De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 6 mei pagina 10

6 mei 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Aesthetica Schilderkunst Het lekk ere en ket L unstefenot Dr. D. Banling EEN in de laatste decennia veelvuldig voor komend misverstand is de opinie dat er op den keper bezien geen wezenlijk onderscheid bestaat tusschen het genieten van kunst en het smaken" van het lekkere". En het is merk waardig dat dit misverstand nu eens niet bij het groote publiek, maar in het bijzonder bij hen die een nauwer contact met de kunst onderhouden, voorkomt. Merkwaardig is dit, maar zeker niet onverklaarbaar. Want hoe kwam dit misverstand in de wereld? De wetenschappelijke bestudeering van de geschiedenis der beeldende kunsten houdt zich slechts aan hetgeen in een kunstwerk positief, als het ware met den vinger aanwijsbaar is, en in een wetenschappelijke methode tot gefundeerde kennis is te verwerken. Zoo kan de student in de kunsthistorie met het genieten" van kunst bij zijn studie weinig aanvangen en onwillekeurig burgert dan de gewoonte in, over kunstgenot als over een particuliere subjectieve aangelegenheid te spreken. De een houdt hiervan, de ander geniet daarvan. Naast de practijk van de beoefening der kunst historie is het de kunstwetenschap geweest, die vooral via de kunstcritiek aan dit misverstand voedsel gaf. Aan het eind van de vorige eeuw is men (Fiedler en zijn school o.a.) ertoe gekomen bij de wetenschappelijke kunstbeschouwing niet meer over schoonheid te spreken, doch over qualiteiten van het werkstuk, dat het kunstwerk toch altijd in de eerste plaats is. Zoo werd ook van dezen kant het genieten" van kunst niet alleen achtergesteld bij het begrijpen", maar ook min of meer gedegra deerd tot een lekker vinden". Als derde komt aan de psychologische aesthetica van dertig a veertig jaar terug een deel der schuld toe. Er heerschte bij het onderzoek naar den aard en eigenschappen van het kunstgenot" een soort empirisch en experimenteel hedonisme. Als op een balans stelde men aan de eene zijde, hetgeen bij de beleving van kunst het gevoel van het aangename, Lust", gaf, aan den anderen kant hetgeen onaan genaam, Unlust" was. Men trachtte dan aan te toonen dat Lust" altijd het eindresultaat was en Unlust" bij de indrukken van kunstwerken slechts diende om de qualiteit en intensiteit van het Lust"gevoel te verhoogen. Kunst zoeken we omdat zij genot geeft, zoo concludeerde men. NU heeft de contemporaine wetenschap wel is waar deze hedonistische opvatting al lang de rug toegekeerd, het bekende verschijnsel echter dat bij soortgelijke onderwerpen de publieke opinie een generatie ten achter loopt, moge verklaren dat voor velen deze wetenschappelijke" achtergrond aan de vereenzelving van kunstgenot met het lekkere nog altijd een zeker reliëf verleent. Toch zou dit misverstand allang overwonnen zijn was niet een andere schuldige de hoofdschuldige. De persoon van tante Betje is, zie ik juist, de voornaamste oorzaak van het taai leven van dit misverstand, dat immers ten aanzien van haar een nuttige rol speelt. Wij allen kennen tante Betje. Zij is een hoog staande" vrouw en doet aan geestelijke" dingen. Als wij doodgewone menschen eens lyrisch worden bij een goed toebereide schotel reebout met een glas bourgogne, of een portie kalfsniertjes in champignonsaus een uitzonderlijk belang toekennen, kijkt ze als een giraffe over ons heen. Met dergelijke laag-bij-den-grondsche genoegens houdt zij zich niet op. Maar we houden de hoogstaande dame in de gaten wanneer zij zich aan een muzikaal concert gebouwfestijn bedrinkt. Immers, al staat vast dat zij niet het geringste begrip van muziek heeft en geen grein besef voor muzikale waarden, niettemin weet zij zich bij het ondergaan van klanken in zulk een zwaren roes van kunstgenot te brengen dat een geestelijke" wellust uit haar bedauwde oogen druipt. Verschilt tante Betje in dit hoogstaand" geeste lijk" genot nu werkelijk niet van een, zijn gastronomische lusten botvierende, smulpaap? Neen, antwoordt het misverstand. En zakelijk gezien slaat het in dit geval, ook naar mijn meening, de plank niet ver mis. Gezien van de kant van het zintuigelijk genieten verschilt een zacht veerend bed (het lekkere voor den tastzin) niet zooveel van een wiegende melodie; de geur van een parfum niet KRUG BRUT LE CHAMPAGNE PARFAIT noemenswaard van een teeder aquarel. Er is slechts verschil in nuance. Het kunstgenot schijnt fijner en nobeler, het werkt sterker bevrijdend van zorgen en verveling, verruimender op ons levensgevoel en stemming, dan het een goed verzorgd diner vermag. Evenwel, niet ieder geniet kunst op de wijze van fondant of alcohol. En is dit andere genot nu ook aan het genieten van het lekkere zoo verwant dat we het als in-wezen-hetzelfde kunnen aanduiden? Dit aan te nemen berust op een misverstand dat de ruime omvang van het woord genot verbergt. We willen ons inderdaad aan het genot houden en brengen dus niet al het intellectueele in het geding dat bij het begrijpen van kunst altijd een rol speelt. Ook de omstandigheid dat het kunstwerk een levens visie uitdrukt, ideeën suggereert, enz. moeten we buiten het genot houden, wanneer we zuiver willen analyseeren. KUNSTGENOT is zeker genot, doch het is een ander soort genot dan het genieten van het lekkere; dit over het hoofd te zien, veroorzaakte het misverstand. Er is genot en genot. Er is genot zóó maar, zonder duidelijk motief, het opgeruimd, vroolijk zijn, omdat men nu eenmaal zich zoo voelt. En er is genot met een duidelijk motief. We hebben plezier ergens in. We zijn blij dat iets is, zooals het is. Tot het eerste soort genot behoort het lek kere, tot het laatste rekenen we o.a. ook het kunst genot. Als ik een pudding evenals wanneer ik een schilderij bezie, beschouw, heb ik met een werkstuk te doen, beiden zijn bovendien het scheppingspro duct van een deskundig kunnen. De pudding bevat echter slechts een waarde ten aanzien van de con sumptie .Zij is aan haar doel wanneer zij lekker, dat is den proever een genot is; het schilderij is nog niet aan zijn doel wanneer het alleen maar voor het zien lekker is. Het schilderij wil niet den beschouwer in een genotstoestand brengen, maar vraagt integendeel van den beschouwer dat hij, haar verfvlak beschouwende, zich erover verheugt dat dit is, gelijk het is. Anders uitgedrukt: het genot van het lekkere is een stemmingsgenot ontstaan uit toestandsgevoelens, kunstgenot daarentegen is een gemotiveerd genot ontstaan uit aanschouwing. Daarom is bij het genot van het lekkere en het pseudo kunstgenot de relatie van ons ,,ik" tot de genieting ook een geheel andere dan bij het echt kunstgenot. In het eerste geval beleeft het ik" het genot als een passief ondergaan van een genieting, in het laatste geval is het ik" daarentegen actief en als het ware in het kunstwerk geconcentreerd Bij echt kunstgenot beleeft de mensch zich zelf in het kunstwerk; bij het lekkere en bij pseudokunstgenot is ons het werk, op-zich-zelf-beschouwd, onverschillig en dus vervangbaar door desnoods een geheel anders-geaard werk, want we waar deeren slechts de genot-gevende uitwerking op onze zintuigen en ons levensgevoel. Natuurlijk komen alle mogelijke mengingen van echt en pseudo-kunstgenot in de practijk voor. Een goede zelfcontrole oefenen we uit wanneer we ons dwingen een genoten werk achteraf te analy seeren. Wie bij voorbeeld bij muziek dan niet in staat is de hoofdthema's innerlijk te reproduceeren en geen besef van haar modulaties en variaties en haar functies in het geheel heeft, kan veilig aanne men dat hij bij alle genot in klankkleuren en rhythmen, in het ondergaan van aanzwellende en weg ebbende klankvolumen, van voortijlende, aarze lende, stilwordende klankbewegingen, bij alle genot in het overdonderd worden door lawinen of het zacht meedeinen op kabbelende golfjes van klank, hij desniettemin in hoofdzaak een soort proces van vasomotorische prikkelingen met hun uitwerkingen op levensgevoel en stemming heeft doorgemaakt en misschien slechts onbeteekenende brokstukjes der muzikale schepping in echt kunst genot heeft genoten. Beteekent dit dat echt kunstgenot noodwendig een zekere distantie tot het werk bewaart? Onge twijfeld ! Maar het beteekent niet dat waarachtig kunstgenot nimmer in een dionysische extase kan geraken. Echter, niet de genotsbehoefte van de kunstgenieter, doch de eigenschappen van het werk zelf zullen daartoe voeren. Dat de amusementsmuziek, de ontspanningslectuur, kortom alle kunstproducten die het vermaak rechtstreeks in hun banier voeren, bij de consumptie aan het lekkere wezensverwant zijn, spreekt vanzelf, Kwaads is hiervan niet te zeggen, zoo min als van andere geneugten des levens. Slechts moeten we geen misverstanden wekken en kunstgenot niet met het lekkere vereenzelvigen. CHARLEY A. M. Hammacher DEZE schilderes heeft in de laatste jaren ge wonnen. Het spreekt vanzelf dat een strij dende natuur als de hare het nooit opgeeft; dat er altijd weerstanden voor haar zullen zijn, meer dan voor anderen; dat zij wellicht nooit de weelde zal kennen van populaire erkenning. Het spreekt evenzeer vanzelf, dat door de winst der laatste jaren essentieel niets veranderd is. Wie haar vroeger werk zag en daarin haar wezen waardeerde, haar driftige, recht op den man af gaande wezen, haar wil, zelf te zien en zelf te doen, haar onmiskenbare drang naar een ruime, groote visie van menschen en dingen, haar hartstochtelijke levensbelijdenis, haar positieve aanvaarding van het kantige, harde, vloeiende en lichtende, wonderlijke leven, wie dat herkende en zag, zal nu de winst zien van het vol houden, het breeder en soms dieper zich kunnen uitdrukken; maar het wezen blijft hier eender. Wie zich nu pas bekeert, zal evenmin als vroeger op den goeden weg zijn. Want wat nu is, was ook vroeger. Het lijkt alleen anders omdat het wat rijper en rijker is, meer vertakt, anders van tempo, samengestelder, zooals een mensch bij het ouder worden ook aan zichzelf verandereningen kan ont dekken en zooals hij ervaart, dat hij zich over kan doen, zich kan herhalen, maar door het altijd eendere telkens anders te doen, zich aan zijn levens essentie onderworpen toont. Daar is de groote Bremmergroep. Een werk, logisch voortvloeiend uit het voorafgaande. Er was altijd de behoefte een menschengroep te schilderen, een gezin of toevallig bij eengedrevenen. Ik denk aan het langwerpige doek Menschen bij nacht" (1929) en aan het eerste merkwaardige doek in deze richting Het Volkshuis" (1928), dat toen haar mogelijkheden opeens heeft vergroot. Het Volkshuis" blijft karakteristiek voor een begin, dat nu met de Bremmergroep feitelijk voltooid is. De maaltijd der vrienden is in dit tiental jaren wellicht het minst gaaf geworden, maar toch altijd ongemeen levend, bewogen, ruig en warm. De Bremmergroep is strenger, beter geschilderd, ver der opgevoerd van vorm, toch niet indringender van expressie, wel doorwerkter. Het is ook typeerend voor haar vorm: niet een realisme, maar wel gebouwd op realiteit. Voor elk portret werd gepo seerd, maar niet in groepen. Het eigenlijke doek is niet een poging, een bepaalde kamerruimte te geven met deze menschen daarin, maar een abstract geheel, een boeket van koppen waarin de elementen voorkomen, die de groep samenstellen en dragen. Het is goed gezien geen poging te doen het verband uiterlijk weer te geven. Er bestaat uiterlijk geen verband. Ieder is zich zelf en daarin eenzaam. De gemeenschap van het werk in den bepaalden tijd, het beeldend vorm geven, kwam in Bremmer, die deze kunstenaars herkende en erkende, tot een zeker verband. In hem komt het uiteenloopende bijeen tot een verzamelpunt. Hij legde een verband .Het is daarom goed gezien niet door een uiterlijke handeling of een reëele ruimte een verband te symboliseeren, dat er op geheel andere wijze is. OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) T l KOT l N DEN HAAS - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART D. A. Hoogendijk & Co. Keizersgracht 6-40 b j de V ij z e l s t r a a t AMSTERDAM OUDE SCHILDERIJEN PAG. 10 DE GROENE No. 3231

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl