De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 15 april pagina 7

15 april 1939 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

In den Italiaanschen Balkan WAAR de Balkan begint, wordt nog Italiaansch gesproken. Tenminste door de politie agenten, de Carabinieri, de miliciens-met-zwarthemd, de hotelportiers en door de juffrouw van het postkantoor. En ook nog door den dikken meneer, die het postkantoor in pacht heeft en dientengevolge den heelen dag in het cafézit om met enkele gelijksoortige meneeren in burger en met fascia-teeken in het knoopsgat te kletsen. Een spoorbrug leidt over een rivier naar den Balkan. Een nieuwe, witte, marmeren, monumen tale brug. In groote gouden letters ingegraveerd: Isonzo, Fiume Sacro Della Patria". Daaronder vloeit een stil water tusschen de per zikplantages van een zuidelijk Nederland naar de Adriatische Zee. Het water van de Izonso is heden groen. Reeds lang niet meer rood. Doch vlak in de buurt kruipen nog verbrokkelde gewelven, manshooge, bomvrije betonpijpen tus schen de fruitboomen, wijnstokken en rietbosschen door het land. En dertigduizend doode soldaten liggen op een heuvel bij Redipuglia. In de maïsvelden werken stoere, verbitterde boe ren. Hun vrouwen struikelen over de steenen naar de markt in het dorp. Op hun hoofd dragen de vrouwen manden, in hun armen sleepen ze kannen en bundels. Sommige rijden op een ezeltje. Als de ezel te armzalig is, loopen ze er achter. Op de markt staan de vrouwen in lange rijen naast elkaar. Zooals soldaten bij de parade. Voor iedere vrouw staat de mand. Naast de mand liggen een paar verschrikt kijkende kippen met samengebon den pooten. En een halve meter boven de rij der manden een rij van voorgestrekte beenderige han den en armen: de vrouwen etaleeren hun koopwaar. Een handvol mais, een paar olijven, drie uien, wat kleverige vijgen vol vliegen, een stuk geitenkaas, een beker geitenmelk, twee eieren Als de markt uit is, jaagt de politieagent de vrouwen weg. Ze zetten haastig de mand op het hoofd, hangen de nietverkochte kippetjes over den arm en struikelen over de steenen naar huis. Twee uur lang.... drie uur lang, de kustrotsen voorbij, door dorpstraatjes en over bestofte straatwegen, langs de uitgedroogde rivierbeddingen en kromme smalle bergpaadjes op. Dan langs de verbrokkelde steenmuur van haar tuin en dan zijn ze thuis. Daar melken ze de geit, stompen de kinderen, halen de emmer met het beetje water, dat in den loop van den ochtend uit de rotsen gedruppeld is, en koken maisbrei. Voor de lunch. En voor het diner. En voor het volgende ontbijt. En altijd maar weer mais brei. Behalve op feestdagen. Dan wordt de maisbrei opgevroolijkt met een rauwe ui of zelf met een zak doek vol sardienen. VAN Triest naar Fiume rijdt een bus langs de rotskust van Istria. Rechts van den weg de zee. Aan den linker kant loopt een dikke muur die heel Istria omsluit en het water opvangt, dat van de bergen komt. Die muur is volgeplakt met affi ches, waarop de Duce, getooid met alle mogelijke soorten hoofddeksels en stalen helmen alle moge lijke kernachtige slogan's verkondigt, bijvoorbeeld zooiets als: Het fascisme belooft geen geld, geen eer en geen baantjes, maar plicht, strijd en ge hoorzaamheid." Dat klinkt mooi, maar zoodra men Aan den Albaanschen grens buiten de dorpsstraat is, zijn de affiches verscheurd. De weg loopt niet steeds langs de kust. Soms snijdt hij een promontorio af. Dan ziet men het land: als uitgesneden karton verrijst de eene bergketen achter de andere. De eerste groen. De laatste donkerblauw. De kust lijkt Italiaansch. Maar die bergen zijn Slavisch. De Italianen kwamen makkelijker over het water dan de Slaven over hun rotsen. De strijd speelt zich dus langs de kust af. Het oude Rome begon. De Venetianen zetten het voort. En Mussolini vecht nog steeds om de Balkankust. Van den anderen kant, van den kant der blauwe kartonbergen, begonnen de Hunnen en Avaren. De Turken zetten den strijd voort. Dan de Hongaren en Oostenrijkers. En de Zuid-Slavische militairen vechten nog steeds om de Balkankust. Deze noordelijke hoek, Istria en de Venezia Giulia hoort op het oogenblik aan Italië. De menschen hier moeten vergeten dat ze Slaven zijn. Ze hebben Italiaansche scholen en Italiaansche gendarmen en op een goeden morgen worden ze wakker en hebben plotseling een Italiaanschen naam gekregen. Rome Ochtendkoffie in het Yoego-Slavische garnizoen dekreteert: De genoemde Ivan Matic heet voortaan Giovanni Matozzi.... Basta ! En 600.000 Ivan's en Peter's en Vlahov's en Pawel's en Ante's worden op die manier plotseling Giovanni's en Pietro's en Biago's en Paolo's en Tonio's. Maar het lukte niet, de menschen te doen ver anderen. De menschen spreken Slavisch, ver scheuren de fascistische affiches en deserteeren over de blauwe kartonbergen, om niet naar Afrika en Spanje gestuurd te worden. EEN dag zuidelijker ligt het Italiaansche Zara. Zara.... een dikke muur, een vierkante kist zonder deksel, waar de huisjes in zitten gelijk in een speelgoeddoos. Een Venetiaansche kerktoren steekt er boven uit en er naast het dubbelkruis van de Grieksche kerk. Eenige jaren geleden bracht het toeval en een Italiaansche vliegmachine mij naar Zara. Drie maanden lang heb ik hier gewerkt, geteekend en gewandeld, steeds op behoorlijken afstand gevolgd door een meneer van de Italiaansche geheime politie. Men kan nooit weten, wat een buitenlandsche teekenaar in een Italiaansche vlootbasis komt doen. Daar zijn pantserkruisers, en onderzeeërs en kazernen, en 's nachts rijden vrachtwagens vol dynamiet en munitie van de haven naar de grens.... Die grens is op een half uur afstand van de stad. Prikkeldraadversperringen loopen dwars door de wijnplantingen en olijftuinen. Twee straten leiden naar het Yoegoslavische achterland. Aan weers kanten liggen de draadrollen en de Spaansche ruiters klaar om in een oogwenk de straat af te sluiten. Daar zijn groote zwarte paneelen met een doodshoofd er op geschilderd en de vriendelijke woorden: Wie staan blijft, wordt doodgeschoten." Langs het prikkeldraad komen de Kroatische boe ren van het Yoegoslavische achterland. En in hun breede booten komen ze van de Yoegoslavische eilanden. Ze brengen hun kippen en olijven naar de markt van Zara. Zara is vrijhaven. Alles mag er in. Niets mag er uit. Dus moeten kleeren en landbouwgereedschappen er uit gesmokkeld worden. Het smokkelen geschiedt onder het welwillende oog van den Italiaanschen gendarme, die daar niets mee te maken heeft. Er wordt nog meer gesmokkeld. Sigaretten bij voorbeeld, die hier niets kosten. En heerlijke maraschino. En in Zara zitten Kroatische Irredentisten en Terroristen. Die fabriceeren bomaanslagen en smok kelen wapens naar Yoegoslavië. Yoegoslavië, dat hél, hél bang is, nu de Italiaansche soldaten aan de grens met Albaniëop den loer liggen. ARTHUR GOLDSTEEN Ui*»| 0-c^ **

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl