De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 6 mei pagina 7

6 mei 1939 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

De reportage van de week Seconden des doods Anne Morrow^Lindbergh Enkele jaren geleden heeft de wereldberoemde vliegenier kolonel Charles A. Lindbergh tezamen met zijn vrouw een vliegtocht gemaakt aan beide oevers van den Atlantischen Oceaan, om de mogelijkheden van een trans-Atlantische verbinding te onderzoeken. Het hiervolgend relaas verhaalt van een mislukte poging tot op stijging, ondernomen aan de Westkust van Afrika, te Bathurst, met het doel om in een non-stop-vlucht naar Zuid-Amerika te vliegen. Het werd ontleend aan de boeiende reisbeschrijving Luister! De Wind", die van de hand van mevr. A. Morrow?Lindbergh dezer dagen in een Nederlandsche vertaling van Johan van der Wonde verschijnen zal bij L. J. Veen's Uitgevers-mij, te Amsterdam. BANG, bang, bang. Iemand klopte op de deur. Ik werd verwarmd en klagend uit de verzonkenheid van den eersten slaap wakker. Pikdonker, midden in den nacht. Maar er was toch iets niet in orde? We moesten onzen slaap toch hebben: een volledige nachtrust? Tijd om op te staan." Mijn man draaide het licht aan. Was de nacht dan al voorbij ? Ik voelde mij be drogen. Ja, hij moest voorbij zijn. Ik kon het mer ken aan het strakke gevoel rondom mijn oogen. Ik had geslapen. De nacht was voorbij. Mijn man was al op. Nu herinnerde ik mij dat we gewekt zouden worden. We zouden vroeg opstaan om te vliegen. Dit was de morgen waarop we den Atlantischen Oceaan zouden oversteken naar ZuidAmerika. Ik stond als een automaat op en begon mij haastig aan te kleeden: uiterlijk een lethargisch, slaperig wezen, dat innerlijk door een onverklaar baar gevoel van noodzaak gedreven wordt. Een stem hamerde door mij heen, als werd op een deur geklopt en legde uit: gisteren toen je wakker was besloot je dit te doen. Het was heel belangrijk. Als je wat minder slaperig bent, zul je weten waarom. En terwijl ik mij, de klok in het oog houdend, aankleedde, begon ik langzamerhand weer het belang te beseffen van wat ik deed. Twintig minuten voor het huis uit om vier uur klaar zijn om tien voor boven mag niet te laat zijn alles. er op zetten om voor zonsopgang te vertrekken. Het licht, het kostbare licht mocht niet verkwist worden. Ik trok mijn vliegpak aan. Wat een opluchting om weer in de routine terug te zijn. Het was nu alles gemakkelijk. Geen beklemming op de borst van morgen; geen reisangstgevoel. Dat lag achter mij. Niets dan actie lag in het vooruitzicht; mijn aandeel in de bedrijvige dag stond vast, (,,Heb je de chrono meter opgewonden?" Hier zijn een paar extra potlooden.") Geen tijd om te twijfelen of om te aarzelen. WE reden naar het gesloten hek van de havenplaats. Een lantaarn schommelde aan een van de palen. Voorzichtig toeterde de chauffeur, de stilte verbrekend. Na een minuut kwam een slaperige nachtwacht aan-geschuifeld, ontsloot het hek en draaide het langzaam open. We reden over den on effen, met sintels bestrooiden grond. De pier strekte zich voor ons uit; aan het eind brandde een lichtje. In het vage maanlicht konden we den zwarten om trek van het vliïgtuig zien, het ankerlicht zwaaide er boven. We stapten met onze pakken uit de auto en gingen naar het eind van de pier, waar een ladder was. Iemand floot over het water naar de inlandsche bewakers in een roeiboot. In de stilte hoorde men het geluid van riemen; de bootlantaarn flik kerde. Ze kwamen naar het dok toe. Hier, onze bundels diegroote eerst, alsjeblieft daar de kleine de witte zak wees daar voorzichtig mee, wil je? Zet hem op de achterbank ik zal hem zelf vasthouden." We gingen op het water. Het was nog donker. Alleen hier en daar wierp het maanlicht zilveren plekken op de oppervlakte. Een beetje gerimpeld, maar niet veel wind, dacht ik, de grootte van de golven schattend. In de baai zou het waarschijnlijk beter zijn. We stuurden op de drijvers af. Ik stak mijn hand uit om de boot af te houden en te beletten dat zij er tegenaan stootte. Mijn man sprong er uit. Het eene eind van de drijver zonk onder zijn gewicht; het water stroomde er overheen. Geef me de tasschen de groote eerst...." In een minimum van tijd waren we heelemaal klaar, en het was nog donker. Ik keek naar den KUNSTZAAL VAN LIER ROKIN126 - AMSTERDAM Doocloopend Tentoonstellingen horizon, er waren echter rose strepen in de lucht en men kon iets meer zien van het wateroppervlak. Niet veel wind maar dat kon nog komen bij zons opgang. Ik draaide een oogenblik het licht op 5 uur 20 we konden nog voor zes uur weg zijn. HET vliegtuig wendde langzaam zijn neus naar de open baai en liet den kleinen inham, de dokken en boeien achter zich, maar zoo lang zaam en zwaar, van de eene zijde naar de aadere zwenkend, toen het door de golven in den stroom kwam, als ik het nog nooit tevoren had gevoeld. Het scheen werkelijk te kraken, als een dikke oude vrouw die zich vermoeid en stram de trappen ophijscht. Was dit onze vlugge en krachtige machine? Ik wierp een blik over den vleugel. Toen mijn man meer gas gaf stroomde het water nog verder over de half ondergedompelde drijvers en taen we over wat grootere golven schommelden schenen de vleugelpunten htt water te raken. Wat een lading moesten we hebben! Zouden we ooit loskomen ? Er was ook niet veel wind. Die golven hier moesten door het getij zijn ontstaan; de wind veroorzaakte slechts kleine rimpelingen aan de oppervlakte. Verderop kon ik in de grijze schemering een donkerder rand water zien misschien echte wind? Daarin zouden we loskomen. Tegenover den haveningang dan, met de stad ter linkerzijde van ons. Er brandden altijd nog eenige doffe lichtjes onder de donkere rij palmen aan den horizon. We gingen nu in de richting van de plaats waar we op wilden stijgen. We zouden over het eind water taxiën om het voordien af te zoeken naar booten en stukken drijf hout. Het duurde lang, deze hotsende rit; de motor knarste onafgebroken, het vliegtuig wiegde plomp. De hemel was al veel lichter. Ik keek op mijn horloge. Er waren al tien minuten voorbij. We draaiden in den wind, het vliegtuig tolde in de golven. Nu veeg den we over het stuk waar we wilden opstijgen. Het schommelde niet langer, maar scheen langzaam gestadig te trekken, zooals paarden door de sneeuw gaan. Het was nu licht genoeg om in de cockpitten te kunnen zien. Mijn man reikte achter zich en zette het compas op den vloer tusschen ons in; Zuid-West, onze koers over den Oceaan naar Zuid-Amerika. De schommelende naald moest tusschen die twee witte richtdraden blijven. Het vliegtuig moest die koers dertien uur houden, tot we Fernando de Noronha hadden bereikt. Hij draaide. De vleugels wipten weer. Het vlieg tuig wees nu naar den haveningang. We waren klaar. In de voorste cockpit zag ik hoe mijn man zijn hoofd omdraaide en terwijl de motor liep en de golven tegen de drijvers sloegen hoorde ik zijn stem het bekende: Alles klaar? zeggen." Ik voelde naar mijn veiligheidsriem, om er zeker van te zijn dat deze vast zat en hield den helm stevig vast. In orde." Het was begonnen. Ik keek op mijn horloge en hield mijn adem in. STOOTEND lawaai, een sproeiregen van schuim stortte over ons heen, klopte in onze ooren, stroomde over de drijvers, de vleugels, de cockpits, beukte de zitplaatsen. Een maalstroom van geluid en water, beide onontwarbaar vermengd tot een krachtig gebrul, sloot ons in, sneed ons van de we reld af. Geen geluid behalve dat van het stooten van de motor; geen uitzicht door den muur van water. We waren in een groote golf gewikkeld; we waren in het centrum van een typhoon verplaatst. Hoe kon een mensch in zoo'n wervelwind zijn zinnen bij elkaar houden? Hoe kon hij er controle over hebben, het vliegtuig in de hand houden? Hoe dan ook, het moest. Er bestond een centrale kern van controle een wiel van evenwicht. Het vliegtuig bleef vast. Het gehoorzaamde aan de leiding van den ruiter, vooruitstormend door het water. Maar ik wist, dat dit pas de eerste phase was, die blinde stormloop door het water, als een schepsel Het vliegende echtpaar Lindbergb-Morrovs van het water. Dat kon men slechts enkele seconden uithouden, dan zouden we de hoogte ingaan. Enkele seconden ik wachtte ademloos, dat het water onder ons zou blijven, dat de wereld weer zou ver schijnen, dat het vliegtuig zou opduiken, voortkletsend op de toppen van de golven. Nu nu ik poogde een verschil in het geluid te ontdekken een verschil in dat voortdurend gebrul. Er was geen verschil. Het langdurig geloei bleef op dezelfde hoogte, het eerste diepe ademhalen van den motor. Hij had nog niet kunnen herademen. Een in de lucht hangend krachtgebrul een spelonk van water zonder einde. Ja, het gebrul werd minder, het water viel, hij sloot de lucht af. We stormden niet langer vooruit. Het vliegtuig aarzelde een oogenblik, onzeker, en zonk toen abrupt terug in het water. Probeerde niet langer te klimmen, niet langer te vechten, opnieuw door de zee verzwolgen. Een groote golf sloeg over de drijvers. Nu zonder beweging van zichzelf wor stelde het vliegtuig zwaar met het onregelmatig rhythme van de golven. Het gebrul ging over in het bestendig janken van een motor die uitloopt. We hoorden de golven tegen de drijvers slaan; we zagen de wereld rondom ons. We bevonden ons in het midden van de baai. De zon ging op over het verre strand: een waterig-oranje bal in het lichte waas aan den horizon. Daar waren de dokken en de sche pen achter ons; daar was de onbeweeglijke lijn van palmen en gebouwen aan onzen linkerkant. We konden niet loskomen. Ik keek op mijn horloge slechts twee minuten het scheen mij uren toe. Ik begon weer regelmatig te ademen. We konden niet loskomen. We konden zelfs niet uit de golven komen. Waaraan lag het? geen wind? Te zwaar beladen? Of beide? Wat moesten we nu doen? Mijn man gaf gas. We helden iets naar achteren in het water. Het vliegtuig begon te draaien, lang zaam, zwaar. Langzaam en zwaar gingen we terug door het lange spoor kielzog dat we hadden gemaakt; de motor plofte monotoon, de vleugels doken van den eenen kant naar den anderen. Straks weer probeeren. UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken nu over meer dan een half millioen gegevens. Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen, stamboomen etc Zeer billijk, Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier, Oranje Nassaulaan 87, Overveen. PAG. 7 DE GROENE No. 3231

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl