Historisch Archief 1877-1940
LETTERKUNDIG LEVEN
Victor E. van Vriesland
C
onventioneele proza
L
LStll
l
HET moet ieder, die tracht, kritisch en ver
gelijkend de romanlitteratuur van dezen
tijd te volgen, opvallen, in hoe sterke mate
het element van conventie in het hedendaagsche
proza toeneemt. Conventie, niet zoozeer in den
nhoud dan wel in den stijl, de schrijfwijze. Met dit
woord conventie bedoel ik niet, dat de meeste proza
werken volgens een vaststaand en overeengekomen
schrijfprocédégeconcipieerd zouden zijn, en dus
groote overeenkomst zouden vertoonen. Er bestaat
onderling tusschen die geschriften genoeg variëteit.
Het conventioneele, afgesprokene", ,,stilzwijgend
overeengekomene" van deze romans, in tegenstelling
tot die van een vroeger tijdvak, laat ons zeggen
1895 tot 1915 ligt in het feit, dat zij zich, bij alle
verschillen, stylistisch alle bij de denk- en spreek
wijze van de groote massa aansluiten.
Want de enkele stijlconventie, de overeenkomst
in stijlmanier, was misschien in den tijd der Tach
tigers, in de periode van de naturalistische detail
overlading en woordkunst", de neologismen,
woordkoppelingen, klanknabootsingen enz., grooter
dan tegenwoordig. De hedendaagsche litteraire con
ventie is anders, en zij ontstond niet uit een door
onderlinge beïnvloeding technische gelijkvormig
heid van het proza, maar uit het feit dat het
kunstproza" (het ideaal der criture artiste" van
Flaubert tot de Goncourt's) verlaten is voor een stijl,
die in hooge mate in het gesproken woord" zijn
oorsprong had, een verschijnsel, dat in anderen
vorm, maar nog duidelijker, evenzeer in de moderne
poëzie is gaan overheerschen. Deze verwantschap
met het gesprokene heeft een conventie doen ge
boren worden, welke ten zeerste samenhangt met
de zeg- en uitdrukkingswijze van den gemiddelden,
gewonen, alledaagschen mensch, in zijn alge
meenste gestalte, in onze samenleving.
OORZAAK van deze verandering was het ver
dwijnen van het individualisme, dat langen tijd
in de letterkunde hoogtij vierde. Het heeft geen zin,
na te gaan of de litteratuur met deze ontwikkeling
gebaat en verrijkt is geweest, of niet.
Het zich aanpassen van de romankunst van na
den wereldoorlog aan de spreekgewoonten van een
zoo groot mogelijk publiek heeft voor den prozastijl
van onzen tijd ver strekkende gevolgen gehad.
Hetzij ter wille van een als ideaal beoogde uit
drukkingskracht, hetzij om een zoo zuiver mogelijke
aesthetische effectwerking te verkrijgen, werd in
het voorafgaande litteraire tijdvak de z.g. spreektaal
vanwege een persoonlijke artistieke verantwoorde
lijkheid omgesmeed in een litteraire schrijftaal. Met
den eeredienst der menschelijke persoonlijkheid
waarbij Stendhal, tegenover Flaubert, voor een
jonger geslacht het vereerde voorbeeld werd viel
deze persoonlijke
verantwoordelijkheid-voor-den
(Adv.)
stijlvorm weg tegen het aanvaarden eener meer
onpersoonlijke taal. Deze gang van zaken moge,
aldus geformuleerd, paradoxaal klinken, het is te
begrijpen dat het persoonlijke zich van den stijl
naar de geestesgesteldheid verplaatste. Een on
middellijk doordringen van de conventioneelheid
der omgangstaal in den schrijfstijl was toen aan
stonds waar te nemen. Zij is over het algemeen
nog steeds overheerschend.
EEN geheel register van overeenkomstige en
overeengekomen toonhoogten, inhaerent aan
het gesproken woord, en van beproefde, stereotiepe,
als-onbewuste werking, is zoodoende tot het proza
doorgedrongen, en daarin onveranderd vastgelegd
en werktuigelijk herhaald. Dat heeft, voor rhythme
en klank, zekere vaste stembuigingen, behoorend
bij daaraan beantwoordende emoties, in den
tegenwoordigen roman-volzin doen groeien, welke zonder
speciale kritische aandacht reeds niet meer op te
merken zijn, maar zonder welke zulk een volzin
uit den toon valt".
Na de aesthetische" conventie is nu deze
antilitteraire" conventie ontstaan, waarin de veel
geroemde, zich regelrecht onthullende persoon
lijkheid" zich in zoo ongecontroleerde
onpersoonlijkheden uitdrukt. Wie nog zeer onbevangen en
zuiver luisteren kan, hoort dien conventioneelen
zinsval, deze afgesproken wendingen, dit vaste, aan
de verstandhoudingen der spraakgemeenschap ont
leende geluid in ons proza. Ook, waar dit romantisch,
zakelijk, of hoe-dan-ook heet, bespeurt men dit
overnemen der vaststaande traditie van het ge
sproken woord, een traditie die, wonderlijkerwijs,
en paradoxaal genoeg, in deze mate stellig ontbrak
aan het proza van weleer dat realistisch" of
naturalistisch" werd geheeten.
Het worstelend streven, zoo objectief mogelijk
de objectieve" werkelijkheid in proza af te beelden,
bracht een individualistische kunst-taal mee, vreemd
afstekend bij de zoo nauwkeurig mogelijk gere
produceerde brokken naturalistische volks-dialoog
daartusschen. De neiging, los van de realiteit zoo
direct mogelijk de eigen persoonlijkheid uit te
drukken, deed vervolgens weer naar de conventie
eener zoo gewoon" en universeel mogelijke
gemeenschapstaai teruggrijpen. Ook deze golfbe
weging zal echter te zijner tijd wel weer in haar
tegendeel verkeeren.
Het valt te verwachten dat het conventioneele
element, hetwelk in eenige rnate wel in alle tijden
in het proza zal aanwezig zijn, de taal berust
nu eenmaal op het streven naar afgesproken"
verstandhouding en gemeenschap , in een nieuwe
ontwikkelingsfase, als gevolg eener andere geestes
gesteldheid, weder een ander kraakter zal aannemen
Of wij dit nog beleven zullen, is een andere vraag
Philips de Koninck,
Uit de tentoonstelling DIJ de
N.V. KUNSTHANDEL P. DE BOER,
Heerengracht 474 te Amsterdam, dagelijks van 11-5, Zondags van 1-4
.Beknopte
aankondigingen
Jaseph Roth. Die Kapazinergruft. Roman. (De
Gemeenschap. Bilthoven).
Dat de Anschlusz op den schrijver van dat voor
treffelijk boek Radetzkymarsch, waarin zulk een
onvergetelijk beeld werd ontworpen van de
Oostenrijksche monarchie, een smartelijken indruk moet
hebben gemaakt spreekt vanzelf. De laatste roman
van Joseph Roth legt daarvan een aangrijpend
getuigenis af. Aangrijpend vooral en daarin heeft
wel altijd Roth's kracht gelegen om de soberheid
van zijn verhaalwijze. Hij behoort tot die auteurs
en een roman als Die Kapazinergruft bewijst het
wederom overtuigend die weergaloos direct, met
enkele woorden, een karakter teekenen, een sfeer
weten op te roepen.
Die Kapuzinergruft, waarvan de hoofdpersoon
een Trotta is, begint in 1914 en eindigt met de
komst van het Hitlerbewind, en de vernietiging van
het zelfstandig Oostenrijk. Er zou natuurlijk over
dit zelfde gegeven een ander boek zijn te schrijven,
een heftiger boek vooral. Roth heeft dit niet gewild.
Het ligt ook waarschijnlijk niet in den aard van zijn
talent. Een talent, dat bij uitstek de sfeer wist te
treffen van het vooroorlogsch Weenen, een talent
dat nu een roman in mineur schiep, waarvan
de waarachtige toon direct het hart raakt. Hij heeft
ook volkomen aannemelijk weten te maken de
vriendschap tusschen de drie hoofdpersonen, drie
mannen die volslagen anders zijn geaard, die uit
geheel andere milieu's stammen. Deze roman
eindigt met Trotta zittend in een verlaten, leege
kroeg. Er is alleen een hond en hij houdt niet
eens van dieren die hem gezelschap houdt. De
eerste Duitsche troepen trekken Weenen binnen.
En dan?,,Ich ging durch leere Strassen, mit einem
fremden Hund."
Kan het troosteloozer?
Pearl Buck. The Patriot. (Methuen £*? Co. London,
I939JDeze nieuwe roman van Pearl Buck heeft onmis
kenbare verdiensten, maar haalt niet bij The Good
Earth of Sons. In die eerste romans toont zij zich
toch van een minder indien ik het woord ge
bruiken mag vlotten kant. De figuren leidden
een eigen leven. Men kon in hen gelooven. Het
bezwaar dat ik koester tegen een boek als The
Patriot is, dat het weliswaar in China (en ook in
Japan) speelt maar dat het zich elders evengoed
zoo had kunnen voltrekken. Het lijkt mij een beetje
Mache" te zijn geworden, dit verhaal van den
jongen Chineeschen student die een Japansch meisje
trouwt. Jarenlang leeft hij rustig als een gezeten
burger in Japan, totdat de oorlog uitbreekt. Hij gaat
terug om tegen den aanvaller te vechten.
Over dit alles vertelt Pearl Buck zeer zeker op
onderhoudende wijze, zij doet het daarbij met de
noodige kennis van zaken, maar men kan toch niet
den indruk van zich afzetten dat in haar ouder werk
de psyche van het Chineesche volk raker werd
getypeerd. Dat zij thans ook zij het zijdelings
Japan in haar werk betrekt schept de gelegenheid
tot velerlei mogelijkheden. En wanneer die zijn
uitgeput, zie ik de schaduw van Rusland al
vallen. . . .
Het is echter de vraag of degene die het
in de breedte zoekt het ooit in de diepte zal
vinden.
Rachel Field. All this, and Heauen too. (Collins.
London. 1939).
Rachel Field is vóór alles een schrijfster die haar
vak verstaat. Dat er voor het tot stand komen van
een boek, dat de moeite waard is, nog wel iets meer
noodig is, zou men welhaast vergeten onder het
lezen van haar nieuwsten roman, die de levensge
schiedenis vertelt van Henriette Desportes, levende
omstreeks het midden van de vorige eeuw.
Het boek begint uitnemend. Er is sfeer, men gaat
zich interesseeren voor het lot van deze jonge,
bekoorlijke Fransche gouvernante, die haars on
danks wordt gewikkeld in een cause célèbre. Het
milieu is goed getroffen en de wijze waarop Rachel
Field over dit alles vertelt is sober en op den man af.
De schrijfster heeft echter het niveau van dezen
goeden inzet niet kunnen handhaven. Zoodra
Henriette in Amerika landt gaat het mis. De aan
dacht verslapt. Het lijkt alsof daarna de belangstel
ling voor het lot harer heldin is verdwenen en daar
mee ook de gloed, die de grootste charme uitmaakt
van het eerste deel.
Rachel Field is ontegenzeggelijk een bekwaam
vertelster, benijdenswaardig bekwaam, maar al is
kennis van het ambacht ook in de letterkunde
onmisbaar, daarmee alleen komt men er toch
niet.
PAG. 10 DE GROENE No. 3228