De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 8 april pagina 20

8 april 1939 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

H u-uiai-i?i et ecntpaar met het mes _L Een verhaal voor De Oroene aoor Ossip xvalenter OP zekeren avond, het was in een mild, reeds zomersch jaargetijde de bergen hielden, duister en machtig, het stadje Abeti aan de Middellandsche Zee als een teere reliquie omvat, de lichten twinkelden rondom de haven en de markt en op de eindelooze zee lag matblauw en zijdeachtig de laatste weerschijn van den verzonken dag, verscheen in maestro Carlino's lucullische trattoria aan de kade een niet zeer jong maar in hooge mate romantisch echtpaar, dat reeds sinds onheugelijke tijden trouw iederen avond bij zons ondergang in sentimenteele houdingen op de pieren en vooruitstekende rotsen pleegt te vertoeven, steeds ongeveer volgens de laatste mode gekleed, d.w.z. zij in ritselende kanten gewaden, hooge rijglaarzen en lange handschoenen, hij in altijd te nauwe, flanellen broeken, gestreept en al, een panamahoed brutaal in het ietwat pappige gezicht getrokken. Armando en Maddalena namen plaats in de hof", het door een kring van eeuwig groene boom pjes omgeven hoekje van Carlino's taverne, en be stelden una cena", het drie, in bizondere gevallen vier gangen omvattende avondmaal. Maestro Carlino men dient hem zich voor te stellen, als gewoonlijk in hemdsmouwen, hevig transpireerend, een keukenhanddoek rond zijn buik, een biedermayer-lok energiek over zijn voorhoofd hangend en een afgebroken tandenstoker tusschen de lippen, die er een zwak voor hebben varieerende melo dieën te voorzien van den zelf vervaardigden tekst bawawa bawah" veegt goedgeluimd de achter gebleven broodkruimels van Armando's en Maddalena's tafel, schenkt voor de daarnaast gezeten Engelschen het restant van hun Chianti in, om de leege flesch onverwijld door een volle te vervangen, en legt met een geluk en tevredenheid ademende opmerking schoone tafelkleedjes op. De geliefden verdiepen zich in het genot hunner spaghetti, de Engelschen drinken, zonder te be merken, dat hij intusschen in een nieuwe (duurdere) soort veranderd is, met kennersgenot hun Chianti verder; Carlino heeft zich teruggetrokken in het kleine inwendige van zijn trattoria, dat veel van een scheepskombuis weg heeft. Hij voegt zich daar bij Rutilio, den corpulenten bakker, Luigi, den listigen oud-keurmeester, en Spintoni, den emeritus-onderwijzer, die nu nog slechts van kroeg tot kroeg dwaalt. In de voor het gezinsleven gereserveerde erker maakt de kleine Ero, de rose jongste loot van zijn stam met hulp van de levendige Carlotta, haar reeds volwassen zuster, haar huiswerk, luidop spellend. In de minuscule keuken pruttelt, onder toezicht van Camilla, de verschrompelde gedienstige des huizes, de visch, en alles is als altijd. Op eens hoort Carlino echter een afschuwelijk gebrul voor het huis, gevolgd door geschreeuw, gegil, het om gooien van stoelen, het gekletter van serviezen. Met een sprong is hij bij de deur en komt nog net op tijd om te zien hoe Maddalena met wapperende rokken op de vlucht slaat, terwijl Armando, wijn en spaghetti in den steek latend, haar achterna zit, lijkbleek, met een van woede verwrongen gezicht, haar naroepend: Met mijn eigen oogen heb ik gezien, ellendeling, hoe jij met Paolo Dionisio ge flirt hebt !" Carlino, die de wereld kent, besluit het voorval van de komische zijde te beschouwen, wat hem wel geraden is, aangezien een groepje giegelende meisjes en een paar lachend heupwiegende vischvrouwen de scène een uiterst komisch karakter verleenen. Den lichtelijk beduusden Engelschen roept hij lachend toe: Dat hindert niets hoor, die hebben altijd herrie " Daarop zet hij de omgevallen stoelen overeind, en onder luid trillend vroolijk bawawa bawah" maakt hij zich op de nauwelijks half opgegeten spaghetti weg te nemen eensklaps valt daarbij echter zijn blik op het tafelgerei en hij constateert, dat er op Armando's plaats een mes ontbreekt. KOUDE zweetdruppels parelen op zijn voorhoofd en met een enorme snelheid voelt hij zich wegsuizen in duizelende diepten. Want: het mes, dat ontbreekt, is geen gewoon mes, maar dat scherpgepunte, in den loop der jaren vlijmscherp dun geworden mes, dat hij al lang uit de circulatie had willen nemen...., en dat hij vandaag nog met schroom had neergelegd.... te lui, om naar het huis terug te gaan, om het te vervangen door een ander, minder gevaarlijk exemplaar. . . . Wat nu, als men het nu gaat gebruiken voor een moord ? Hij, die tot algemeen gebruik messen met scherpe punt.... Men moet er niet aan denken ! En met den roep van zijn vermaarde trattoria zou het voor altijd gedaan zijn.... Van een Bassi kan men van alles verwachten. Herinnert het dichtgemetselde raam in het huis der Bassi's niet een ieder aan hun heetbloedige en gewelddadige natuur? Een zekere Gianantonio heeft, zooals de inscriptie luidt, van dat raam uit in het jaar 1678 den voornamen Engelschman Francis Seymour, Duke of Somerset verraderlijk neergeschoten, en dat zuiver en alleen omdat de gedistingeerde Engelschman, die op door reis van Genua naar Livorno een dag in Abeti vertoefde, met de schoonzuster van den bewusten Bassi blikken gewisseld zou hebben. Het was ten eenen male onmogelijk, dat Maddalena, die altijd en eeuwig met neergeslagen oogen rondliep, ge koketteerd zou hebben met Paolo Dionisio, den zoetsappigen zee-officier, die, naar iedereen wist, trouw was en bleef aan de vrouw van den havenmeester ! Maar de Bassi's kennen in hun razernij bezinning, noch verstand.... En dat het mes nu juist een Bassi in handen moest vallen, een mes met zulk een punt! Carlino had zich wankelend gebukt om onder de tafel te zoeken, maar hij had daar niets anders aan getroffen, dat de op het afval van de op te dienen visch wachtende katten, die hij, te zwak om als gewoonlijk als bulderende boeman met handdoek en bezem te lijf te gaan, nu slechts achteloos be duidt weg te gaan. Hij begint te rennen: in hemds mouwen, een servet in de hand, snelt hij in de richting van de zee, waarheen Armando en Madda lena gerend zijn, naar de pier toe. Armando en Maddalena zoekt hij evenwel, hoezeer hij zijn oogen ook den kost geeft, tevergeefs. Met een blik van twijfel wendt hij zich naar het kasteel in de verte. Zouden ze misschien daarheen....? En reeds klimt hij steunende en hijgende er naar toe. In wortels en struiken blijft hij hangen, hij struikelt, valt, staat weer op, klemt zich vast om een oogenblik later weer naar beneden te glijden, slechts de afge trokken struiken in zijn hand en zinkt ten slotte doodelijk uitgeput in het mos neer.... En daar ziet hij hen plotseling staan, onder het breede be schuttende dak van een pijnboom. Zij, slank en wit tegen den monumentalen stam geleund, hij kleiner omdat hij lager staat vlak voor haar. Zoo steken zij, een ansichtkaarttooneeltje vol ge voel, af tegen de maan, die groot en glanzend achter de rotsen rond het kasteel te voorschijn komt. In de stralen van deze maan als ijswater loopt het Carlino door de aderen flitst de kling van een mes, dat Armando heimelijk achter zijn rug houdt. CARLINO heeft geen tijd om nog langer op het mostapijt te toeven. Op handen en voeten, sidderend van angst, sluipt hij naderbij. Nu kan hij hen hooren praten: zij hebben nog altijd oneenigheid. Carlino's hersenen werken koortsachtig. Nu op hen toe springen en hem het mes ontrukken? Zij zouden onvermijdelijk naar beneden storten, allebei, en wel loodrecht naar beneden in zee. Of hen aanspreken, rustig, uiterst vriendschappelijk? Met de Bassi's is niet te praten, als zij opgewonden zijn. Hij besluit te wachten, klaar tot springen, tot er iets gebeurt. Dan het koste wat het wil zal hij zich ertusschen werpen. Als iemand hem eens zoo zou zien, zwevend tusschen hemel en aarde krampachtig vastgeklemd aan verdroogd varenkruid, dat bij de geringste poging tot bewegen kraakt en de opmerkzaamheid van den al te actieven Bassi op hem kan vestigen ! Zijn kinderen ! Als zij eens wisten ! Eberto, destijds bij de artillerie in Bologne, Arnaldo, nu stellig al in Sydney op zijn wereldreis als steward aan boord van de Biancamano", Fabio, de kwajongen.... Fabio had zich eigenlijk best om hem kunnen be kommeren. Waar zit die nu weer den heelen avond ? Natuurlijk weer in het cafébij het kaartspelen, in plaats thuis te helpen in de zaak.. .. Carlotta, die ondanks haar stevige jongensbeenen zoo teer is, zoo overgevoelig, zij zou omkomen zoo zij ooit vernam wat haar vader hier in zijn schild voert. En Ero, de kleine, voor wie hij vader en moeder tegelijk is, sedert den dood van de arme Aldegonda.. . Oh, Aldegonda ! Leefde zij nog slechts, de krachtige en rustige figuur, zijn schutsengel en echtgenoote, waarmee hij groot geworden is en die aan de voorheen onbekende trattoria aan de haven zijn roep gegeven had. Zij, die hem bijstond in nood en gevaar, de trouwe, die hem beschermde tegen het dievengespuis in huis en tegen de ver wijten van ontevreden cliënten l Als een koningin, de soeplepel als een scepter rondzwaaiend, placht zij gelijk een machtige godin der gerechtigheid het huis uit te komen om haar Carlino te ontzetten. PAG. 16 DE GROENE No. 3227 S ACM/) Ach, waarom heeft zij hem verlaten, en is zij zoo ontijdig tot de engelen opgestegen ? Op het kerkhof is hij overigens ook een heelen tijd niet geweest. Hij zal er morgen heen gaan en nieuwe bloemen neerleggen, hij zal ook den steen, die zoo vuil is geworden, laten reinigen en een mis laten lezen ter harer nagedachtenis. . . . Goede God in den hemel, alles zou hij willen doen als er maar geen moord gebeurt, als hij alleen maar dat mes weer in zijn bezit zou krijgen ! Nooit meer zal hij de Engelschen den goedkoopen wijn inschenken en den dure op de rekening zetten, nooit meer zal hij Spin toni, den armen ouden leeraar en gewoontedrinker aanmanen om te betalen, nooit meer zal hij Fabio, als hij terugkomt uit het koffiehuis, met oorvijgen ontvangen laat dien jongen toch een beetje zijn pleizier zoolang het nog gaat , als er maar geen ongeluk gebeurt, als hij dat mes maar weer terug krijgt DAAR Carlino gelooft zijn eigen oogen niet ziet hij het in de maneschijn glanzende mes op den grond vallen. Armando heeft notabene zijn hand geopend en zoo maar het mes op den grond laten vallen, als had hij vergeten, dat hij het in zijn hand had. Nu breidt hij zijn armen uit, werpt met een van gelukzaligheid stralend gezicht het hoofd in den nek en omarmt Maddalena. Carlino leeft als in een droom. Hij wrijft zijn goeiige trouwe hondenoogen, waarin nog de tranen voor zijn Aldegonda staan: neen, hij vergist zich niet, het mes ligt voor hem op den grond, op de ritselende pijnboomnaalden.... Het opnemen, opspringen en er met enorme sprongen van doorgaan is kinderwerk. Het mes, als een heimelijke trophee onder zijn als schort dienstdoende handdoek dragend, ver schijnt hij aan de havenkade. Rustig en argeloos, als was er niets gebeurd, als zat zijn broek van achteren niet vol klitten en als was zijn rechter knie niet opengeschaafd, betreedt hij de trattoria, waar Rurilio, de bakker, Luigi, de oud-keurmeester en Spintoni de leeraar in hun hoekje zitten, juist zooals straks. Ero is nog steeds met Carlotta aan haar huiswerk bezig. Carlino vertoont plotseling zoo een opgewekte babbelachtigheid, dat Rutilio, de bakker en Luigi, de oud-keurmeester reeds be ginnen te bepeinzen welke aanzienlijke wijn- of alcoholaffaire (eventueel achter den rug der douane beambten tot stand gekomen) de aanleiding tot een dergelijke opgewektheid zou kunnen zijn. Als dan Spintoni, de leeraar, zich opmaakt om te vertrekken, klopt Carlino hem minzaam op den schouder. Ero is na een bizonder teedere nachtzoen naar bed gegaan, het mes is in de duisterste diepten van het vuilnisvat verdwenen. De Engelschen, die intusschen aan hun derde flesch toe zijn, vragen om de rekening. Carlino plaatst zijn lorgnet op zijn neus en zich zelf achter het laatste tafeltje van de gelagkamer, waar niemand hem bespieden kan door over zijn schouder te loeren, en noteert spaghetti al sugo, fritto di pesce, fruit, kaas, wijn hier stokt hij. Zal hij werkelijk. . . . ? Waar zij toch kennelijk niets en niets gemerkt hebben.... En dan zet hij eenmaal, een enkel keertje den duurderen wijn op de rekening in plaats van den goedkoope. En wanneer eindelijk Fabio, de bleeke lummel, fluitend terugkeert uit het caféDante", waar hij kaart gespeeld heeft, en met de handen in de zakken binnenslentert, staat Carlino op en geeft hem zonder een woord te zeggen een knallende oorvijg. . . . .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl