De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 1 april pagina 12

1 april 1939 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

Een komer in het woonge bouw Kralingsche P/os" te Rotterdam. Aren. v. Tijen en Maaskant De huisvrouw en het moderne bouwen C. Kuiper~de Jongh DE huisvrouw staat in een heel ander contact met haar huis dan de man. Zij leeft er mee, tenminste als zij de titel huisvrouw terecht draagt. Haar huis is de plaats, waar zich de qujntessence van haar leven afspeelt en dat leven wordt zeer sterk beïnvloed door die omgeving. Het is daarom misschien verwonderlijk dat zij niet vaker steenen bijdraagt tot vorming van vastere wetten waaraan een huis eigenlijk moet voldoen; zij zou haar wenschen meer naar voren dienen te brengen, zoodat deze deel uit zouden moeten maken van den bouwvorm waar de architecten naar zoeken. Want wij spreken wel van ,,het moderne bouwen" en wij hebben wel een bepaald beeld voor oogen van cement, staal en veel glas, maar zeer vast in vorm is dat toch altijd nog niet. Wat zoekt nu de vrouw, de huis vrouw, in haar woning ? Wat kan voor haar het ideale beeld zijn van de omlijsting van haar leven? Aan welke eischen, aan welke wetten zou moeten worden vastgehouden? Wetten en eischen zijn altijd moeilijk op iedereen toe te passen. Een van onze te vroeg gestorven moderne archi tecten, Van der Vlugt heeft indertijd eenige onaantrekkelijke zelfs leelijke, stadshuizen meer bewoonbaar ge maakt. In n daarvan had hij in het sousterrain (o gruwel der vorige generatie) aan den tuinkant een eet kamer gevormd; men was er van den tuin alleen maar door een glaswand gescheiden, en om op dezen Oostkant zooveel mogelijk zon te vangen had hij dezen wand gedeeltelijk koepel vormig uitgebouwd, waardoor een zeer zonnige uitbouw was verkregen waarin men bij het ontbijt en in den middag nog ieder straaltje zon opving over een gedekte tafel. Ge kunt u voorstellen hoe vriendelijk dit deze toch in zijn aard niet aantrekkelijke ruimte maakte. De uitvoerige glaswand, hoe nood zakelijk ook om het maximum aan licht naar binnen te halen, gaf echter iets kils en onafgeslotens aan deze met zeer verfijnden smaak ingerichte eet kamer en ik merkte op, dat ik dank baar was voor de zware donkere gor dijnen, die met een enkele lijn al dit glas omsloten. Tot mijn verbazing ant woordde mij de huisvrouw: ,,O vindt u, ik was juist van plan ze door heel lichte te vervangen, zij bevallen mij toch niet." U ziet, zij stelde andere eischen dan ik. ZOO zal het ons allen gaan. Toch wil len wij in wezen hetzelfde; wij wil len een afgesloten ruimte om ons eigen leven in te leven, wij willen dat leven liefst niet deelen met veel anderen; wij houden niet vast aan de luxe van een ngezins woning, zoodra dit een luxe blijkt te zijn, want wij zijn diep door drongen van de noodzaak der economie, maar wij zijn ook menschen op ons eigen en wenschen dat te blijven. Ook onze mannen vinden het niet aangenaam als zij in hun kantoor ten allen tijde bekeken kunnen worden, en daar zijn zij dan nog maar een deel van hun dag en verrichten er een zeer speciaal werk. Wij met onze zoo zeer eigen beroeps bezigheden, zooals het opvoeden van onze kinderen en het in evenwicht houden van ons huwelijk, wij doen dat liever zonder toezien van derden. Dat is een van de bezwaren tegen het glas: het is te doorzichtig, zelfs met vitrages of andere hatelijk snel vuil wordende en moeilijk te wasschen voorhangen. Het geeft bovendien een onvrij gevoel en zelfs dat gevoel moet vermeden worden. Hebt u wel eens een vader een jongen een pak voor zijn broek zien geven dank zij zijn moderne woning? Ik wel en dat wordt dan de tegen hanger tegen ons verlangen naar veel licht. Men zal mij tegenwerpen, dat dit een kwestie is van wennen. Ik meen van niet, net zoomin als de ware huis vrouw went in een keukentje, waar zij alles wel in kan passen als in een Richter's blokkendoos, maar waarin zij niet met haar potten en pannen kan bewegen. Daar schaadt tébeknopt en téveel uitgerekend. O die plattegrondjes, zij zijn kranig uitgeknobeld, zij laten geen centimeter ongebruikt, maar zij dwingen mij te leven bij den dag, alles wat zijn directe gebruikszin heeft verloren moet weg, ik krijg geen kans iets te bewaren en zoo min als ik in Kersttraditie een kalkoen kan braden in mijn keukentje, zoomin kan ik de vertederende traditie volgen en het kinderspeelgoed bewaren voor mijn kleinkinderen. Laat toch de moderne architect en man niet denken dat een opklapbed, dat hij 's avonds neergeslagen aantreft en dat hem dus niet hindert, ons in alle Vrouwen en vrouwenleven opzichten bevredigt. Als wij het moeten aanbrengen om ruimte te winnen, dan is het opengeslagen een waar obstakel, de kamer is er mee gevuld; waar blijft de plaats om beddegoed te luchten en waar redden wij ons terwijl het bed is afgehaald? Ons kleeden in de bad kamer is overkomelijk, maar heen en weer loopen, bedrijvig zijn bij het morgentoilet, is niet alleen een vrouwe lijke neiging, ook de man heeft bij het scheren een niet geringe armslag noodig, zingt graag zijn hoogste lied en vraagt om ruimte. Hier wordt het dus een om de beurt", en zelden is zoo'n verdeeling een goede oplossing. Te gróót is een ramp, te klein is een kwaal. EEF ons dus een aantal goede VJ ruimten, maar deel ze niet alvast voor ons in; zeg ons niet: en zet hier nu de piano en daar is het kastje voor uw toiletartikelen", want het is best mogelijk dat dit plekje ons beter lijkt voor de wieg. Geef ons alsjeblieft alle gemakken en breng ons niet weer terug naar de sleurkamers, waar het buffet altijd hier, de divan altijd daar en de theetafel eeuwig in die hoek moeten staan en elk verhuizen pro bleemloos eender is. Als ik dit zeg heb ik voornamelijk de flatwoningen in Rotterdam van Ir. van Tijen op het oog, die door hun be knoptheid en hun licht zeer aantrek kelijk zijn. Maar iets meer soepelheid in de bewoning zou ons nog wel gegeven kunnen worden ; men kan ons, nu wij niet meer vastzitten aan ver warmde en onverwarmde kamers en zelfs door de waschgelegenheid in de badkamer geen enkele kamer meer een speciaal cachet behoeven te geven, de vrijheid laten ons huis van het stand punt van den architect uit desnoods op zijn kop te zetten; men kan ons zelfs de mogelijkheid laten in ons eigen huis af en toe te verhuizen al naar het jaar getijde verandert en een andere in deeling aantrekkelijker maakt. Dit houdt in dat wij zoo weinig mogelijk vaste meubelen in ons huis gebouwd vinden, die voor den n prettig, voor den ander overbodig zijn. Ik denk dan aan het buffet dat ingebouwd is in de flats van de Bergpolder" waaraan de een misschien behoefte heeft en dat een ander best zou kunnen missen. Wie niet leest, wenscht geen boeken kasten, en wie maar alleen is, geen twee ingebouwde bedden. Het allen naar den zin te maken is economisch niet verantwoord, maar wat meer fantasie bij het samenvoegen van een complex of het samenbrengen van verschillende complexen zou de bewoonbaarheid van de flat en dus de aantrekkelijkheid ervan zeer vergrooten. Bibliotheek in het landhuis Dewitteraaf" te Hottem. Arch. A. Komter

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl