Historisch Archief 1877-1940
Aesthetica
Schilderkunst
Het lekk
ere en
ket L
unstefenot
Dr. D. Banling
EEN in de laatste decennia veelvuldig voor
komend misverstand is de opinie dat er op
den keper bezien geen wezenlijk onderscheid
bestaat tusschen het genieten van kunst en het
smaken" van het lekkere". En het is merk
waardig dat dit misverstand nu eens niet bij het
groote publiek, maar in het bijzonder bij hen die
een nauwer contact met de kunst onderhouden,
voorkomt. Merkwaardig is dit, maar zeker niet
onverklaarbaar. Want hoe kwam dit misverstand
in de wereld? De wetenschappelijke bestudeering
van de geschiedenis der beeldende kunsten houdt
zich slechts aan hetgeen in een kunstwerk positief,
als het ware met den vinger aanwijsbaar is, en in
een wetenschappelijke methode tot gefundeerde
kennis is te verwerken. Zoo kan de student in de
kunsthistorie met het genieten" van kunst bij zijn
studie weinig aanvangen en onwillekeurig burgert
dan de gewoonte in, over kunstgenot als over een
particuliere subjectieve aangelegenheid te spreken.
De een houdt hiervan, de ander geniet daarvan.
Naast de practijk van de beoefening der kunst
historie is het de kunstwetenschap geweest, die
vooral via de kunstcritiek aan dit misverstand
voedsel gaf. Aan het eind van de vorige eeuw is
men (Fiedler en zijn school o.a.) ertoe gekomen bij
de wetenschappelijke kunstbeschouwing niet meer
over schoonheid te spreken, doch over qualiteiten
van het werkstuk, dat het kunstwerk toch altijd
in de eerste plaats is. Zoo werd ook van dezen kant
het genieten" van kunst niet alleen achtergesteld
bij het begrijpen", maar ook min of meer gedegra
deerd tot een lekker vinden".
Als derde komt aan de psychologische aesthetica
van dertig a veertig jaar terug een deel der schuld toe.
Er heerschte bij het onderzoek naar den aard en
eigenschappen van het kunstgenot" een soort
empirisch en experimenteel hedonisme. Als op een
balans stelde men aan de eene zijde, hetgeen bij de
beleving van kunst het gevoel van het aangename,
Lust", gaf, aan den anderen kant hetgeen onaan
genaam, Unlust" was. Men trachtte dan aan te
toonen dat Lust" altijd het eindresultaat was en
Unlust" bij de indrukken van kunstwerken slechts
diende om de qualiteit en intensiteit van het
Lust"gevoel te verhoogen. Kunst zoeken we omdat zij
genot geeft, zoo concludeerde men.
NU heeft de contemporaine wetenschap wel is
waar deze hedonistische opvatting al lang de
rug toegekeerd, het bekende verschijnsel echter dat
bij soortgelijke onderwerpen de publieke opinie een
generatie ten achter loopt, moge verklaren dat voor
velen deze wetenschappelijke" achtergrond aan
de vereenzelving van kunstgenot met het lekkere
nog altijd een zeker reliëf verleent. Toch zou dit
misverstand allang overwonnen zijn was niet een
andere schuldige de hoofdschuldige. De persoon
van tante Betje is, zie ik juist, de voornaamste
oorzaak van het taai leven van dit misverstand, dat
immers ten aanzien van haar een nuttige rol speelt.
Wij allen kennen tante Betje. Zij is een hoog
staande" vrouw en doet aan geestelijke" dingen.
Als wij doodgewone menschen eens lyrisch worden
bij een goed toebereide schotel reebout met een
glas bourgogne, of een portie kalfsniertjes in
champignonsaus een uitzonderlijk belang toekennen,
kijkt ze als een giraffe over ons heen. Met dergelijke
laag-bij-den-grondsche genoegens houdt zij zich
niet op. Maar we houden de hoogstaande dame in
de gaten wanneer zij zich aan een muzikaal concert
gebouwfestijn bedrinkt. Immers, al staat vast dat zij
niet het geringste begrip van muziek heeft en geen
grein besef voor muzikale waarden, niettemin weet
zij zich bij het ondergaan van klanken in zulk een
zwaren roes van kunstgenot te brengen dat een
geestelijke" wellust uit haar bedauwde oogen
druipt.
Verschilt tante Betje in dit hoogstaand" geeste
lijk" genot nu werkelijk niet van een, zijn
gastronomische lusten botvierende, smulpaap? Neen,
antwoordt het misverstand. En zakelijk gezien slaat
het in dit geval, ook naar mijn meening, de plank
niet ver mis. Gezien van de kant van het zintuigelijk
genieten verschilt een zacht veerend bed (het
lekkere voor den tastzin) niet zooveel van een
wiegende melodie; de geur van een parfum niet
KRUG BRUT
LE CHAMPAGNE PARFAIT
noemenswaard van een teeder aquarel. Er is slechts
verschil in nuance. Het kunstgenot schijnt fijner
en nobeler, het werkt sterker bevrijdend van zorgen
en verveling, verruimender op ons levensgevoel en
stemming, dan het een goed verzorgd diner vermag.
Evenwel, niet ieder geniet kunst op de wijze van
fondant of alcohol. En is dit andere genot nu ook
aan het genieten van het lekkere zoo verwant dat
we het als in-wezen-hetzelfde kunnen aanduiden?
Dit aan te nemen berust op een misverstand dat
de ruime omvang van het woord genot verbergt.
We willen ons inderdaad aan het genot houden en
brengen dus niet al het intellectueele in het geding
dat bij het begrijpen van kunst altijd een rol speelt.
Ook de omstandigheid dat het kunstwerk een levens
visie uitdrukt, ideeën suggereert, enz. moeten we
buiten het genot houden, wanneer we zuiver willen
analyseeren.
KUNSTGENOT is zeker genot, doch het is een
ander soort genot dan het genieten van het
lekkere; dit over het hoofd te zien, veroorzaakte
het misverstand. Er is genot en genot. Er is genot
zóó maar, zonder duidelijk motief, het opgeruimd,
vroolijk zijn, omdat men nu eenmaal zich zoo voelt.
En er is genot met een duidelijk motief. We hebben
plezier ergens in. We zijn blij dat iets is, zooals
het is. Tot het eerste soort genot behoort het lek
kere, tot het laatste rekenen we o.a. ook het kunst
genot. Als ik een pudding evenals wanneer ik een
schilderij bezie, beschouw, heb ik met een werkstuk
te doen, beiden zijn bovendien het scheppingspro
duct van een deskundig kunnen. De pudding bevat
echter slechts een waarde ten aanzien van de con
sumptie .Zij is aan haar doel wanneer zij lekker,
dat is den proever een genot is; het schilderij is
nog niet aan zijn doel wanneer het alleen maar
voor het zien lekker is. Het schilderij wil niet
den beschouwer in een genotstoestand brengen, maar
vraagt integendeel van den beschouwer dat hij,
haar verfvlak beschouwende, zich erover verheugt
dat dit is, gelijk het is.
Anders uitgedrukt: het genot van het lekkere is
een stemmingsgenot ontstaan uit toestandsgevoelens,
kunstgenot daarentegen is een gemotiveerd genot
ontstaan uit aanschouwing.
Daarom is bij het genot van het lekkere en het
pseudo kunstgenot de relatie van ons ,,ik" tot de
genieting ook een geheel andere dan bij het echt
kunstgenot. In het eerste geval beleeft het ik" het
genot als een passief ondergaan van een genieting,
in het laatste geval is het ik" daarentegen actief
en als het ware in het kunstwerk geconcentreerd
Bij echt kunstgenot beleeft de mensch zich zelf
in het kunstwerk; bij het lekkere en bij
pseudokunstgenot is ons het werk, op-zich-zelf-beschouwd,
onverschillig en dus vervangbaar door desnoods
een geheel anders-geaard werk, want we waar
deeren slechts de genot-gevende uitwerking op
onze zintuigen en ons levensgevoel.
Natuurlijk komen alle mogelijke mengingen
van echt en pseudo-kunstgenot in de practijk voor.
Een goede zelfcontrole oefenen we uit wanneer we
ons dwingen een genoten werk achteraf te analy
seeren. Wie bij voorbeeld bij muziek dan niet in
staat is de hoofdthema's innerlijk te reproduceeren
en geen besef van haar modulaties en variaties en
haar functies in het geheel heeft, kan veilig aanne
men dat hij bij alle genot in klankkleuren en
rhythmen, in het ondergaan van aanzwellende en weg
ebbende klankvolumen, van voortijlende, aarze
lende, stilwordende klankbewegingen, bij alle
genot in het overdonderd worden door lawinen
of het zacht meedeinen op kabbelende golfjes van
klank, hij desniettemin in hoofdzaak een soort
proces van vasomotorische prikkelingen met hun
uitwerkingen op levensgevoel en stemming heeft
doorgemaakt en misschien slechts onbeteekenende
brokstukjes der muzikale schepping in echt kunst
genot heeft genoten.
Beteekent dit dat echt kunstgenot noodwendig
een zekere distantie tot het werk bewaart? Onge
twijfeld ! Maar het beteekent niet dat waarachtig
kunstgenot nimmer in een dionysische extase kan
geraken. Echter, niet de genotsbehoefte van de
kunstgenieter, doch de eigenschappen van het
werk zelf zullen daartoe voeren.
Dat de amusementsmuziek, de
ontspanningslectuur, kortom alle kunstproducten die het vermaak
rechtstreeks in hun banier voeren, bij de consumptie
aan het lekkere wezensverwant zijn, spreekt vanzelf,
Kwaads is hiervan niet te zeggen, zoo min als van
andere geneugten des levens. Slechts moeten we
geen misverstanden wekken en kunstgenot niet
met het lekkere vereenzelvigen.
CHARLEY
A. M. Hammacher
DEZE schilderes heeft in de laatste jaren ge
wonnen. Het spreekt vanzelf dat een strij
dende natuur als de hare het nooit opgeeft; dat er
altijd weerstanden voor haar zullen zijn, meer dan
voor anderen; dat zij wellicht nooit de weelde zal
kennen van populaire erkenning. Het spreekt
evenzeer vanzelf, dat door de winst der laatste
jaren essentieel niets veranderd is. Wie haar vroeger
werk zag en daarin haar wezen waardeerde, haar
driftige, recht op den man af gaande wezen, haar
wil, zelf te zien en zelf te doen, haar onmiskenbare
drang naar een ruime, groote visie van menschen
en dingen, haar hartstochtelijke levensbelijdenis,
haar positieve aanvaarding van het kantige, harde,
vloeiende en lichtende, wonderlijke leven, wie dat
herkende en zag, zal nu de winst zien van het vol
houden, het breeder en soms dieper zich kunnen
uitdrukken; maar het wezen blijft hier eender.
Wie zich nu pas bekeert, zal evenmin als vroeger
op den goeden weg zijn. Want wat nu is, was ook
vroeger. Het lijkt alleen anders omdat het wat
rijper en rijker is, meer vertakt, anders van tempo,
samengestelder, zooals een mensch bij het ouder
worden ook aan zichzelf verandereningen kan ont
dekken en zooals hij ervaart, dat hij zich over kan
doen, zich kan herhalen, maar door het altijd
eendere telkens anders te doen, zich aan zijn levens
essentie onderworpen toont.
Daar is de groote Bremmergroep. Een werk,
logisch voortvloeiend uit het voorafgaande. Er was
altijd de behoefte een menschengroep te schilderen,
een gezin of toevallig bij eengedrevenen. Ik denk
aan het langwerpige doek Menschen bij nacht"
(1929) en aan het eerste merkwaardige doek in
deze richting Het Volkshuis" (1928), dat toen
haar mogelijkheden opeens heeft vergroot. Het
Volkshuis" blijft karakteristiek voor een begin, dat
nu met de Bremmergroep feitelijk voltooid is.
De maaltijd der vrienden is in dit tiental jaren
wellicht het minst gaaf geworden, maar toch altijd
ongemeen levend, bewogen, ruig en warm. De
Bremmergroep is strenger, beter geschilderd, ver
der opgevoerd van vorm, toch niet indringender
van expressie, wel doorwerkter. Het is ook typeerend
voor haar vorm: niet een realisme, maar wel
gebouwd op realiteit. Voor elk portret werd gepo
seerd, maar niet in groepen. Het eigenlijke doek is
niet een poging, een bepaalde kamerruimte te geven
met deze menschen daarin, maar een abstract
geheel, een boeket van koppen waarin de elementen
voorkomen, die de groep samenstellen en dragen.
Het is goed gezien geen poging te doen het verband
uiterlijk weer te geven.
Er bestaat uiterlijk geen verband. Ieder is zich
zelf en daarin eenzaam. De gemeenschap van het
werk in den bepaalden tijd, het beeldend vorm geven,
kwam in Bremmer, die deze kunstenaars herkende
en erkende, tot een zeker verband. In hem komt
het uiteenloopende bijeen tot een verzamelpunt.
Hij legde een verband .Het is daarom goed gezien
niet door een uiterlijke handeling of een reëele
ruimte een verband te symboliseeren, dat er op
geheel andere wijze is.
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
T l KOT l N
DEN HAAS - NASSAUPLEIN 6
EASTERN ART
D. A. Hoogendijk & Co.
Keizersgracht 6-40
b j de V ij z e l s t r a a t
AMSTERDAM
OUDE SCHILDERIJEN
PAG. 10 DE GROENE No. 3231