Historisch Archief 1877-1940
LETTERKUNDIG LEVEN
Victor E. van Vriesland
r
_L)e miskenden bekronen
TEN slotte is miskenning zoozeer het gebrui
kelijke en als voorbeschikte lot van de
dichters ook bij wereldroem worden zij
slechts dcor de weinigsten werkelijk gelezen , dat
ik niet wil voortgaan, gelijk verleden week,
candidaten onder hen te noemen. Er zijn er te veel. De
boutade van Geerten Gossaert over den dichter als
paria (G. H. 's-Gravesande: Sprekende Schrijvers,
blz. 38 e.v.) behoudt nog altijd veel van haar geldig
heid.
Daarom zal ik deze week aan de veelgelezen jury
van den toekomstigen Prijs der Miskenden twee
prozaschrijvers aanbevelen: twee frappante voor
beelden uit de vele.
Ten zeerste miskend, want buiten den kling van
enkele litteratoren nooit gewaardeerd en thans vrij
wel geheel vergeten, is de nagelaten verzameling
prozastukken Het kostelijk Leven van Gerard van
den Hoek (1892?1916), welke het, o schande, nim
mer tot erkenning gebracht heeft. Dit is hoogst
opmerkelijk werk, en gaat men na op hoe jongen
leeftijd de auteur een gedeelte ervan geschreven
heeft, dan weet men niet, waarover men zich meer
moet verwonderen: het curieuze en boeiende van
dezen geest, of de reeds zoo rijpe gaafheid van dit
groote talent. Novellen als De verwenschte Thuis
komst of Jacoba in de Wereld, thans door zoowat
niemand meer gekend, behooren zonder twijfel tot
het allerbeste proza, dat in die jaren in ons land is
geschreven.
En dan J. van Oudshoorn. Hij woont tegenwoordig
in Den Haag, maar bekleedde zeer langen tijd een
hoog ambt aan het Nederlandsche gezantschap te
Berlijn. Bezoekers van het Rumanisches
Kaffeehaus aldaar, in de eerste jaren na den wereldoorlog,
konden hem op gezette tijden op het terras zien ver
schijnen, in gekleede jas met bolhoed, de paraplu
in de hand; hij vertoonde een sprekende gelijkenis
met wijlen Prins Hendrik. Niet dit lange verblijf in
het buitenland echter kan de oorzaak zijn geweest
van de onbegrijpelijke en algeheele miskenning,
welke deze zeer groote schrijver van zijn volk onder
vonden heeft men denke slechts aan de
Scharten's, Van Schendel, Fabricius en Greshoff. De oor
zaak ligt in het feit, dat zeer groote auteurs, die niet
transigeeren, hun tijd vaak zoover vooruit zijn, dat
het algemeene publiek voor hen niet rijp is.
Van Oudshoorn heeft, tusschen 1914 en 1930,
zeven boeken uitgegeven: vijf romans, een
tooneelstuk en een novellenbundel. Deze zijn zonder uit
zondering slecht verkocht. Naar men zegt heeft de
schrijver op het oogenblik drie romanmanuscripten
gereed, voor twee waarvan hij geen uitgever heeft
kunnen vinden. Zijn zestigste verjaardag is eenige
jaren geleden in ons land geheel onopgemerkt
voorbij gegaan.
Dit alles is in niet geringe mate te wijten aan
de vaderlandsche litteratuurkritiek, die hier gesteld
werd tegenover grootheid van zeer bizondere rang
orde, welke zij niet vermocht te onderscheiden. Men
staarde zich blind op het geheel uiterlijke kenmerk
van decadentie", dat alleen eenigszins aan het
onderwerp" toegeschreven zou kunnen worden,
en dat overigens slechts de aanleiding" was tot
een grootsche en in onze letteren schier ongekende
mystiek, waaraan b.v. Vestdijk zooveel later bij het
behandelen van soortgelijke stof niet toe zou
komen. Men prees soms eenigszins hooghartig
Van Oudshoorn's debuut, Willem Mertens' Levens
spiegel, doch onder tal van voorbehouden, en alleen
ten koste van al het verdere oeuvre; ten onrechte,
want dit staat op hetzelfde peil. Alleen Jeanne van
Schaik?Willing en Dirk Coster schreven uitvoe
riger studies over hem, maar zonder zijn beteekenis
voldoende in het licht te stellen. Van de lateren lieten
vooral Greshoff en Du Perron met ongelooflijke
kortzichtigheid zich smalend uit. Van de mij be
kende litteratuurgeschiedenissen is er niet n, die
aan de waarde van Van Oudshoorn ook maar in
geringe mate voldoende recht laat wedervaren.
Daarom wil ik hier tot besluit mijn meening zeer
nadrukkelijk neerschrijven. Van Oudshoorn is on
betwistbaar de grootste en belangrijkste der gene
ratie van prozaschrijvers, waartoe hij volgens de
data zijner publicaties behoort. Hij heeft, in een
bepaalde periode, meer dan wie ook, onze litteratuur
vernieuwd. Zijn werk beteekent daarin een keer
punt. Meer zelfs dan Van Schendel is hij de meester
van onze nieuwere prozakunst.
Aan dezen meester zou de Prijs der Miskenden
in de aller-, allereerste plaats toekomen. Die prijs
zou zijn werk de vertraagde bekendheid doen ge
worden, waarop het aanspraak heeft, vooral indien
de toekenning gepaard zou gaan met de voorwaarde,
dat het bedrag besteed zou moeten worden aan de
zoo noodzakelijke uitgave van Van Oudshoorn's
Verzamelde Werken.
JDeknopte Aankondigingen
Taylor Caldwell. Dynasty of Death. (Collins.
London. 1939.}
Men late zich niet afschrikken door den 780 dicht
bedrukte blz. omvang van dezen uitermate lijvigen
roman, en evenmin door de omvangrijke lijst
personen, die de auteur voorin heeft laten afdrukken.
Het zijn er om en nabij de vijftig. Wie eenmaal
begint aan deze levensgeschiedenis van drie gene
raties Barbour en Bouchard zal niet rusten voordat
hij haar ten einde heeft gelezen. Want deze Taylor
Caldwell is een geboren verteller. Hij is trouwens
meer: een schepper van gestalten, die stuk voor stuk
een eigen leven leiden, waarin men kan gelooven,
die en het is deze indruk welken men voort
durend heeft niet anders hadden kunnen zijn.
Onder de vele uitvoerige familieromans, die de
laatste jaren zoo overvloedig worden gepubliceerd
met name in de Engelsch sprekende landen, neemt
Dynasty of Death een allereerste plaats in.
Het is overal boeiend, het beschrijft de opkomst van
een familie van wapen- en munitie-fabrikanten
kleurig en psychologisch verantwoord. Taylor
Caldwell slaagde er daarenboven in, het verband
voelbaar te maken tusschen deze opkomst en het
wisselend wereld-gebeuren op den achtergrond.
Een fataal, een onontkoombaar verband.
Het zou ons natuurlijk te ver voeren ook maar
iets hier van den inhoud van dezen roman na te
vertellen, maar wie een figuur als die van Ernest
Barbour, een niets ontziend man, den stichter dezer
kolossale wapen-industrie, zoo geloofwaardig weet
uit te beelden beschikt ontegenzeggelijk over een
meer dan gewoon talent.
Jan Mens. Mensen zonder geld. Roman bekroond
met de Kosmos-Eer stelingen-P r ij s 1938. (Uitg. Mij.
Kosmos. Amsterdam. 1939.)
Jan Mens heeft met Mensen zonder geld
den roman geschreven van een gevoelig
Jordaanjongetje en hij deed zulks op een wijze, die zeker
hare verdiensten heeft maar die nergens opvallend
genoemd kan worden. Deze Japie lijkt eigenlijk als
twee druppels water op zijn vele voorgangers:
droomerig van aard en meestal te wijs voor hun jaren.
Men zou eindelijk wel eens een boek willen lezen
over een kind dat zich in niets van de andere onder
scheidt, maar afgaande op datgene wat onze
Hollandsche romanciers over dit onderwerp hebben
gepubliceerd zou men welhaast tot de conclusie
moeten komen dat zulke kinderen niet meer bestaan.
De zaak is natuurlijk dat zoo'n romankind altijd
iets meekrijgt van datgene wat de romancier zelf
in zijn jeugd heeft gedacht en gedroomd, maar als
romancier eindigen deze kinderen nooit. En dat had
men toch eigenlijk wel kunnen verwachten.
Jan Mens beschrijft dit leven, het leven van het
gansche gezin dat lijdt onder de nooden van de
crisis, met kennis van zaken en somtijds opmerke
lijke details. Toch heeft men telkens het gevoel dat
men dit alles al eens eerder heeft gelezen en de visie
van den auteur kenmerkt zich helaas niet door
een persoonlijken kijk op zijn sujetten. Daarmee
wil allerminst gezegd zijn dat Mensen zonder
geld niet een leesbaar boek zou zijn. De
Hollandsche lezer, die doorgaans zijn geestelijk voedsel
uit de bibliotheken betrekt, zal ongetwijfeld met
een bepaald soort verteedering aan Japie blijven
terugdenken en boeken die dit aangenaam gevoel
vermogen op te wekken zullen om een geijkten
term te gebruiken hun weg wel vinden.
Nogmaals de Kosmos*
Eerstelingen-prijs
T"N-E heer Jan Mens komt, eenigszins laat, in
l J een aan de Redactie ingezonden stuk op tegen
??-^ de notitie, die ik in de,,Groene" van 28 Januari
j.l. aan den hem toegekenden prijs heb gewijd. Daarin
had ik er tegen geprotesteerd, dat hij had meegedongen
met de auteurs ik citeer de Voorwaarden
van wier hand niet eerder een roman in boekvorm
is verschenen", niettegenstaande bij de Uitgeverij
De Vlam" alhier onder het pseudoniem J. Rebel
in 1934. zijn roman Rafels het licht had gezien.
(Ik noemde dien toen abusievelijk Flarden en
maak daarvoor mijn verontschuldiging; tusschen
flardenen rafels is minder verschil dan tusschen een
eersten en een tweeden roman).
De heer J. Mens vindt tot zijn inzending aanleiding
in een verklaring der jury van den Kosmos E. P.
aan het A.N. P., in verschillende bladen verschenen.
Hij vraagt, of ik na deze verklaring mijn beschuldi
ging handhaaf, en de Redactie van de Groene"
noodigt mij uit, mij hierover uit te spreken. Ik geef daar
aan gaarne gevolg.
Rafels, aldus genoemd A.N.P.-bericht, bevat 34
reeds eerder in een blaadje verschenen schetsen van
werklozen-milieu's, die door een uiterst dunne draad
tezamen hangen. Het heeft in wezen niets met een
roman te maken. Wil men deze onderlinge samenhang
der schetsen toch laten gelden, dan is het naar omvang
en karakter niet meer dan een novelle te noemen".
Waarop de jury besluit met erop te wijzen, dat publi
catie van novellen deelneming aan deze prijsvraag
niet uitsluit, zoodot de heer Mens vrij uit gaat.
Het ware voor alle betrokkenen beter geweest, als
de jury de heele onprettige aangelegenheid maar had
laten rusten. Nu ben ik wel gedwongen, er op terug
te komen. Ik acht mij op zijn minst zoo goed in staat
als de heeren van de jury, te onderscheiden of een
geschrift een door een uiterst dunne draad" tezamen
hangende reeks schetsen, een novelle of een roman is.
Niet in de eerste plaats de omvang maar het karakter
van een boek geeft den doorslag, tot welk genre, no
velle of roman, het behoort. Rafels is een samen
hangend relaas, waarin, van den aanvang tot het slot,
de ontwikkeling der uitgebeelde hoofdfiguren voort
schrijdt. Het is dan ook een roman, al zijn, vermoede
lijk in verband met de oorspronkelijke publicatie in
een tijdschriftje, de hoofdstukken welker titels
best achterwege hadden kunnen blijven zeer kort.
Ik handhaaf dus ten volle mijn zienswijze en acht
de circa 10 dezer rondgestuurde verklaring der jury
onjuist. Rafels is geen roman van de soort, die in de
boekenkast van litteraire fijnproevers op een in 't oog
vallende plaats zal worden gezet", schrijft P. J.
Schmidt in zijn Voorwoord" tot dit werkje. Het
lijkt mij voor de hand te liggen, dat deze aanvang van
het voorbericht anders geluid zou hebben, indien de
auteur zelf zijn boekje niet als een roman had
wenschen beschouwd te zien. Maar daar had hij toen nog
geen reden toe.
Ten slotte: mijn voornaamste in dit blad aange
voerde bezwaar was dat de heer Mens, zoo hij al had
willen meedingen", niet vooraf de jury ruiterlijk op
de hoogte heeft gesteld. Officieel en in haar geheel had
hij de jury het boekje Rafels moeten doen kennen,
zoodot zij van tevoren, en niet, zooals thans, na een
uitgemaakte zaak, had kunnen beslissen of zij het als
een roman, en dus als een bezwaar tegen deelneming,
wilde beschouwen of niet. Nu heeft deze uitgave
eerst bij de juryleden moeten circuleeren, aleer zij
achteraf haar verklaring opstelde. In het avondblad
van 10 dezer schrijft de Redactie van Het Volk":
Op 2 Januari bleek noch de directie van Kosmos
noch het lid der jury met wien wij over deze zaak
spraken, kennis te dragen van het bestaanvan Rafels".
En zij voegt hieraan toe: Ons enige bezwaar in
deze zaak is, dat de jury in haar rapport de verschij
ning van Rafels niet even gememoreerd heeft". Dat
dit niet mogelijk was, wijl de auteur haar daartoe niet
in staat had gesteld, is hierboven betoogd. Het stukje
besluit: Men dient naar onze mening alles te doen
om te vermijden dat litteraire prijzen in opspraak
kunnen geraken".
Dat is vertandige taal, en als de heeren hun ver
zuim erkend en minder van den hoogen toren geblazen
hadden, dan ware een hernieuwde bespreking der
aangelegenheid onnoodig en de opspraak" alweer
iets minder geweest. ERNST VAN DAELE
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAG - NASSAUPLEIN 6
EASTERN ART
Permanente tentoonstelling van
MODERNE SCHILDERIJEN
Jos. Lussenburg
Boschweg, Nunspeet
PAG. 10 DE GROENE No. 3226