Historisch Archief 1877-1940
BaL
k
ans van net tooneelseizoen
L
,11
Eduard Verkade
HET Residentie Tooneel heeft veel beter gewerkt
dan men verwachtte en geniet in den Haag
en elders minstens evenveel populariteit als de
laatste jaren het Hofstad Tooneel. Den Haag is een
eigenaardige theaterstad. Het heeft nog een ouden
kern van uitgaand publiek, onverschillig wat en hoe
er gespeeld wordt. Dirk Verbeek en Mevrouw Ranucci
Beekman hebben bovendien een eigen publiek
gevormd. Hun keuze van repertoire brengt geen
artistieke verrassingen, maar getuigt van goeden
smaak. De voorkeur voo_r de ontledende, eenigszins
cynische blijspelen van Somerset Maugham heeft
plaats gemaakt voor die van Priestley, met psycho
logische raadselen, en Ervine met sociale problemen.
Een handig blijspel ,,Ik heb den Graaf vermoord"
(regie Johan de Meester) bracht een gezellige af
wisseling en volle zalen. De voorstellingen met Vera
Bondam en Verbeek en nog een klein getal dames
en heeren, onder regie van Mevrouw Ranucci
Beekman volgen elkaar geregeld op, zooals zij dit
al jaren deden onder andere directies, maar de
essentieele waarde van het gezelschap ligt voorloopig
in voorstellingen onder regie van Johan de Meester,
van belangrijke klassieken.
Sheridan's Lessen in Laster", is een uniek werk
van voortreffelijken Engelschen geest. Johan de
Meester, die voor de regie en costumeering zorgde,
liet jammer genoeg decors ontwerpen door Gerard
Hordijk; Sheridan vraagt pittiger kleuren. Door den
speeltrant kwam het stuk niet geheel tot zijn recht.
Fie Carelsen en Philip La Chapelle vonden den door
Sheridan bedoelden artistocratisch-scherpen,
arroganten toon. De meeste overige dames en heeren
speelden voldoende, de een meer, de ander minder.
Maar Engers viel in zijn Colonial Gentleman" uit
de lijst en dreef af naar de Duitsche klucht. Johan
de Meester mocked his part". Joseph Surface is
een bedrieger en hypocriet. Het publiek mag niet
twijfelen; maar de rol vereischt een dubbel spel
zoodra een van de andere personen in het stuk
dezen man vertrouwen schenkt. Anders verliest de
situatie alle pikanterie en worden de tegenspelers
onnoozel in plaats van te goed van vertrouwen,
zooals de schrijver bedoeld heeft. De voorstelling
had meer succes dank zij het sterke stuk en zijn
distinctie dan door de opvoering. Een regisseur van
het gesproken woord en van een beeldende dictie,
(die daarom nog wel sober kan zijn) is De Meester
helaas nog altijd niet.
MAAR Vasantasena bracht een zér groote
verrassing. Wat De Meester visueel met zijn
decor, costumes en mise-en-scène daarin bereikt
heeft is ontroerend schoon. Uit alles bleek dat hij
geïnspireerd werd door dit oud-Indisch spel en dat
hij te rade ging bij oude Oost-Aziatische en
VoorIndische afbeeldingen, waardoor een dergelijk over
rompelend picturaal resultaat werd verkregen.
De voorstelling van het unieke Leemen Wagentje
werd een schoone droom: een ontroerende
beeldenOUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
T l KOT l N
DEN HAAG - N ASSAU PLE l N 6
EASTERN ART
D. A. Hoo£
OUDE SC
rendijk & Co.
Keizersgracht 640
b ij de Vijzelstraat
AMSTERDAM
HILDERIJEN
Permanente tentoonstelling van
MODERNE SCHILDERIJEN
Jo». Lassenburg
Boschweg, Nunspeet
raeks ging aan ons hongerig oog voorbij. Enkele van
de spelers kozen zich een voor de rol stereotiep ge
baar (gezien op een antieke prent of door De Meester
aangeduid) en wisten deze houding met variaties
daarop tot een plastische uitbeelding te verbreeden.
Bob de Lange ontpopte zich hierdoor onverwachts
als een uitstekend plastisch speler, zijn bewegingen,
mimiek en spraak kwamen gedurende het spel uit
hem zelven voort. Engers speelde met een goede
grime en juiste kleeding een goedaardig oud moppe
rend mannetje, zooals we dit uit vroegere voor
stellingen van hem kennen en zoo gaarne mede
leven. La Chapelle stapte tusschen de geraffineerd
bewegende kinderlijke danseresjes voor het fraaie
tusschendoek of speelde mede in een groep en bracht
zijn tekst duidelijk tot de hoorders. Meerdere spelers
behalve deze drie, die zich in duidelijkheid en ook in
toon onderscheidien, vallen helaas niet te noemen. Zij
bedierven echter niets van het schoone, dat De Meester
heeft getoond in Vasantasena ??en dat is al veel.
Na Vasantasena" moet men Johan de Meester
beschouwen als een zeldzaam picturale" regisseur.
Hij ziet een stuk als het Leemen Wagentje" in
kleuren, lijnen en beweging en weet zijn visie vorm
te geven. Ware aan den klank en dictie evenveel
talent, kunde en zorg besteed, dan zou het succes
van dit werk van zeldzame schoonheid en wijsheid,
stellig zonder weerga geweest zijn.
TEN slotte het Centraal Tooneel" van Cees
Laseur. Zonder steun, behalve een minimale
subsidie, staat dit gezelschap in zijne prestaties
bovenaan. Het bracht drie stukken: Golden Boy",
Soubrette", en Je kunt het toch niet meenemen".
De prachtige ensemble-opvoering van Golden
Boy" ontwapent iedere critiek. Geen matte copie"
van een Engelsche voorstelling, neen een herschep
ping van het werk, dat Laseur n bij lezing n bij
het zien dusdanig heeft getroffen, dat hij zijn mede
spelers heeft kunnen opzweepen tot een enthousias
me en overgave, die een modelvoorstelling voor den
dag heeft getooverd, welke Laseur een zeer groote
verplichting voor de toekomst van onze
tooneelspeelkunst oplegt.
Laseur's evenwichtige voorstelling maakte het
aanschouwen van een wrang gegeven tot een ar
tistieke vreugde en voldoening.
Een even groot succes behaalde dit gezelschap
met een meer populair, voortreffelijk luchtig stuk
Soubrette". Het spel van Mary Dresselhuys in
dit stuk geeft haar een allereerste plaats, hier n
elders, onder de tooneelspeelsters.
Eer dat de belangstelling voor dit stuk afnam,
volgde reeds de derde première van een geheel ander
soort blijspel: Je kunt het toch niet meenemen".
En weer een voortreffelijk ensemble met voorbeel
dige rollen, waarbij het zeepbel-dunne geestige
gegeven tot het einde gaaf blijft.
Het Centraal Tooneel en zijn leider Laseur geeft
ons in Nederland momenteel een norm, waaraan ge
meten kan worden. Daar is een voortreffelijk
rr.uzikaal tooneelspeler-regisseur aan het werk en daar
ontstaat, dank zij goede krachten in iedere voor
stelling een eenheid tusschen het stuk, het gesproken
woord en het spel, hetgeen wij bij andere gezel
schappen zoo noode missen. Daar groeien jonge
krachten op. Daar is een levend ensemble. Terecht
vormt zich het Centraal Tooneel daardoor overal
een eigen publiek van geïnteresseerde toeschouwers.
Een publiek, dat met belangstelling bij vrijwel
iedere première terugkomt en niet met kunst en
vliegwerk naar iedere volgende opvoering behoeft
gelokt of gedreven, door goedkoope abonnementen,
reductie, of sympevthie-vereenigingen in smoking".
Tooneel dit onze laatste opmerking kan
niet steunen op liefdadigheid of organisatie, al
leen op zijn gave kunstuitingen.
JV\uzikale
Willem Pijper
lerpro
d
uctie
TERECHT vestigt men van bevoegde zijde onze
aandacht op het verschijnsel der huidige
litteraire overproductie; een euvel dat, gelijk Victor
van Vriesland in de Groene Amsterdammer" van
il Maart 1.1. opmerkte, terug te voeren is op een
beangstigend gemis aan zelfkritiek bij de schrijvende
en critiseerende instanties.
De letterkunde en de muziek zijn in meer dan
n opzicht antipoden, voorbestemd om elkander
zelden te begrijpen, soms elkanders complement,
vaker nog passieve of actieve tegenstanders te zijn.
Ik zou niet durven zeggen, dat het de muziek altijd
goed gaat, wanneer de letterkunde een kommervol
bestaan zou voeren (of omgekeerd); zóó simpel en
verkeerd liggen de dingen niet. Om actueel te
blijven: op het oogenblik gaat het de litteratuur
en de muziek beide slecht. De (Nederlandsche)
letterkunde lijdt onder het euvel der overproductie;
de (internationale) muziek echter juist aan een
onderproductie.
In geen jaren is een dusdanig laag niveau be
reikt als op dit moment. De uiterst geringe productie
is hier niet het gevolg van een toevallige onder
consumptie, noch van een teveel aan zelfkritiek bij
de componisten. Want wat gecomponeerd wordt,
komt altijd wel hier of daar tot uitvoering (in
Rotterdam bijvoorbeeld, om in ons land te blijven).
En de stukken, die men ons voorspeelt zijn voor
het grootste deel inferieur aan de producties van
een jaar of tien geleden.
Men zal ons niet van een goede-oude-tijd-complex
beschuldigen. Vruchtbare perioden werden altijd
door schrale tijdperken gevolgd. Het actueele ver
schijnsel is echter meer dan een normale terugslag,
het is een sauve-qui-peut.
De muziek is in landen als Duitschland en Itali
uit haar tempels gezet en de straat opgestuurd
in den letterlijken zin van het woord.
De kunst muziek bezat nimmer eenige waarde"
voor de breede lagen der tijdgenooten. Bach gold
als de geringere van een Teiemann, Beethoven
beteekende voor zijn tijdgenooten minder dan een
tienderangs-auteur, wiens naam thans zelfs niet
meer gekend wordt. De eischen welke men in de
dictatoriaal geregeerde landen aan de kunst, aan
de muziek moet stellen, zijn actualiteits- en
niveaueischen. Voor de muziek was geen plaats meer in
de hoogere" regionen zij moest zich ter be
schikking van de massa's gaan stellen. Hetgeen
ons op dit niveau wordt voorgespeeld is echter der
mate inferieur aan het slechtste werk uit het
midden der vorige eeuw óók al geen zeer vrucht
bare periode ! dat het mij juister lijkt, hier zelfs
geen namen te noemen.
Het pijnlijke hierbij is, dat zoowel Duitschland
als Italiëtot voor kort in hooge mate deel hadden
aan de internationale ontwikkeling van de
universeele kunst muziek.
Echter, in Frankrijk, Engeland, Nederland, is de
productie ook sterk verminderd, qualitatief en
quantitatief. Niet omdat van hoogerhand geëischt
werd dat de productie onder het geestelijk bereik
van den artistieken analphabeet gebracht zou
kunnen worden. Niet omdat men hier aan een vol
komen fictieve scheiding tusschen joodsch en
nietjoodsch, tusschen cultureel waardevol en entartet"
de artistieke waarheid zou hebben opgeofferd. Maar
ook hier blijkt de belangstelling in nuttelooze en
desalniettemin volkomen onmisbare zaken als
schoonheid en wijsheid sterk verminderd te zijn.
Ook hier tracht men bij de onontwikkelden in het
gevlij te komen, liever dan te probeeren deze
onwetenden tot kenners te ontwikkelen. Ook hier
doet een artistiek maar al te vaak onbevoegde
kritiek het hare om ieder begrip van niveau, van
gradatie uit te wisschen. Men vecht tegen spoken
en laat inmiddels zijn huis leeg stelen.
Inderdaad ? het is de weg van den geringeren
weerstand. Iemand die het vak componeeren ver
staat het is tenslotte een ambacht, als timmeren
of tuinieren kan makkelijker een stukje ver
vaardigen dat door het meerendeel der kapel
meesters en acht-en-negentig procent van het
publiek aantrekkelijk wordt gevonden, omdat het
onorigineel, namaak is !, dan een compositie waarin
eischen gesteld worden: eischen aan den auteur, de
executanten, de toehoorders. Van Vriesland ziet
het eenige middel om den noodlottigen kringloop
te doorbreken (....) in de vorming van een kader
van verantwoordelijke, doelbewuste en zeer des
kundige (letterkundige) beoordeelaars." Hieraan
zijn wij in musicis (nog) niet toe. Wij zouden reeds
tevreden zijn, als de componisten, de scheppende
instanties, zich hun taken wat scherper bewust
wilden zijn. Met het leveren van actueele muziekjes,
het schrijven van tennaastenbij geslaagde werk
stukken, het t pateeren van de muzikale harts
tochten des braven burgermans wordt immers de
vooruitgang nauwelijks gediend.
De jaren 1925?1932 beloofden veel voor het
componeeren in Nederland. Weinig, te winig, van
die beloften is in vervulling gegaan. De Neder
landsche componist heeft thans, in 19^9, niet meer
het recht zijn onderproductie toe te schrijven aan
een onderconsumptie van het tegenwoordige pu
bliek: hetgeen hij in 1929 van zijn hoorders eischen
mocht, wordt thans in verhoogde mate van hem
zelf gevraagd.
PAG. II DE GROENE No. 3225