koopen dan den Sysen druk van het boek van de maand", kunt gij een groot gedenkteeken oprichten, het Graf van den Onbekenden Schrijver. Maar nog beter doet ge, als ge er een Nederlandschen Prix des Méconnus mee sticht. ER bestaat behoefte aan. Wie, vakkringen en speciale amateurs uitgezonderd, herinnert zich nog het werk van den als 2Ó-jarige dichter in 1920 gestorven J. G. Danser, wiens Gedichten na zijn dood door Greshoff zijn uitgegeven? Wie her innert zich J. J. de Stoppelaar, met zijn beide bundeltjes De Parelduiker (1912) en Het groote Avontuur (1919)? Wie leest Van Ameide nog, uit wiens te veel en onkritisch gepubliceerd oeuvre toch zeker wel een mooie bloemlezing zou zijn samen te stellen ? Albert Besnard is met eere bijgezet in de litteratuurboekjes en de anthologieën, maar wie, behalve een paar fanatieke poëzie-minnaars, leest hem nog? Geen wonder dan ook, dat hij sinds jaar en dag niets meer heeft doen verschijnen. Een ander geval is de dichteres Giza Ritschl, die ik omstreeks 1914 persoonlijk leerde kennen. Zij is Hongaarsche, maar jong naar ons land gekomen. Een uiterst vitale persoonlijkheid; een leven, vol Nietzsche en wonderlijk-romantisch avontuur; daar bij een ontstellend vruchtbare productiviteit, ter wijl alles, los en vast, zonder zelfkritiek gepubli ceerd werd. Voeg hier nog aan toe, dat deze poëzie uit een uitermate kinderlijk primitieve gesteldheid was geschreven en in een taal, welke in woordkeuze en syntaxis ongebruikelijk en onhollandsch aandeed. Dan zult ge begrijpen, dat ook de beste dezer verzen en die hebben zeer bizondere kwaliteiten , ten tijde van hun verschijnen en eerst recht later, slechts aan enkele ingewijden bekend zijn geworden. Giza Ritschl is nu zeventig jaar oud en op weg naar ZuidAfrika. De angst, dat deze verrijking van onze dicht kunst reeds bij haar leven vergeten zou worden, deed mij eenigen tijd geleden in dit blad den wensch uitspreken, dat uit haar oeuvre door bevoegde hand een keuze voor een bloemlezing zou gemaakt wor den. Met genoegen heb ik sindsdien vernomen, dat een onzer begaafdste jongere dichters die taak heeft opgevat. Voor steun vanwege den Prijs der Mis kenden zou deze uitgave stellig in aanmerking komen. Dat zou eveneens gelden voor een herdruk van de buiten den handel verschenen Nagelaten Verzen van Johan van 't Lindenhout (1893?1916), die in wanhoop en vertwijfeling een tragischen dood vond, nadat enkele gedichten, onder het pseudoniem J. Berkel in De Beweging uitgekomen (onder welke dat prachtige sonnet Makker, de dag is op"), nage noeg zonder weerklank waren gebleven. Van oer -Lugt bestrijdt Verkade Verkade antwoordt Bommen op den Stadsschouwburg Wanneer men zoo De Groene" van deze week openslaat en met instemming de fel verontwaar digde artikelen over het wereldgebeuren" leest, dan kost het even moeite aan de kleine gebeurlijkheden in het eigen wereldje voldoende aandacht te schenken. Wat is de Kunst, wat de Kunstenaar? Wat voor waarde heeft en hebben zij nog? Wie interesseert zich er nog voor ? De bommen overheerschen de wereld, en zie, de Generaal-buiten-dienst Eduard Verkade, de vroegere leider van zooveel, weinig eervol onder gegane tooneelgezelschappen, de achterbaksche sollicitant naar den Stadsschouwburg werpt ook zijn reeds maanden geleden geprepareerde en ge vulde bom op Het Nederlandsch Tooneel, en uw blad geeft hem gelegenheid die bom te laten vallen. Ze zal weliswaar geen schade doen, want men kent den werper, zijn verbeten teleurstelling en zijn bedoelingen. Maar ik vraag mij alleen met ver bazing af: welk nut acht u, dat zulk een door zichtig artikel heeft? Daar is toch niemand mee gediend, vooral de dramatische kunst niet, en zelfs de heer Verkade niet, al heeft hij nu gelegenheid gehad zijn overkropt gemoed lucht te geven. Ik verzeker u dat het een groote teleurstelling voor mij is te moeten constateeren, dat De Groene" zich daarvoor leende. COR VAN DER LUGT MELSERT Geef een goede voorstelling! In ,,De Groene" van 19 Maart 1938, schreef de heer Van der Lugt Melsert: laat de heer Verkade nu toch eerst afwachten". Dit heb ik gedaan, een jaar lang, om nu te lezen, dat de leider van de N.V. Het Nederlandsch Tooneel zich afvraagt: Wat is de Kunst, wat de Kunstenaar? Wat voor waarde heeft en hebben zij nog? Wie interesseert zich er nog voor?" De Kunst is het in eenheid scheppen van nieuwe waarden, die boven de realiteit uitgaan; de kun stenaar is de man die dit volbrengt, en die daarvoor alles overheeft. De kunst heeft juist in deze periode groote waarde, omdat zij boven het tijdelijke uit gaat en voor de kunstenaars is juist nu een groote taak weggelegd, mits zij hun kunstideaal hebben weten zuiver te houden en als mensch nog iets te vertellen hebben. De menschheid is beu van goedkoope slagzinnen, persoonlijke insinuaties en bommensprookjes; zij wenscht verjongde illusies van blijvenden inhoud. Het is de taak van den tooneel-kunstenaar-leider, aan dit verlangen te gemoet te komen. Dan zal het interesse voor zijn uiting groot zijn. Het eenige waardige antwoord, wat de heer Van der Lugt Melsert dan ook op mijn weloverwogen critiek kan geven is een kunst zinnige voorstelling! Met een steeds betere verkoop organisatie van steeds slechtere voorstellingen dient hij noch de kunst noch de waarachtige kunstenaars onder zijn leiding. E. V. PAG. 10 DE GROENE No. 3225

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl