Historisch Archief 1877-1940
Leete
IK liep ergens buiten, tusschen vier
Hollandsche weiden omringd door
zes Hollandsche slooten met een
paar Hollandsche huisjes er aan en een
stuk of wat Hollandsche knotwilgen
er voor. Zoo Hollandsch, in de aller
beste beteekenis des woords, als men
het maar hebben kan; en oogenstree
lend, oorverrukkend, alle zinnen tege
lijkertijd weldoend, dat het was ! Er
kwaakte een kikker en er plaste een
waterhoentje, er vloog een bonte kraai
en er bengelden al katjes aan de elzen.
Ik liep en ik mijmerde over de lente,
de eeuwig jonge en de eeuwig nieuwe.
Om mij was de lente, en ik hief mijn
door de donkere, koude winter verkom
merd gezicht naar haar eerste zonne
stralen en zou hun zachte warmte wel
als een mantel om mij heen hebben
willen trekken; in de knotwilgen zaten
een paar musschen zoo luchtig en ar
geloos te kwebbelen als kinderen; teer
groene en gele wazen omhuifden de
donkere spichtige takken; en de aller
eerste vliegen en bijen kwakkelden,
slaapdronken nog, door de lucht. Het
was alles fijne, teere, kinderlijke blij
heid, die zoo heel erg de blijheid van
de lente is.
Ik liep langs die weilanden, langs die
slooten, langs die huisjes met hun
knotwilgen; en nadat ik voldoende ge
mijmerd had over de blijheid van de
lente, vroeg ik mij af, hoe het kon, dat
zooveel moois niet een ieder blij maakte
en gleed vervolgens half tegen mijn zin
over in het onbegrijpelijk, doch vast
staand feit, dat er lieden waren, bij wie
al dat schoons, al dat ontluikends, al
dat prils een melancholie opwekt, een
somberheid, een Weltschmerz, waar
voor geen woorden te vinden zijn.
Zoo liep ik, en mijmerde nog steeds,
en naderde, daar tusschen die weilan
den en slooten door, het derde Holland
sche huisje met het derde rijtje Hol
landsche knolwilgen. Er was een slootje
met een coquet vlondertje tusschen mij
en het huisje en de knotwilgen, het
was trouwens het eerste vlondertje
niet, maar natuurlijk het derde. Aan
den anderen kant van het slootje lag
een nog wintersch en wat onverzorgd
tuintje; alleen een gulle, breede ribes
daarin had geweten wat hem op dezen
eersten lentedag te doen stond, en be
keek nu tevreden in het spiegelend
zwarte water van de sloot de dikke,
rose knoppen, die links en rechts en
overal tusschen zijn nog heel jonge
groene blaadjes uit kwamen kijken.
EN naast de ribes, beeld van wan
hoop naast beeld van blijheid,
stond het jongetje. Het jongetje, dat
ik werkelijk ternauwernood beschrij
ven durf, want het was niet zoo maar
een gewoon jongetje, een ordentelijk
jongetje. . . . Het was integendeel een
hoogst onordentelijk jongetje, een
jongetje zonder jasje, zonder truitje,
zonder broekje, zonder kousjes, zonder
schoentjes, zonder... . zonder.... stel
u gerust, het was tegen alle verwach
tingen in toch nog een jongetje met
een hemdje aan. Een jongetje, dat met
wild dooreengestreken haren, een
hanglip, en een donkeren blik in de half
gesloten oogen, en met alleen maar een
hemdje aan, in het gladde, zwarte water
van de sloot stond te staren; en onder
het vlondertje dreef zijn broekje, en
een eind verder dobberde zijn dasje, en
nog wat verder dreef stil en zachtjes
zijn bloesje. Zijn jasje was al gestrand
in de dikke laag rood en groen kroos,
die nog tien meter verder als een bol
werk boven het water uit stak; zijn
schoentjes waren nergens te zien en
rustten vermoedelijk op den bodem
van het ondoorgrondelijk zwarte water.
Hij stond daar, met zijn hanglip en zijn
donkeren blik, en staarde ze na, en zijn
hemdje stond een beetje uit rondom
hem, en zijn beentjes en armpjes waren
een beetje gepukkeld en lila, want het
was wel een lentedag, maar toch nog
maar de eerste.
Wat dat jongetje daar eigenlijk wilde
is me nooit recht duidelijk geworden,
want op dat oogenblik klonk opzij van
het huisje een luide kreet, en met veel
misbaar kwam zijn moeder onder de
prille knotwilgen door gevlogen. De
kwebbelende musschen er in sloegen op
de vlucht en brachten het veege lijf in
veiligheid op het dak. Da moeder
breidde breed haar armen uit, en holde
voort, terwijl haar rokken in een ge
weldigen golf achter haar aan wervel
den en haar stem van ontzetting dan
bronzen klank van n met dramatiek
geladen torenklok kreeg: Jantje,
oeoeoeseoe Jantje, wat doe je deer?"
Jantje keek niet op of om; Jantje
bleef doodelijk somber staren in het
ondoorgrondelijke water; en hij zei
zonder trilling of aarzeling, maar met
een peinzende vastberadenheid in zijn
stem: ,,Jao, en ik doch zoo. . .. ik moest
d'r zelf ook nog maar bie gaan leg
gen. ..."
De moeder uitte een luiden kreet en
knelde ontsteld haar wonderlijk kind
in de armen; het weerstreefde niet en
liet met zich doen, en klagelijk voor
zich uit pruttelend droeg ze het binnen
de beschuttende muren van het
steenkoud toekijkende huisje, dat er weinig
van begreep evenals ik trouwens.
En ik liep verder en mijmerde door.
Over de lente. Die inderdaad wonder
lijke complicaties te weeg scheen te
kunnen brengen, en zoo'n klein jon
getje in zijn hemdje en met kippevel
zoo'n ondoorgrondelijken Weltschmerz
gaf .... WlLLY VAN DER TAK
Voor het naar bed
gaan Vinolia Cold
Cream en de ver
zorging van Uw
huid is af!
O O O
Mensen gaan langs U heen, onopge
merkt, ongezien ... Een enkele maal
wordt U getroffen door een paar
sprekende ogen, een matte, blanke
teint. Deze vrouw valt op door de
uitdrukking van haar ogen en haar
zachte, roomblanke huid. Zij is een
trouw gebruikster van Vinolia Creams
en daaraan heeft zij haar schoonheid
te danken.
Vinolia Vanishing Cream is door haar
extra fijne emulgering een weldaad
voor de teerste huid. Zij verstopt
zelfs de fijnste gelaatsporiën niet en
maakt Uw teint fris en jeugdig. Ook
Uw huid wordt gaaf en blank door
het regelmatig gebruik van Vinolia
Vanishing Cream.
Gewone tube. 35 et. Luxe pot 45 et.
Grote tube... 60 et. Grote luxe pot 90 et.
VANISHING C B E A M
UW CREAMS-»-» COLD CREAM
De N.V. Precautia" De Bilt
BETAALT DE REKENINGEN
van:
UW HUISARTS EN SPECIALIST.
UW MEDICIJNEN
HET ZIEKENHUIS IN ALLE KLASSEN.
OPERATIE EN CHIRURG. BEHANDELING.
Vraagt nadere inlichtingen en prospec
CREDIETEN
Credictbank ,,'s-Gravcnhage"
Allarrt Piersnnstr. M, Rotterdam, Tel. 33203
RUITERSPORT
JV/I A M F C* P AMSTEI*DAM:Vonde|straatl40>
*»* A rN EJ VJ Ui HAARLEM: Llnnaeuslaan 21,
AD. KLEBE
tel. 80942
teL 10062
HILVERSUM: Sparrelaan 16, tel. 7224
ROTTERDAM: Kralingsehe weg 120, tel. 50207
deze week in de uitkijk":
toegang
boven
IS jaar
het resultaat van uitkijken" in parijs: voor de 2e maal:
jean gabin in 111 a «l C l C i 11 C (gueule d'amour)
met miretllc ballin, regie jcan grémillon.
première voor nederland. (victoriafilm)
Kinderen
Guus zoekt een baas
H
| EB jij tegenwoordig een vrien
dinnetje, Guus?" zegt moe
der, als ze Guus al voor de
derde maal in n week met hetzelfde
meisje-uit-de-buurt van school naar
huis ziet komen. Guus is in het alge
meen niet vóór aanpappen met het
vrouwelijk geslacht. Van meiden heb
je alleen maar last" placht hij te
zeggen. Maar dit blonde Ingetje schijnt
hij wel aardig te vinden.
Op moeder's informatie, heft Guus
het hoofd. Ach, dat moet je op het
oogenblik op school wel doen," zegt
hij wijsgeerig. Haast alle jongens uit
de klas hebben een meisje gekozen.
Sinds de liefdesbetuigingen er zijn..."
Wat zeg je... !" Moeder gelooft
haar ooren niet. Liefdesbetuigingen?
Op school?"
Guus wil het wel nader uitleggen.
Guus zit sedert den laatsten overgang
in de hoogste klas, de klas van waaruit
sommige kinderen het leven, en andere
H.B.S.-en of gymnasia ingaan. En nu
is er een nieuwe onderwijzer op school.
Hij is in de eerste plaats merkwaardig
omdat hij een buikje heeft en in de
tweede plaats omdat hij zoo heel erg
en ongekend-minzaam doet tegen de
onderwijzeressen uit de laagste klassen.
Die onderwijzeressen worden als regel
niet verwend met hoffelijkheden.
Maar die man is natuurlijk nog nooit
op een school geweest waar ook
juffrouwen waren," zegt Guus ver
achtelijk, en nou moet je hem
hooren. We lachen ons dood. Vooral
de juffrouw uit Broer's klas vindt hij
erg lief. En zij krijgt telkens een kleur
als-ie zoo zoetsappig dit of dat komt
vragen. Nou, en dat noemen wij liefdes
betuigingen ! En daarom hebben wij
ook allemaal een meisje uitgezocht.
Maar niet voor lang, hoor," voegt
Guus er als troost bij want zooiets
verveelt gauw."
Afgescheiden van de verveling vindt
Guus het bovendien veel gewichtiger
om met de jongens uit zijn klas om
te gaan, omdat hij met hen over de
toekomst kan spreken. Er is er al
eentje, die zeker weet dat hij matroos
wordt en Cheffie komt misschien in
de leer bij z'n opa, die schoenmaker is.
Maar jij wilt toch zeker, net zooals
wij, naar het gym," zegt Zus, die met een
zekere horreur naar Guus'
mededeelingen heeft geluisterd. Freek en zij
halen de schouders tegen elkaar op:
wat er van dien Guus nog eens worden
moet. . . . hij heeft nergens besef
van....
Guus antwoordt niet. Maar als hij
na tafel dan gebogen zit over zijn
geschiedenisvragen, hoort hij Freek has
pelen met Grieksche onregelmatige
werkwoorden. Hij ziet Zus zwoegen
over een algebra-opgaaf. Dan schudt
hij zijn hoofd en als hij naast vader
gaat staan, om zich te laten
overhooren wanneer Cromwell Protector
in Engeland werd en wanneer de Acte
van Seclusie werd gesloten en wanneer
Johan en Cornelis de Witt werden
vermoord, zegt hij opeens: Laat mij
maar geen examen doen van 't voor
jaar, vader. Zoek voor mij maar een
baas.... !"
ERICA
AAN INZENDERS VAN
MANUSCRIPTEN
wordt verzocht bij hun bij
dragen een gefrankeerd brief
omslag met adres van den
afzender in te sluiten. Op het
adres van stukken, voor de
redactie bestemd, vermelde
men gén namen van personen
PAG. 13 DE GROENE No. 3228