De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 1 april pagina 11

1 april 1939 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Schilderkunst Oskar JVokoscnk Jan Engelman EEN man van drie-en-vijf tig jaar reist van de eene Europeesche wereldstad naar de andere en vindt geen rust. De onrust is het wezen van zijn generatie, onrust in het bloed en onrust in de ziel. Zij had geen wortels meer en kende geen bestendig heid. In haar eerste volwassenheid werd zij naar het slagveld geleid en stond vlak voor het aangezicht van den dood. De measten kenden hem allang, zij voorvoelden hem, als het droomend voorhoofd van God, als schaduw van zwarte vogels, als een bleek gezicht in blauw kristal of met al de aarzelende associaties die in het woord Verwesung" liggen uitgedrukt. Misschien ging niemand er zoo ver trouwd mee om als Georg Trakl, die den angst begroef in steeds grooter teerheid: Auf meine Stirne trilt haltes Metall. Spinnen suchen mein Herz. Es ist ein Licht, das in meinem Mand erlöscht. a Nachts fand ich mich auf einer Heide, Starrend von Unrat und Staub der Sterne. lm Hasselgebüsch Klangen wieder kristallne Engel. Daar niemand zijn lot kan ontgaan, stierven zoowel zij die te moe waren om het leven te dragen als zij die te goed van vertrouwen waren en er te veel van verwachtten. In figuren als Georg Trakl en Franz Mare zijn de twee soorten belichaamd. Kokoschka groeide op met den dood als dwang gedachte. Toen hij vijf jaar was, stond hij bij het open graf van zijn broer en de herinnering heeft zijn gansche jeugd belast met angsttoestanden. Gevaar is echter niet gevaarlijk, wanneer men het duidelijk voor zich ziet. Kokoschka trachtte daarom zich een voorstelling van den dood te scheppen, maar zijn beeldend vermogen schoot te kort, hij kon het masker van den dood niet teekenen of schilderen. Hij had het niet gezien. Als hij Bach's cantate O Ewigkeit, Du Donnerwort" illustreert, met een macht van visie waarvan de levende diepzinnig heid nog steeds niet wordt begrepen, weet hij dat de geest zich als een adelaar verheft boven de don kere valleien, doch man en vrouw trachten den dood in den grond te treden in de gedaante van de klassieke knekelfiguur. Eerst op het slagveld over kwam het hem, dat hij hem zag in ware verschijning, toen kogel en bajonetsteek den kunstenaar hadden getroffen: een uiterst oogenblik van schrik en herkenning. Kokoschka breekt in een ontzettend lachen uit. Vor diesem Lachen eines Sterbenden, da graust es dem Kosacken, dasz er davon stürzt und sein Bajonett sogar in dem Lachenden stecken laszt," zoo vertelt Paul Westheim. Als Kokoschka hersteld is, kan hij den dood eindelijk betrekken in zijn kunst, anders dan als stom dreigement, en zoo ook voorloopig vernietigen". HET is dikwijls de macht van de kunst der Germaansche landen, dat zulke toestanden er tot begrip in groeien. Wij hebben veel aandacht voor de vormproblemen der Fransche schilderkunst en het Duitsche werk ligt" ons doorgaans weinig, omdat het coloristisch afwijkt van hetgeen wij als Europeeschen norm leerden beschouwen. Kokoschka wordt door menigeen dan ook slechts gekend als een figuur die vermelding verdient onder het hoofd stuk Expressionisme", en sinds de republiek van Weimar verdwenen is, meent men, dat zijn periode heeft afgedaan. Geest en talent gedragen zich echter als de bestendig murmelende bronnen van Paderborn: zij stroomen door onder iedere constructie die men optrekt. Expressionisme" is voor de kunst van Kokoschka niet meer dan een banaal etiket en het curieuze is, dat zich uit den zoo extreem begonnen kunstenaar, die eerst de eerzucht had om een groot chemicus te worden en toen in 1906 en 1907 de Wiener Kunstgewerbeschule verbaasde met zijn Trance-spieler, met zijn primitieve teekeningen voor Die Traumenden Knaben", met groote, wilde fresco's en verwarde drama's, een schilder heeft ontwikkeld in wien oude tradities worden voortgezet. In den aanvang was het métier, zooals de normale scholing het leert, hem volkomen onbekend. Hij kon niet anders dan zich-zelf uitstorten, met directheid en ongemeen fanatisme, met een sterke neiging voor het essentieele van den vorm, met een groot intuïtief begrip voor zielstoestanden, voor datgene wat te raden valt. De mensch is zijn object, in de eerste plaats, en genadeloos brengt hij psychische eigen schappen aan het licht. De scherpte waarmee hij de gelaatstrekken karakteriseert vergeet men nimmer, nog minder misschien wat hij uitdrukt in houdingen van het lichaam, in de prachtige handen die hij schildert, handen zonder regelmaat, handen die Kokoschka : «Ie emigranten uit slingers en slierten van verf bestaan, maar waarin men karakters leest als in een boek. Hij is geen portrettist die op bestelling werkt, hij schildert alleen degenen die hij goed kent en die hem na staan, en zoo beeldt hij in zijn sujetten uit een intellectueel klimaat, een gansche periode van psychische verfijning en analyse: de onvergetelijke beeltenissen van Adolf Loos, van hertogin R., van Professor Forel, van Else Kupfer, van Herwarth Walden, Peter Altenberg, Rudolf Blümner, Dr. Fritz Neuberger. Met de natuur komt hij pas wezenlijk in contact als hij in 1908 naar Zwitserland gaat. Hoezeer het een overweldiging voor hem is en hoe groot het conflict is dat ontstaat, bewijst een landschap als zijn Dent du Midi", dat het elementaire van een Van Gogh verbindt met details die van een myoop schijnen te komen. Eerst in het landschap uit Tirol, Tre Croci", dat in 1913 ontstaat, zal hij de harmonie vinden, de klare ruimtelijkheid, waarbij de diepe, verzadigde kleurtoon geheel is opgenomen in de met meesterschap geordende vormen. De portretten hebben die beeldende rust dan nog niet, hij laat zich vaak drijven op zijn sentiment en zijn snelle, haarfijn ontraadselende intuïtie. Maar gedurende den wereldoorlog komt er een moment, waarin hij het rustelooze en naar alle kanten geeste lijke avonturierende van zijn generatie als het ware synthetisch samenvat. Dan ontstaat dat diephartstochtelijke schilderij Die Auswanderer". Het vat de lotsbestemming van een gansche groep, van een geheele maatschappelijke laag, in drie sujetten krachtig samen. Hij heeft de confrontatie met den dood doorstaan, zijn levenswil schijnt zich om Dr. Neuberger en zijn rustige intelligentie te bewegen als om een spil. Zelfs de compositie drukt dit uit, hoe on-academisch dan ook. Deze menschen hebben geen hoop op een blijvende stad, zij ver wachten niets van mensch of wereld, maar zij ver wachten hun zelfbevestiging, wat er ook gebeure. De tijd van den zwaarsten nood en de nabije dood schept zoodoende den wil en het vermogen om te leven, om een zware taak te volbrengen. DE intellectueele energie van Kokoschka kon in zijn jeugd, bij wijze van spreken, iederen kant uit. Het lijkt een toeval dat hij het penseel greep om zich te uiten. Een atelier heeft hem niet geschoold, hij heeft zich het innerlijk beeld zelf standig gevormd, zijn hand vond de eigen arabeske. En na de jeugd-jaren kent hij dan zijn taak: schilder te zijn en niet anders, schilder in dien volstrekten zin van Cézanne: un homme, qui s'exprime au moyen des couleurs et rien de plus". Het klaart in hem op en de kwellingen van de depravaties der portretten, de metaphysische angsten van zijn series lithographieën, raken op den achtergrond. Hij gaat veel op reis, hij schildert stadsgezichten die zich van de voortzetting eener traditie alleen onder scheiden door een feller dynamiek, hij schildert landschappen die men naast Monets uit den besten tijd zou hangen, al zijn ze zwaarder van toon en met hartstochtelijker vaart gedaan. Zóó zagen we hem in de schilderijen, die op de tentoonstelling van het Genootschap Kunstliefde te Utrecht hingen: de eerste Kokoschka-tentoonstelling in ons land. Niet meer de extreeme kleurstelling van weleer, geen slingers en ontploffingen, doch een schilderen met stroomend lan en vast overleg in nen. Het gezicht op Lyon, met de tuimelende meeuwen in de bewogen lucht, een vaste greep, een synthese (enkele te haastige details daargelaten). De Mandril" een gaaf kleur-accoord en een sterke evocatie van dierlijk leven. Het schilderij met de Herten een compositie in liedvorm, in hooge mate ele gant en lyrisch, spontaan en ook mannelijk teeder. Kokoschka is zwervende en de Duitsche landen weten niet wat zij met zijn kunst moeten beginnen. Maar het schijnt dat hij nu pas meester is van zijn vermogens. (Adv.) HET BEKENDE SCHILDERIJ VAN JAN VAN GOYEN WOELIG WATER, December 1938 verworven uit het Museum van de Oude Pinakotheek te München. Uit de tentoonstelling DIJ .N. V. Kunsthandel P. de JJoer, Heerengracht 474 te Amsterdam, dagelijks van 11-5, Zondags van 1-4. PAG. II DE GROENE No. 3226

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl