De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 1 april pagina 15

1 april 1939 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Wetenschap Mensch en dier Hebben dieren gevoel en verstand? Dr. E. F. Jacobi E R-zijn onderzoekers, die meenen dat alle dieren niets anders dan machines zijn, automaten waar we steeds maar weer een bepaald geld stuk in hebben te stoppen om een zelfde effect te veroorzaken. Een be paalde waarneming (prikkel) zou dus steeds een zelfde handeling als reactie ten gevolge hebben, zonder dat hierbij gevoel of verstand, hoe primitief ook, een rol zouden spelen. Is deze opvatting juist? Anders: hoe moeten we uitmaken of deze opvatting geheel juist is? Bij onderzoek van het dierengedrag moeten we vooral voor n ding op passen : voor het vermenschelijken van de dieren. Zij zien hun omgeving op hun manier, niet op de onze; voor hen zijn andere dingen in hun omgeving belangrijk dan voor ons; elk dier heeft zijn eigen levenssfeer. Ook reageert ieder dier op veranderingen van zijn levenssfeer, dus op bepaalde gebeurte nissen, op zijn eigen bijzondere manier. Als we iets willen zeggen over hun ge voelens, hebben we daar geen andere maatstaf voor dan de mensch, daar we alleen van onze eigen gevoelens iets weten. Het blijkt ons nu, dat we dieren eenvoudige gevoelens moeten toeken nen, zooals vriendelijkheid, nieuwsgie righeid, woede, angst enz. Hoe deze gevoelens door de dieren beleefd worden, zullen we natuurlijk nooit te weten komen. Met het toekennen van inge wikkelder gevoelens als haat, valschheid, jaloerschheid e.d. zullen we bij dieren steeds zeer voorzichtig moeten zijn. Wat daarvoor gehouden wordt, is vaak heel iets anders. Een valsche" hond is meestal bang en valt daarom aan: het jaloersche" aapje, dat den gast plotseling aanvalt, die de indische gastvrouw met handdruk en zoen be groet, doet niet anders dan een kuddegenoot" verdedigen tegen een vijandelijken aanval, zooals door hem deze begroeting gezien wordt. DE roerdomp, een reigerachtige vogel uit ons rietland, die we in Artis bij de uilenruïne kunnen vinden, neemt bij naderend gevaar, b.v. de na dering van een mensch, de paalhouding aan. Kop en hals worden gestrekt, terwijl zijn borst, met de in de lengte loopende teekening, naar het gevaar wordt gekeerd. Hierdoor wordt de vogel in zijn natuurlijke omgeving zoo goed als onzichtbaar. Nadert het gevaar al te dicht, dan verandert deze paalstand plotseling in een dreighou ding, en indien de aanvaller" zich over het dier heenbuigt, schiet plot seling de snavel in de richting van het gezicht uit. Dit heele handelings schema wordt steeds weer op dezelfde wijze bij gevaar herhaald; altijd weer na inwerpen van het geldstuk het zelfde effect bij de automaat. Portielje, die deze handeling uitvoerig onderzocht heeft, laat ons nu zien, dat deze vogel toch heusch meer is dan de automaat. Als hij zijn hoofd achteruit hield, was hij in staat de vogel in dreighouding op te tillen en weer neer te zetten, zon der dat het dier met den snavel aanviel. Nadat hij dit bij nzelfden roerdomp ongeveer acht maal had herhaald, nam het dier tegenover hem nooit meer de paalhouding aan, maar sloeg bij zijn nadering in grooten angst op de vlucht. CREDIETEN van circa f 1000.?beschikbaar, af lossing 12, 18 of 24 maanden. Dis crete afwikkeling, geen kosten vooruit. Postzegel voor antwoord bijvoegen. Credietbank ,,'s-Gravenhage" Allard Piersonstr. 9d, Rotterdam, Tel. 33203 Het dier had dus zijn gedrag, alleen tegenover hem, voorgoed veranderd. Het had verband gelegd tusschen den persoon van Portielje en de zeer on aangename ervaringen die het had opgedaan; de roerdomp heeft dus een associatie gevormd. Ook lagere dieren zijn reeds in staat associaties te vormen. Een zeepier, een familielid van onzen gewonen regenworm, die we in een aquarium in het donker houden, voederen we geregeld met kleine stukjes vleesch, waarbij tegelijkertijd het licht wordt aange stoken. Indien we dit eenigen tijd vol houden, zal tenslotte, ook als we alleen het licht aansteken, het dier te voor schijn komen en zoekbewegingen uit voeren, hoewel er geen voedsel te halen is. De zeepier heeft de associatie licht-voedsel gevormd; is dus gedres seerd op het licht. ALS een dier een associatie kan vormen, is tevens bewezen dat het een geheugen bezit. Als de hond een bevel hoort, herinnert hij zich op dat moment welke handeling van zijn kant bij deze klanken hoort. Derge lijke associaties worden door de dieren en ook door den mensch zeer lang ont houden. We maken er zelf gebruik van bij de ezelsbruggetjes. Iets, wat mak kelijk te onthouden is, is door een asso ciatie verbonden met het moeilijke feit. Verder kent iedereen wel het verschijn sel dat b.v. een bepaalde geur herinne ringen aan bepaalde gebeurtenissen wakker roept, die met die geur ver bonden waren. Hoe staat het nu met het verdere herinneringsvermogen van de dieren? Een hond kan van zijn kooi uit drie kamertjes met een lamp zien. Door dressuur heeft hij geleerd, dat er in het kamertje waar de lamp brandt, iets lek kers voor hem te vinden is. Hij heeft dus de associatie brandende lampvoedsel gevormd. Eén van de lampen brandt nu i minuut. Nadat de lamp weer uitgedaan is, laten we den hond los, welke direct naar het goede" kamertje loopt en daar het lekkers vindt. We maken nu de tijd tusschen het uitdoen van de lamp en het los laten van den hond steeds langer. Is dit interval meer dan vijf minuten, dan blijkt dat de hond fouten gaat maken; hij is vergeten welke lamp gebrand heeft. Uit deze proef blijkt dus een zeer kort geheugen voor alleenstaande ge beurtenissen. Dit kan ons leeren, dat bij het africhten van een hond de straf direct op de zonde" moet volgen. Als een hond is weggeloopen en bij thuis komst een pak slaag krijgt (wat altijd overbodig is), weet het dier allang niet meer waarom het gestraft wordt. U zult daar tegen in willen brengen: Kijk eens naar mijn hond, die naar me toekomt en ongehoorzaam ge weest is. Heel zijn houding drukt zijn schuldbesef" uit". Dat komt echter omdat dieren zeer scherp waarnemen en opmerken, en uw hond van een af stand reeds merkt dat u kwaad bent en dus al straf verwacht. Van zijn misdaad" zal hij zich, als deze al lang geleden is, niets meer herinneren. INDIEN we nu de prestaties van den hond eens vergelijken met die van apen, blijkt dat deze laatsten het met gemak van hem winnen. Voor de oogen van een makaak (Javaansche aap) wordt onder n van twee gelijke bekers een druif ver borgen. Na eenigen tijd mag het dier erheen gaan; hij keert dan de goede beker om en eet de druif op. Een hond kan een dergelijke keus nog na enkele minuten goed uitvoeren; hoe lang Jonge gorilla, tegelijk nieuwsgierig, verwonderd en bang. (uit : A. F. J. Portielje: Dieren zien en leeren kennen") onthoudt nu ons aapje onder welken beker het lekkers ligt ? Als we hem uit de proefkamer weghalen en den vol genden dag laten kiezen, blijkt hij nog te weten waar de vrucht verborgen is ! Weet de aap nu alleen, dat er iets verborgen is, zooals het geval is bij den hond, of ook wat er verborgen is? Nadat de aap de kamer verlaten heeft, wordt nu de druif door een slablad vervangen. Bij zijn terugkomst keert het aapje natuurlijk de goede beker om, zoekt onder het slablad en in den beker, werpt deze neer en loopt weg. Hij verwachtte dus wel degelijk iets bepaalds en zeer waarschijnlijk wel de druif. Uit al het voorafgaande blijkt het wel duidelijk, dat de dieren verstand hebben, al is het dan beperkt; kennen ze nu echter datgene wat wij inzicht noemen ? Het beste kunnen we, om een antwoord op deze vraag te krijgen, onzen hond met een aap vergelijken. Een hond kan leeren een deur te openen, door de kruk naar beneden te drukken; een aap kan dat natuurlijk veel makkelijker, omdat hij handen heeft. Een hond en een aap hebben nu beiden geleerd een hokje te verlaten, met een raampje in den wand rechts van deze deur. Ze worden nu om de beurt in een dergelijk hok, maar nu met het raam tegenover de deur, op gesloten. De aap verlaat dat op de normale, aangeleerde wijze, maar de hond krabt en duwt met alle geweld tegen den wand links van het raampje, waar in vorige gevallen de deurknop zat. De aap toont ons hier meer in zicht dan de hond, hij heeft zich ge oriënteerd op den knop, ook voor ons het essentieele. De hond daarentegen oriënteerde zich op het raampje en wist, bij wijze van spreken, van een knop niets af. TENSLOTTE willen we nog de ge wone apen vergelijken met de menschen. Als we een Chimpansee een stok in zijn kooi geven en een vrucht buiten zijn bereik neerleggen, zien we hoe hij eerst met de handen probeert deze te pakken, wat natuur lijk niet gelukt. Na eenige aarzeling neemt hij nu de stok en schuift de vrucht naar zich toe. De lagere aap komt er hoogstens toe met den stok naar de vrucht te slaan. Zoo toont een menschaap onder allerlei omstandigheden inzicht; veel meer dan de lagere apen. Dit bleek ook bij een orang oetan, die, als hij een lucifersdoosje te pakken kon krij gen, de lucifers n voor n afstreek. Gaf men hem een doosje met gebruikte en ongebruikte lucifers door elkaar, dan probeerde hij nooit zoo'n ongebruikte af te strijken. Bovendien bleek hij zonder fouten een kartonnen mapje te kunnen hanteeren, hoewel de lucifers hier uitgebroken moeten worden en het strijkvlak op een heel andere plaats zit, dan bij een doosje. Het verstand van een menschaap is wel het beste te vergelijken met dat van een klein kind. Ook zijn gedrag doet er vaak aan denken; hij heeft b.v. alleen belangstelling voor dingen waar hij iets mee doen kan. Vermoedelijk zal het grootste ver schil tusschen menschaap en mensch zijn, dat de laatste in staat is begrippen te vormen, o.a. door zijn veel beter geheugen. Deze begrippen rijen zich aaneen tot gedachten, , die voor ons even werkelijk kunnen zijn als de realiteit. Naar mijn meening is het verschil in ieder geval slechts quantitatief, maar ook, al beschou wen we het als principieel, dan nog is een verstand bij dieren niet te loochenen. PAG. 15 DE GROENE No. 3226

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl