Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam - C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening : 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummeringaan, doch alleen tegen heleinde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
29 APRIL
= 1939
Het Protestantisme in dezen tijd
Dr. W. A. P. Smit
Hoewel De Groene" geen bepaalde godsdienstige richting voorstaat, meent hij
dat hij in een tijd als dezen zijn lezers niet onkundig mag laten van hetgeen in de
Nederlandsche godsdienstige wereld leeft. Het hier-volgende artikel, geschreven door
den bekenden jongen Protestantschen publicist Dr. W. A. P. Smit, behandelt de
taak van het Protestantisme in dezen tijd en in ons land. Binnenkort zal ,,De
Groene" ter voorlichting van zijn lezerskring een soortgelijke bijdrage brengen over
het Katholicisme, van de hand van het Roomsch-Katholieke Tweede-Kamer-lid
Mr. Dr. L. J. C. Beaufort O.F.M.
ONZE tijd dwingt ons tot ernstige bezinning
op iedere geestelijke waarde, waaraan wij
meenen deel te hebben". Wel zijn deza
woorden in allerlei vorm en allerlei verband gedu
rende de laatste jaren reeds zóó vaak herhaald, dat
zij hun klemmende directheid dreigen te verliezen,
maar daarmede hebben zij niets van hun intrinsieke
waarde ingeboet. Een versleten goudstuk blijft toch
altijd goud.
Wij leven immers inderdaad in een tijd, die achter
al onze geestelijke verworvenheden het uitdagend
rood van zijn vraagteeken plaatst. Is wat wij hebben
leeren beschouwen als boventijdelijke waarheid,
misschien toch ten ondergang gedoemd? Gaat het
thans werkelijk om een Umwertung aller Werte?"
Deze vragen verontrusten ook wie zich met dank
baarheid van zijn Protestantisme bewust is. Zij
dwingen hem tot een onderzoek naar de kern van
zijn geestelijk bez«t; is deze kern inderdaad waarde
vol genoeg om inzet te zijn van een eventueelen
strijd tegen de geesten dezer eeuw, en sterk genoeg
om in dien strijd tevens een vaste basis te vormen ?
Alvorens een zeer bescheiden poging te wagen
op een enkel aspect van deze vragen wat nader in te
gaan, moet ik uitdrukkelijk vooropstellen, dat ik
mij van het betrekkelijke mijner beschouwingen bij
voorbaat bewust ben. Het Protestantisme is geen
vast-omlijnde grootheid, binnen wier grenzen een
vrijwel homogene overtuiging te constateeren valt.
Het is veeleer een conglomeraat van zeer verschil
lende groepen, die soms op essentieele punten van
elkander afwijken en dus ook in hun waardeering
van de tijdsvragen tot geheel andere conclusies
komen. Ik kan hier slechts eigen overtuiging onder
woorden brengen: als die van ,,een" Protestant.
DE zoo juist aangeduide versplintering" van
het Protestantisme biedt mij daartoe het uit
gangspunt. Vaak wordt daarover geklaagd en wordt
zij als een bewijs van minderwaardigheid gesteld
tegenover de eenheid der Roomsch-Katholieke Kerk.
Naar mijn meening echter voor een groot deel ten
onrechte. Want het Protestantisme is in wezen
individueel: het laat aan lederen geloovige de vrij
heid en tevens de verantwoordelijkheid van de be
slissende keuze. De souvereiniteit van het individu
vindt haar natuurlijke grenzen slechts in de Open
baring Gods, waardoor het menschelijke leven doel
en richting krijgt. Dit laatste is essentieel. Mensche
lijke vrijheid voor allen kan niet anders bestaan dan
door hun gelijktijdige vrijwillige gebondenheid aan
de eeuwige Wetten Gods, die zich in Jezus Christus
aan hen als God van Liefde heeft geopenbaard.
Ontbreekt deze gebondenheid, dan wordt de vrijheid
doel- en richtingloos: anarchie. In God daarentegen
blijft zij eeuwig onveranderlijk en zinvol. Als ideaal
van het Protestantisme zie ik dan ook een gemeen
schap van geloovigen, die zich ieder hun persoon
lijke (en dus wellicht andersluidende) belijdenis
hebben verworven en in volkomen vrijheid daarnaar
hun leven richten, terwijl zij elkander eerbiedigen
in het besef van hun gemeenschappelijke onderwer
ping aan Gods Wil en hun gezamenlijken arbeid
aan Zijn Rijk. Niet in de veelheid van groep of be
lijdenis schuilt de zwakte van het Protestantisme
een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle over
tuigd maar in den ouderlingen argwaan en strijd,
die van deze veelheid een chaos maakt.
Toch is ook dit bij nader inzien gemakkelijk ver
klaarbaar. Het is immers in de praktijk helaas niet
zoo, dat vrijheid tegenover de menschen en gebon
denheid aan God werkelijk in elkanders verlengde
liggen. Ook in de kerken dreigt voortdurend het
gevaar, dat de vrijheid ontaarden zal tot bandeloos
heid en geestelijke anarchie, zooals bijvoorbeeld
de Munstersche Wederdoopers die hebben vertoond.
In deze zondige wereld is nu eenmaal niet ieder in
staat de weelde van vrijheid en eigen verantwoor
delijkheid te dragen, noch in zijn leven noch in zijn
belijdenis. Sterker nog: de Protestant is er zich
van bewust, dat niemand daartoe volkomen en
voortdurend bij machte is. Daarom is de steunende
dwang van voorschriften en reglementen onmis
baar ter handhaving van de gebondenheid aan
de Wet Gods. Maar dit onvermijdelijk compromis
opent tevens den weg naar allerlei verschil van in
zicht bij de interpretatie van dtze Wet: er ontstaan
botsingen, er komt strijd en zelfs verkettering.
Dit alles neemt echter niet weg, dat bij de meeste
Protestanten toch wel degelijk het besef van hun
vrijheid in sterke mate aanwezig is. Zij blijven zich
bewust alleen verantwoordelijk te zijn aan God,
die geen onderscheid maakt tusschen den een en
den ander onder ons; voor Hem zijn wij van nature
allen zondaars, maar allen tevens priesters en
koningen" door het geloof. Dit algemeen priester
schap der geloovigen beteekent de vrijheid, gelijk
heid en broederschap" in dienst van eenzelfden
Heer, zooals deze bijvoorbeeld door de oecumeni
sche beweging wordt gezocht.
V'
TAN deze overtuiging uit nader ik nu tot de
vraag, of de Protestanten zich in onzen tijd ge
roepen hebben te achten tot een bijzondere taak.
Het antwoord daarop kan niet anders dan zeer posi
tief luiden. De wereld davert immers van nieuwe
leuzen en opvattingen, waarbij de individueele vrij
heid ondergeschikt wordt gemaakt aan de idee van
staat of gemeenschap en de vrijheid der persoonlijke
overtuiging wordt ontkend. Wij zagen, dat de Pro
testant een beperking van zijn individueele vrijheid
tot op zekere hoogte aanvaarden kan, omdat hij
zijn hooge ideaal eerst vervulbaar weet in een we
reld van volkomen gebondenheid aan God: d.w.z.
in het Nieuwe Jeruzalem. Maar hij ziet deze beper
king als een gevolg van de zonde, als een compro
mis hij weigert te aanvaarden, dat een compromis
het ideaal zou zijn en hij verzet zich tegen het prin
cipe van elke gebondenheid aan den mensch.
De taak der Protestanten, die hieruit voortvloeit,
laat zich uiterst kort formuleeren. Zij hebben niets
anders te doen dan zichzelf te durven en te kunnen
zijn. Zij hebben zich te richten naar het prachtige
voorbeeld van Martin Niemöller, die inderdaad niets
anders doet dan zichzelf blijven en uit de gebonden
heid Gods strijden voor de vrijheid tegenover de
menschen, omdat hij weigert het compromis een
ideaal te noemen.
Niemöllers voorbeeld doet ons echter tevens be
seffen, dat deze strijd onmogelijk gevoerd kan wor
den uit een intellectueele overtuiging allén, maar
slechts uit het geloof. Het woord Protestant" is
immers geen ideologische of politieke term, maar
een godsdienstig begrip, dat nooit losgemaakt mag
worden van zijn onmisbaar supplement Christe
lijk". Waarde en kracht van het Protestantisme
liggen uitsluitend in het Christelijk geloof; zonder
dat zou het een naam dragen, waarop het in werke
lijkheid geen recht heeft. Voor ieder ernstig Prote
stant wordt daarom de essentieele vraag, waarvoor
deze tijd hem stelt: Ben ik een Protestantsch
Christen ? geloof en beleef ik wat ik met den mond
belijd?" Kan ons antwoord bevestigend zijn, dan
ervaren wij de realiteit van God en van Christus in
ons leven, zoodat wij niet meer verontrust kunnen
worden door de vraag, of ons geestelijk bezit wel
licht op een misverstand berust; dan wordt in onze
zwakheid Gods kracht volbracht, ook wanneer het
tot een harden strijd komen moet; dan vervullen
wij als het ware automatisch onze taak, omdat wij
niet meer anders kunnen. Durven wij dat bevesti
gende antwoord echter niet geven, dan staan wij
voor de geweldige opgave ons leven te herzien en te
strijden om een geloof zóó reëel en zóó levend, dat
het ons de kracht geeft om onszelf te zijn, desnoods
tot het martelaarschap van een Niemöller toe. Want
niet op de belijdenis van onze groep of kerk komt
het aan, maar op die van elk onzer persoonlijk. En
weer: niet op de uiterlijke confessie van onze lippen,
maar op de reëele belijdenis van ons leven l
Protestantsche kerken hebben hier stellig een
' stimuleerende en opvoedende taak. Maar zij
zijn toch niet in de eerste plaats verantwoordelijk
te stellen voor een eventueele zwak Protestantisme.
Want de kerken zijn niets anders dan de gemeen
schap der geloovigen: zooals deze zijn, zoo zal nood
wendig ook hun kerk wezen. Achter haar kan trou
wens geen werkelijk overtuigd Protestant zich voor
zijn persoonlijke verantwoordelijkheid verschuilen:
krachtens zijn Protestantisme gelooft hij immers,
dat God zich tot hem richt en hem roept recht
streeks !
De taak van de Protestantsche Christenheid is
daarom ook in onzen tijd nog steeds dezelfde als die,
welke Paulus voorhield aan de Galatiërs: Staat
dan in de vrijheid, met welke ons Christus
vrijggemaakt heeft".
Maar staan.' En wie meent te staan, zie toe, dat
hij niet valle ! Want bij de menschen is het onmo
gelijk, maar niet bij God, want alle dingen zijn mo
gelijk bij God.
Wij zijn niet baiiy
DE Duitsche regeering heeft het
telegram van Roosevelt be
antwoord met een diplomatieken
tegenzet: zij heeft den regeeringen
van de veertig door den
Amerikaanschen president met name
genoemde staten gevraagd of zij
zijn vredes-boodschap hadden uit
gelokt.Hun antwoord luidde: neen.
Of zij er van te voren kennis van
droegen? Neen. Of zij zich door
Duitschland bedreigd gevoelden?
Neen zei Zwitserland, dat
honderden millioenen uitgeeft voor
de versterking van zijn noord- en
oostgrens.
Neen zei België, dat de forten
linie van Luik tot Luxemburg pas
duchtig heeft uitgebreid.
Neen zei Zweden, dat de mo
gelijkheid onder oogen ziet van
een snellen Duitschen aanval in
oorlogstijd op zijn onschatbare
ijzerertsen.
Neen zei Denemarken, dat zijn
Duitsche minderheid in Sleeswijk
waarschijnlijk liever niet dan wel
bezat.
Neen zei Finland, dat wemelt
van Duitsche agenten.
Neen zei Nederland, dat blijk
baar voor het persoonlijk genoegen
van zijn burgerij de dienstplicht
gaat verlengen, en duizenden on
der de wapenen heeft geroepen.
De Oslo-staten in dit blad
eens aangeduid onder den verza
melnaam het neutraal Blok aller
middenstanders" zijn niet bang.
Of zijn zij soms, niet slechts
wegens de geografische breed
te van sommigen hunner, hel
den van den kouden grond"?
Zuid-Slaviëheeft de moeilijke
vraag niet beantwoord hetgeen
een antwoord was. En de
Roemeensche regeering heeft gezegd
dat Duitschland slechts door zijn
optreden zou kunnen bewijzen,
geen agressieve bedoelingen te
koesteren. Hetgeen óók een ant
woord was. De Oslo-staten stellen
Hitler liever in de gelegenheid het
effect van Roosevelt's boodschap
althans naar buiten te verkleinen
en de diplomatie in het oog van een
wijder publiek te verlagen tot een
onoprecht woordenspel waarbij
men neen" zegt in situaties,
waarin, zoo zij in het dagelijksch
leven voorkwamen, ieder mensch
met een eerlijk ja" had geant
woord.
PAG. 3 3t GROENE No. 3230