De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 1 april pagina 10

1 april 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

LETTERKUNDIG LEVEN Victor E. van Vriesland r _L)e miskenden bekronen TEN slotte is miskenning zoozeer het gebrui kelijke en als voorbeschikte lot van de dichters ook bij wereldroem worden zij slechts dcor de weinigsten werkelijk gelezen , dat ik niet wil voortgaan, gelijk verleden week, candidaten onder hen te noemen. Er zijn er te veel. De boutade van Geerten Gossaert over den dichter als paria (G. H. 's-Gravesande: Sprekende Schrijvers, blz. 38 e.v.) behoudt nog altijd veel van haar geldig heid. Daarom zal ik deze week aan de veelgelezen jury van den toekomstigen Prijs der Miskenden twee prozaschrijvers aanbevelen: twee frappante voor beelden uit de vele. Ten zeerste miskend, want buiten den kling van enkele litteratoren nooit gewaardeerd en thans vrij wel geheel vergeten, is de nagelaten verzameling prozastukken Het kostelijk Leven van Gerard van den Hoek (1892?1916), welke het, o schande, nim mer tot erkenning gebracht heeft. Dit is hoogst opmerkelijk werk, en gaat men na op hoe jongen leeftijd de auteur een gedeelte ervan geschreven heeft, dan weet men niet, waarover men zich meer moet verwonderen: het curieuze en boeiende van dezen geest, of de reeds zoo rijpe gaafheid van dit groote talent. Novellen als De verwenschte Thuis komst of Jacoba in de Wereld, thans door zoowat niemand meer gekend, behooren zonder twijfel tot het allerbeste proza, dat in die jaren in ons land is geschreven. En dan J. van Oudshoorn. Hij woont tegenwoordig in Den Haag, maar bekleedde zeer langen tijd een hoog ambt aan het Nederlandsche gezantschap te Berlijn. Bezoekers van het Rumanisches Kaffeehaus aldaar, in de eerste jaren na den wereldoorlog, konden hem op gezette tijden op het terras zien ver schijnen, in gekleede jas met bolhoed, de paraplu in de hand; hij vertoonde een sprekende gelijkenis met wijlen Prins Hendrik. Niet dit lange verblijf in het buitenland echter kan de oorzaak zijn geweest van de onbegrijpelijke en algeheele miskenning, welke deze zeer groote schrijver van zijn volk onder vonden heeft men denke slechts aan de Scharten's, Van Schendel, Fabricius en Greshoff. De oor zaak ligt in het feit, dat zeer groote auteurs, die niet transigeeren, hun tijd vaak zoover vooruit zijn, dat het algemeene publiek voor hen niet rijp is. Van Oudshoorn heeft, tusschen 1914 en 1930, zeven boeken uitgegeven: vijf romans, een tooneelstuk en een novellenbundel. Deze zijn zonder uit zondering slecht verkocht. Naar men zegt heeft de schrijver op het oogenblik drie romanmanuscripten gereed, voor twee waarvan hij geen uitgever heeft kunnen vinden. Zijn zestigste verjaardag is eenige jaren geleden in ons land geheel onopgemerkt voorbij gegaan. Dit alles is in niet geringe mate te wijten aan de vaderlandsche litteratuurkritiek, die hier gesteld werd tegenover grootheid van zeer bizondere rang orde, welke zij niet vermocht te onderscheiden. Men staarde zich blind op het geheel uiterlijke kenmerk van decadentie", dat alleen eenigszins aan het onderwerp" toegeschreven zou kunnen worden, en dat overigens slechts de aanleiding" was tot een grootsche en in onze letteren schier ongekende mystiek, waaraan b.v. Vestdijk zooveel later bij het behandelen van soortgelijke stof niet toe zou komen. Men prees soms eenigszins hooghartig Van Oudshoorn's debuut, Willem Mertens' Levens spiegel, doch onder tal van voorbehouden, en alleen ten koste van al het verdere oeuvre; ten onrechte, want dit staat op hetzelfde peil. Alleen Jeanne van Schaik?Willing en Dirk Coster schreven uitvoe riger studies over hem, maar zonder zijn beteekenis voldoende in het licht te stellen. Van de lateren lieten vooral Greshoff en Du Perron met ongelooflijke kortzichtigheid zich smalend uit. Van de mij be kende litteratuurgeschiedenissen is er niet n, die aan de waarde van Van Oudshoorn ook maar in geringe mate voldoende recht laat wedervaren. Daarom wil ik hier tot besluit mijn meening zeer nadrukkelijk neerschrijven. Van Oudshoorn is on betwistbaar de grootste en belangrijkste der gene ratie van prozaschrijvers, waartoe hij volgens de data zijner publicaties behoort. Hij heeft, in een bepaalde periode, meer dan wie ook, onze litteratuur vernieuwd. Zijn werk beteekent daarin een keer punt. Meer zelfs dan Van Schendel is hij de meester van onze nieuwere prozakunst. Aan dezen meester zou de Prijs der Miskenden in de aller-, allereerste plaats toekomen. Die prijs zou zijn werk de vertraagde bekendheid doen ge worden, waarop het aanspraak heeft, vooral indien de toekenning gepaard zou gaan met de voorwaarde, dat het bedrag besteed zou moeten worden aan de zoo noodzakelijke uitgave van Van Oudshoorn's Verzamelde Werken. JDeknopte Aankondigingen Taylor Caldwell. Dynasty of Death. (Collins. London. 1939.} Men late zich niet afschrikken door den 780 dicht bedrukte blz. omvang van dezen uitermate lijvigen roman, en evenmin door de omvangrijke lijst personen, die de auteur voorin heeft laten afdrukken. Het zijn er om en nabij de vijftig. Wie eenmaal begint aan deze levensgeschiedenis van drie gene raties Barbour en Bouchard zal niet rusten voordat hij haar ten einde heeft gelezen. Want deze Taylor Caldwell is een geboren verteller. Hij is trouwens meer: een schepper van gestalten, die stuk voor stuk een eigen leven leiden, waarin men kan gelooven, die en het is deze indruk welken men voort durend heeft niet anders hadden kunnen zijn. Onder de vele uitvoerige familieromans, die de laatste jaren zoo overvloedig worden gepubliceerd met name in de Engelsch sprekende landen, neemt Dynasty of Death een allereerste plaats in. Het is overal boeiend, het beschrijft de opkomst van een familie van wapen- en munitie-fabrikanten kleurig en psychologisch verantwoord. Taylor Caldwell slaagde er daarenboven in, het verband voelbaar te maken tusschen deze opkomst en het wisselend wereld-gebeuren op den achtergrond. Een fataal, een onontkoombaar verband. Het zou ons natuurlijk te ver voeren ook maar iets hier van den inhoud van dezen roman na te vertellen, maar wie een figuur als die van Ernest Barbour, een niets ontziend man, den stichter dezer kolossale wapen-industrie, zoo geloofwaardig weet uit te beelden beschikt ontegenzeggelijk over een meer dan gewoon talent. Jan Mens. Mensen zonder geld. Roman bekroond met de Kosmos-Eer stelingen-P r ij s 1938. (Uitg. Mij. Kosmos. Amsterdam. 1939.) Jan Mens heeft met Mensen zonder geld den roman geschreven van een gevoelig Jordaanjongetje en hij deed zulks op een wijze, die zeker hare verdiensten heeft maar die nergens opvallend genoemd kan worden. Deze Japie lijkt eigenlijk als twee druppels water op zijn vele voorgangers: droomerig van aard en meestal te wijs voor hun jaren. Men zou eindelijk wel eens een boek willen lezen over een kind dat zich in niets van de andere onder scheidt, maar afgaande op datgene wat onze Hollandsche romanciers over dit onderwerp hebben gepubliceerd zou men welhaast tot de conclusie moeten komen dat zulke kinderen niet meer bestaan. De zaak is natuurlijk dat zoo'n romankind altijd iets meekrijgt van datgene wat de romancier zelf in zijn jeugd heeft gedacht en gedroomd, maar als romancier eindigen deze kinderen nooit. En dat had men toch eigenlijk wel kunnen verwachten. Jan Mens beschrijft dit leven, het leven van het gansche gezin dat lijdt onder de nooden van de crisis, met kennis van zaken en somtijds opmerke lijke details. Toch heeft men telkens het gevoel dat men dit alles al eens eerder heeft gelezen en de visie van den auteur kenmerkt zich helaas niet door een persoonlijken kijk op zijn sujetten. Daarmee wil allerminst gezegd zijn dat Mensen zonder geld niet een leesbaar boek zou zijn. De Hollandsche lezer, die doorgaans zijn geestelijk voedsel uit de bibliotheken betrekt, zal ongetwijfeld met een bepaald soort verteedering aan Japie blijven terugdenken en boeken die dit aangenaam gevoel vermogen op te wekken zullen om een geijkten term te gebruiken hun weg wel vinden. Nogmaals de Kosmos* Eerstelingen-prijs T"N-E heer Jan Mens komt, eenigszins laat, in l J een aan de Redactie ingezonden stuk op tegen ??-^ de notitie, die ik in de,,Groene" van 28 Januari j.l. aan den hem toegekenden prijs heb gewijd. Daarin had ik er tegen geprotesteerd, dat hij had meegedongen met de auteurs ik citeer de Voorwaarden van wier hand niet eerder een roman in boekvorm is verschenen", niettegenstaande bij de Uitgeverij De Vlam" alhier onder het pseudoniem J. Rebel in 1934. zijn roman Rafels het licht had gezien. (Ik noemde dien toen abusievelijk Flarden en maak daarvoor mijn verontschuldiging; tusschen flardenen rafels is minder verschil dan tusschen een eersten en een tweeden roman). De heer J. Mens vindt tot zijn inzending aanleiding in een verklaring der jury van den Kosmos E. P. aan het A.N. P., in verschillende bladen verschenen. Hij vraagt, of ik na deze verklaring mijn beschuldi ging handhaaf, en de Redactie van de Groene" noodigt mij uit, mij hierover uit te spreken. Ik geef daar aan gaarne gevolg. Rafels, aldus genoemd A.N.P.-bericht, bevat 34 reeds eerder in een blaadje verschenen schetsen van werklozen-milieu's, die door een uiterst dunne draad tezamen hangen. Het heeft in wezen niets met een roman te maken. Wil men deze onderlinge samenhang der schetsen toch laten gelden, dan is het naar omvang en karakter niet meer dan een novelle te noemen". Waarop de jury besluit met erop te wijzen, dat publi catie van novellen deelneming aan deze prijsvraag niet uitsluit, zoodot de heer Mens vrij uit gaat. Het ware voor alle betrokkenen beter geweest, als de jury de heele onprettige aangelegenheid maar had laten rusten. Nu ben ik wel gedwongen, er op terug te komen. Ik acht mij op zijn minst zoo goed in staat als de heeren van de jury, te onderscheiden of een geschrift een door een uiterst dunne draad" tezamen hangende reeks schetsen, een novelle of een roman is. Niet in de eerste plaats de omvang maar het karakter van een boek geeft den doorslag, tot welk genre, no velle of roman, het behoort. Rafels is een samen hangend relaas, waarin, van den aanvang tot het slot, de ontwikkeling der uitgebeelde hoofdfiguren voort schrijdt. Het is dan ook een roman, al zijn, vermoede lijk in verband met de oorspronkelijke publicatie in een tijdschriftje, de hoofdstukken welker titels best achterwege hadden kunnen blijven zeer kort. Ik handhaaf dus ten volle mijn zienswijze en acht de circa 10 dezer rondgestuurde verklaring der jury onjuist. Rafels is geen roman van de soort, die in de boekenkast van litteraire fijnproevers op een in 't oog vallende plaats zal worden gezet", schrijft P. J. Schmidt in zijn Voorwoord" tot dit werkje. Het lijkt mij voor de hand te liggen, dat deze aanvang van het voorbericht anders geluid zou hebben, indien de auteur zelf zijn boekje niet als een roman had wenschen beschouwd te zien. Maar daar had hij toen nog geen reden toe. Ten slotte: mijn voornaamste in dit blad aange voerde bezwaar was dat de heer Mens, zoo hij al had willen meedingen", niet vooraf de jury ruiterlijk op de hoogte heeft gesteld. Officieel en in haar geheel had hij de jury het boekje Rafels moeten doen kennen, zoodot zij van tevoren, en niet, zooals thans, na een uitgemaakte zaak, had kunnen beslissen of zij het als een roman, en dus als een bezwaar tegen deelneming, wilde beschouwen of niet. Nu heeft deze uitgave eerst bij de juryleden moeten circuleeren, aleer zij achteraf haar verklaring opstelde. In het avondblad van 10 dezer schrijft de Redactie van Het Volk": Op 2 Januari bleek noch de directie van Kosmos noch het lid der jury met wien wij over deze zaak spraken, kennis te dragen van het bestaanvan Rafels". En zij voegt hieraan toe: Ons enige bezwaar in deze zaak is, dat de jury in haar rapport de verschij ning van Rafels niet even gememoreerd heeft". Dat dit niet mogelijk was, wijl de auteur haar daartoe niet in staat had gesteld, is hierboven betoogd. Het stukje besluit: Men dient naar onze mening alles te doen om te vermijden dat litteraire prijzen in opspraak kunnen geraken". Dat is vertandige taal, en als de heeren hun ver zuim erkend en minder van den hoogen toren geblazen hadden, dan ware een hernieuwde bespreking der aangelegenheid onnoodig en de opspraak" alweer iets minder geweest. ERNST VAN DAELE OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAG - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART Permanente tentoonstelling van MODERNE SCHILDERIJEN Jos. Lussenburg Boschweg, Nunspeet PAG. 10 DE GROENE No. 3226

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl