De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 25 maart pagina 11

25 maart 1939 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

BaL k ans van net tooneelseizoen L ,11 Eduard Verkade HET Residentie Tooneel heeft veel beter gewerkt dan men verwachtte en geniet in den Haag en elders minstens evenveel populariteit als de laatste jaren het Hofstad Tooneel. Den Haag is een eigenaardige theaterstad. Het heeft nog een ouden kern van uitgaand publiek, onverschillig wat en hoe er gespeeld wordt. Dirk Verbeek en Mevrouw Ranucci Beekman hebben bovendien een eigen publiek gevormd. Hun keuze van repertoire brengt geen artistieke verrassingen, maar getuigt van goeden smaak. De voorkeur voo_r de ontledende, eenigszins cynische blijspelen van Somerset Maugham heeft plaats gemaakt voor die van Priestley, met psycho logische raadselen, en Ervine met sociale problemen. Een handig blijspel ,,Ik heb den Graaf vermoord" (regie Johan de Meester) bracht een gezellige af wisseling en volle zalen. De voorstellingen met Vera Bondam en Verbeek en nog een klein getal dames en heeren, onder regie van Mevrouw Ranucci Beekman volgen elkaar geregeld op, zooals zij dit al jaren deden onder andere directies, maar de essentieele waarde van het gezelschap ligt voorloopig in voorstellingen onder regie van Johan de Meester, van belangrijke klassieken. Sheridan's Lessen in Laster", is een uniek werk van voortreffelijken Engelschen geest. Johan de Meester, die voor de regie en costumeering zorgde, liet jammer genoeg decors ontwerpen door Gerard Hordijk; Sheridan vraagt pittiger kleuren. Door den speeltrant kwam het stuk niet geheel tot zijn recht. Fie Carelsen en Philip La Chapelle vonden den door Sheridan bedoelden artistocratisch-scherpen, arroganten toon. De meeste overige dames en heeren speelden voldoende, de een meer, de ander minder. Maar Engers viel in zijn Colonial Gentleman" uit de lijst en dreef af naar de Duitsche klucht. Johan de Meester mocked his part". Joseph Surface is een bedrieger en hypocriet. Het publiek mag niet twijfelen; maar de rol vereischt een dubbel spel zoodra een van de andere personen in het stuk dezen man vertrouwen schenkt. Anders verliest de situatie alle pikanterie en worden de tegenspelers onnoozel in plaats van te goed van vertrouwen, zooals de schrijver bedoeld heeft. De voorstelling had meer succes dank zij het sterke stuk en zijn distinctie dan door de opvoering. Een regisseur van het gesproken woord en van een beeldende dictie, (die daarom nog wel sober kan zijn) is De Meester helaas nog altijd niet. MAAR Vasantasena bracht een zér groote verrassing. Wat De Meester visueel met zijn decor, costumes en mise-en-scène daarin bereikt heeft is ontroerend schoon. Uit alles bleek dat hij geïnspireerd werd door dit oud-Indisch spel en dat hij te rade ging bij oude Oost-Aziatische en VoorIndische afbeeldingen, waardoor een dergelijk over rompelend picturaal resultaat werd verkregen. De voorstelling van het unieke Leemen Wagentje werd een schoone droom: een ontroerende beeldenOUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) T l KOT l N DEN HAAG - N ASSAU PLE l N 6 EASTERN ART D. A. Hoo£ OUDE SC rendijk & Co. Keizersgracht 640 b ij de Vijzelstraat AMSTERDAM HILDERIJEN Permanente tentoonstelling van MODERNE SCHILDERIJEN Jo». Lassenburg Boschweg, Nunspeet raeks ging aan ons hongerig oog voorbij. Enkele van de spelers kozen zich een voor de rol stereotiep ge baar (gezien op een antieke prent of door De Meester aangeduid) en wisten deze houding met variaties daarop tot een plastische uitbeelding te verbreeden. Bob de Lange ontpopte zich hierdoor onverwachts als een uitstekend plastisch speler, zijn bewegingen, mimiek en spraak kwamen gedurende het spel uit hem zelven voort. Engers speelde met een goede grime en juiste kleeding een goedaardig oud moppe rend mannetje, zooals we dit uit vroegere voor stellingen van hem kennen en zoo gaarne mede leven. La Chapelle stapte tusschen de geraffineerd bewegende kinderlijke danseresjes voor het fraaie tusschendoek of speelde mede in een groep en bracht zijn tekst duidelijk tot de hoorders. Meerdere spelers behalve deze drie, die zich in duidelijkheid en ook in toon onderscheidien, vallen helaas niet te noemen. Zij bedierven echter niets van het schoone, dat De Meester heeft getoond in Vasantasena ??en dat is al veel. Na Vasantasena" moet men Johan de Meester beschouwen als een zeldzaam picturale" regisseur. Hij ziet een stuk als het Leemen Wagentje" in kleuren, lijnen en beweging en weet zijn visie vorm te geven. Ware aan den klank en dictie evenveel talent, kunde en zorg besteed, dan zou het succes van dit werk van zeldzame schoonheid en wijsheid, stellig zonder weerga geweest zijn. TEN slotte het Centraal Tooneel" van Cees Laseur. Zonder steun, behalve een minimale subsidie, staat dit gezelschap in zijne prestaties bovenaan. Het bracht drie stukken: Golden Boy", Soubrette", en Je kunt het toch niet meenemen". De prachtige ensemble-opvoering van Golden Boy" ontwapent iedere critiek. Geen matte copie" van een Engelsche voorstelling, neen een herschep ping van het werk, dat Laseur n bij lezing n bij het zien dusdanig heeft getroffen, dat hij zijn mede spelers heeft kunnen opzweepen tot een enthousias me en overgave, die een modelvoorstelling voor den dag heeft getooverd, welke Laseur een zeer groote verplichting voor de toekomst van onze tooneelspeelkunst oplegt. Laseur's evenwichtige voorstelling maakte het aanschouwen van een wrang gegeven tot een ar tistieke vreugde en voldoening. Een even groot succes behaalde dit gezelschap met een meer populair, voortreffelijk luchtig stuk Soubrette". Het spel van Mary Dresselhuys in dit stuk geeft haar een allereerste plaats, hier n elders, onder de tooneelspeelsters. Eer dat de belangstelling voor dit stuk afnam, volgde reeds de derde première van een geheel ander soort blijspel: Je kunt het toch niet meenemen". En weer een voortreffelijk ensemble met voorbeel dige rollen, waarbij het zeepbel-dunne geestige gegeven tot het einde gaaf blijft. Het Centraal Tooneel en zijn leider Laseur geeft ons in Nederland momenteel een norm, waaraan ge meten kan worden. Daar is een voortreffelijk rr.uzikaal tooneelspeler-regisseur aan het werk en daar ontstaat, dank zij goede krachten in iedere voor stelling een eenheid tusschen het stuk, het gesproken woord en het spel, hetgeen wij bij andere gezel schappen zoo noode missen. Daar groeien jonge krachten op. Daar is een levend ensemble. Terecht vormt zich het Centraal Tooneel daardoor overal een eigen publiek van geïnteresseerde toeschouwers. Een publiek, dat met belangstelling bij vrijwel iedere première terugkomt en niet met kunst en vliegwerk naar iedere volgende opvoering behoeft gelokt of gedreven, door goedkoope abonnementen, reductie, of sympevthie-vereenigingen in smoking". Tooneel dit onze laatste opmerking kan niet steunen op liefdadigheid of organisatie, al leen op zijn gave kunstuitingen. JV\uzikale Willem Pijper lerpro d uctie TERECHT vestigt men van bevoegde zijde onze aandacht op het verschijnsel der huidige litteraire overproductie; een euvel dat, gelijk Victor van Vriesland in de Groene Amsterdammer" van il Maart 1.1. opmerkte, terug te voeren is op een beangstigend gemis aan zelfkritiek bij de schrijvende en critiseerende instanties. De letterkunde en de muziek zijn in meer dan n opzicht antipoden, voorbestemd om elkander zelden te begrijpen, soms elkanders complement, vaker nog passieve of actieve tegenstanders te zijn. Ik zou niet durven zeggen, dat het de muziek altijd goed gaat, wanneer de letterkunde een kommervol bestaan zou voeren (of omgekeerd); zóó simpel en verkeerd liggen de dingen niet. Om actueel te blijven: op het oogenblik gaat het de litteratuur en de muziek beide slecht. De (Nederlandsche) letterkunde lijdt onder het euvel der overproductie; de (internationale) muziek echter juist aan een onderproductie. In geen jaren is een dusdanig laag niveau be reikt als op dit moment. De uiterst geringe productie is hier niet het gevolg van een toevallige onder consumptie, noch van een teveel aan zelfkritiek bij de componisten. Want wat gecomponeerd wordt, komt altijd wel hier of daar tot uitvoering (in Rotterdam bijvoorbeeld, om in ons land te blijven). En de stukken, die men ons voorspeelt zijn voor het grootste deel inferieur aan de producties van een jaar of tien geleden. Men zal ons niet van een goede-oude-tijd-complex beschuldigen. Vruchtbare perioden werden altijd door schrale tijdperken gevolgd. Het actueele ver schijnsel is echter meer dan een normale terugslag, het is een sauve-qui-peut. De muziek is in landen als Duitschland en Itali uit haar tempels gezet en de straat opgestuurd in den letterlijken zin van het woord. De kunst muziek bezat nimmer eenige waarde" voor de breede lagen der tijdgenooten. Bach gold als de geringere van een Teiemann, Beethoven beteekende voor zijn tijdgenooten minder dan een tienderangs-auteur, wiens naam thans zelfs niet meer gekend wordt. De eischen welke men in de dictatoriaal geregeerde landen aan de kunst, aan de muziek moet stellen, zijn actualiteits- en niveaueischen. Voor de muziek was geen plaats meer in de hoogere" regionen zij moest zich ter be schikking van de massa's gaan stellen. Hetgeen ons op dit niveau wordt voorgespeeld is echter der mate inferieur aan het slechtste werk uit het midden der vorige eeuw óók al geen zeer vrucht bare periode ! dat het mij juister lijkt, hier zelfs geen namen te noemen. Het pijnlijke hierbij is, dat zoowel Duitschland als Italiëtot voor kort in hooge mate deel hadden aan de internationale ontwikkeling van de universeele kunst muziek. Echter, in Frankrijk, Engeland, Nederland, is de productie ook sterk verminderd, qualitatief en quantitatief. Niet omdat van hoogerhand geëischt werd dat de productie onder het geestelijk bereik van den artistieken analphabeet gebracht zou kunnen worden. Niet omdat men hier aan een vol komen fictieve scheiding tusschen joodsch en nietjoodsch, tusschen cultureel waardevol en entartet" de artistieke waarheid zou hebben opgeofferd. Maar ook hier blijkt de belangstelling in nuttelooze en desalniettemin volkomen onmisbare zaken als schoonheid en wijsheid sterk verminderd te zijn. Ook hier tracht men bij de onontwikkelden in het gevlij te komen, liever dan te probeeren deze onwetenden tot kenners te ontwikkelen. Ook hier doet een artistiek maar al te vaak onbevoegde kritiek het hare om ieder begrip van niveau, van gradatie uit te wisschen. Men vecht tegen spoken en laat inmiddels zijn huis leeg stelen. Inderdaad ? het is de weg van den geringeren weerstand. Iemand die het vak componeeren ver staat het is tenslotte een ambacht, als timmeren of tuinieren kan makkelijker een stukje ver vaardigen dat door het meerendeel der kapel meesters en acht-en-negentig procent van het publiek aantrekkelijk wordt gevonden, omdat het onorigineel, namaak is !, dan een compositie waarin eischen gesteld worden: eischen aan den auteur, de executanten, de toehoorders. Van Vriesland ziet het eenige middel om den noodlottigen kringloop te doorbreken (....) in de vorming van een kader van verantwoordelijke, doelbewuste en zeer des kundige (letterkundige) beoordeelaars." Hieraan zijn wij in musicis (nog) niet toe. Wij zouden reeds tevreden zijn, als de componisten, de scheppende instanties, zich hun taken wat scherper bewust wilden zijn. Met het leveren van actueele muziekjes, het schrijven van tennaastenbij geslaagde werk stukken, het t pateeren van de muzikale harts tochten des braven burgermans wordt immers de vooruitgang nauwelijks gediend. De jaren 1925?1932 beloofden veel voor het componeeren in Nederland. Weinig, te winig, van die beloften is in vervulling gegaan. De Neder landsche componist heeft thans, in 19^9, niet meer het recht zijn onderproductie toe te schrijven aan een onderconsumptie van het tegenwoordige pu bliek: hetgeen hij in 1929 van zijn hoorders eischen mocht, wordt thans in verhoogde mate van hem zelf gevraagd. PAG. II DE GROENE No. 3225

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl