Historisch Archief 1877-1940
De reportage van de week
Seconden des doods
Anne Morrow^Lindbergh
Enkele jaren geleden heeft de wereldberoemde vliegenier kolonel Charles A.
Lindbergh tezamen met zijn vrouw een vliegtocht gemaakt aan beide oevers van den
Atlantischen Oceaan, om de mogelijkheden van een trans-Atlantische verbinding
te onderzoeken. Het hiervolgend relaas verhaalt van een mislukte poging tot op
stijging, ondernomen aan de Westkust van Afrika, te Bathurst, met het doel om
in een non-stop-vlucht naar Zuid-Amerika te vliegen. Het werd ontleend aan de
boeiende reisbeschrijving Luister! De Wind", die van de hand van mevr. A.
Morrow?Lindbergh dezer dagen in een Nederlandsche vertaling van Johan van
der Wonde verschijnen zal bij L. J. Veen's Uitgevers-mij, te Amsterdam.
BANG, bang, bang. Iemand klopte op de deur.
Ik werd verwarmd en klagend uit de
verzonkenheid van den eersten slaap wakker. Pikdonker,
midden in den nacht. Maar er was toch iets niet in
orde? We moesten onzen slaap toch hebben: een
volledige nachtrust?
Tijd om op te staan." Mijn man draaide het
licht aan.
Was de nacht dan al voorbij ? Ik voelde mij be
drogen. Ja, hij moest voorbij zijn. Ik kon het mer
ken aan het strakke gevoel rondom mijn oogen. Ik
had geslapen. De nacht was voorbij.
Mijn man was al op. Nu herinnerde ik mij dat we
gewekt zouden worden. We zouden vroeg opstaan
om te vliegen. Dit was de morgen waarop we den
Atlantischen Oceaan zouden oversteken naar
ZuidAmerika. Ik stond als een automaat op en begon
mij haastig aan te kleeden: uiterlijk een lethargisch,
slaperig wezen, dat innerlijk door een onverklaar
baar gevoel van noodzaak gedreven wordt. Een
stem hamerde door mij heen, als werd op een deur
geklopt en legde uit: gisteren toen je wakker was
besloot je dit te doen. Het was heel belangrijk. Als
je wat minder slaperig bent, zul je weten waarom.
En terwijl ik mij, de klok in het oog houdend,
aankleedde, begon ik langzamerhand weer het
belang te beseffen van wat ik deed. Twintig minuten
voor het huis uit om vier uur klaar zijn om
tien voor boven mag niet te laat zijn alles.
er op zetten om voor zonsopgang te vertrekken. Het
licht, het kostbare licht mocht niet verkwist worden.
Ik trok mijn vliegpak aan. Wat een opluchting
om weer in de routine terug te zijn. Het was nu alles
gemakkelijk. Geen beklemming op de borst van
morgen; geen reisangstgevoel. Dat lag achter mij.
Niets dan actie lag in het vooruitzicht; mijn aandeel
in de bedrijvige dag stond vast, (,,Heb je de chrono
meter opgewonden?" Hier zijn een paar extra
potlooden.") Geen tijd om te twijfelen of om te
aarzelen.
WE reden naar het gesloten hek van de
havenplaats. Een lantaarn schommelde aan een
van de palen. Voorzichtig toeterde de chauffeur, de
stilte verbrekend. Na een minuut kwam een slaperige
nachtwacht aan-geschuifeld, ontsloot het hek en
draaide het langzaam open. We reden over den on
effen, met sintels bestrooiden grond. De pier strekte
zich voor ons uit; aan het eind brandde een lichtje.
In het vage maanlicht konden we den zwarten om
trek van het vliïgtuig zien, het ankerlicht zwaaide
er boven. We stapten met onze pakken uit de auto
en gingen naar het eind van de pier, waar een ladder
was. Iemand floot over het water naar de
inlandsche bewakers in een roeiboot. In de stilte hoorde
men het geluid van riemen; de bootlantaarn flik
kerde. Ze kwamen naar het dok toe.
Hier, onze bundels diegroote eerst, alsjeblieft
daar de kleine de witte zak wees daar
voorzichtig mee, wil je? Zet hem op de achterbank
ik zal hem zelf vasthouden."
We gingen op het water. Het was nog donker.
Alleen hier en daar wierp het maanlicht zilveren
plekken op de oppervlakte. Een beetje gerimpeld,
maar niet veel wind, dacht ik, de grootte van de
golven schattend. In de baai zou het waarschijnlijk
beter zijn.
We stuurden op de drijvers af. Ik stak mijn hand
uit om de boot af te houden en te beletten dat zij
er tegenaan stootte. Mijn man sprong er uit. Het
eene eind van de drijver zonk onder zijn gewicht;
het water stroomde er overheen. Geef me de
tasschen de groote eerst...."
In een minimum van tijd waren we heelemaal
klaar, en het was nog donker. Ik keek naar den
KUNSTZAAL VAN LIER
ROKIN126 - AMSTERDAM
Doocloopend Tentoonstellingen
horizon, er waren echter rose strepen in de lucht
en men kon iets meer zien van het wateroppervlak.
Niet veel wind maar dat kon nog komen bij zons
opgang. Ik draaide een oogenblik het licht op
5 uur 20 we konden nog voor zes uur weg zijn.
HET vliegtuig wendde langzaam zijn neus naar
de open baai en liet den kleinen inham, de
dokken en boeien achter zich, maar zoo lang
zaam en zwaar, van de eene zijde naar de aadere
zwenkend, toen het door de golven in den stroom
kwam, als ik het nog nooit tevoren had gevoeld.
Het scheen werkelijk te kraken, als een dikke oude
vrouw die zich vermoeid en stram de trappen
ophijscht. Was dit onze vlugge en krachtige machine?
Ik wierp een blik over den vleugel. Toen mijn man
meer gas gaf stroomde het water nog verder over
de half ondergedompelde drijvers en taen we over
wat grootere golven schommelden schenen de
vleugelpunten htt water te raken.
Wat een lading moesten we hebben! Zouden we
ooit loskomen ? Er was ook niet veel wind. Die golven
hier moesten door het getij zijn ontstaan; de wind
veroorzaakte slechts kleine rimpelingen aan de
oppervlakte. Verderop kon ik in de grijze schemering
een donkerder rand water zien misschien echte
wind? Daarin zouden we loskomen. Tegenover den
haveningang dan, met de stad ter linkerzijde van
ons. Er brandden altijd nog eenige doffe lichtjes
onder de donkere rij palmen aan den horizon. We
gingen nu in de richting van de plaats waar we op
wilden stijgen. We zouden over het eind water
taxiën om het voordien af te zoeken naar booten en
stukken drijf hout.
Het duurde lang, deze hotsende rit; de motor
knarste onafgebroken, het vliegtuig wiegde plomp.
De hemel was al veel lichter. Ik keek op mijn horloge.
Er waren al tien minuten voorbij. We draaiden in
den wind, het vliegtuig tolde in de golven. Nu veeg
den we over het stuk waar we wilden opstijgen. Het
schommelde niet langer, maar scheen langzaam
gestadig te trekken, zooals paarden door de sneeuw
gaan. Het was nu licht genoeg om in de cockpitten
te kunnen zien. Mijn man reikte achter zich en zette
het compas op den vloer tusschen ons in; Zuid-West,
onze koers over den Oceaan naar Zuid-Amerika. De
schommelende naald moest tusschen die twee witte
richtdraden blijven. Het vliegtuig moest die koers
dertien uur houden, tot we Fernando de Noronha
hadden bereikt.
Hij draaide. De vleugels wipten weer. Het vlieg
tuig wees nu naar den haveningang. We waren
klaar.
In de voorste cockpit zag ik hoe mijn man zijn
hoofd omdraaide en terwijl de motor liep en de
golven tegen de drijvers sloegen hoorde ik zijn stem
het bekende: Alles klaar? zeggen."
Ik voelde naar mijn veiligheidsriem, om er zeker
van te zijn dat deze vast zat en hield den helm stevig
vast. In orde." Het was begonnen. Ik keek op mijn
horloge en hield mijn adem in.
STOOTEND lawaai, een sproeiregen van schuim
stortte over ons heen, klopte in onze ooren,
stroomde over de drijvers, de vleugels, de cockpits,
beukte de zitplaatsen. Een maalstroom van geluid
en water, beide onontwarbaar vermengd tot een
krachtig gebrul, sloot ons in, sneed ons van de we
reld af. Geen geluid behalve dat van het stooten
van de motor; geen uitzicht door den muur van
water. We waren in een groote golf gewikkeld; we
waren in het centrum van een typhoon verplaatst.
Hoe kon een mensch in zoo'n wervelwind zijn zinnen
bij elkaar houden? Hoe kon hij er controle over
hebben, het vliegtuig in de hand houden? Hoe dan
ook, het moest. Er bestond een centrale kern van
controle een wiel van evenwicht. Het vliegtuig
bleef vast. Het gehoorzaamde aan de leiding van
den ruiter, vooruitstormend door het water.
Maar ik wist, dat dit pas de eerste phase was, die
blinde stormloop door het water, als een schepsel
Het vliegende echtpaar Lindbergb-Morrovs
van het water. Dat kon men slechts enkele seconden
uithouden, dan zouden we de hoogte ingaan. Enkele
seconden ik wachtte ademloos, dat het water
onder ons zou blijven, dat de wereld weer zou ver
schijnen, dat het vliegtuig zou opduiken,
voortkletsend op de toppen van de golven. Nu nu ik
poogde een verschil in het geluid te ontdekken
een verschil in dat voortdurend gebrul. Er was geen
verschil. Het langdurig geloei bleef op dezelfde
hoogte, het eerste diepe ademhalen van den motor.
Hij had nog niet kunnen herademen. Een in de
lucht hangend krachtgebrul een spelonk van
water zonder einde.
Ja, het gebrul werd minder, het water viel, hij
sloot de lucht af. We stormden niet langer vooruit.
Het vliegtuig aarzelde een oogenblik, onzeker, en
zonk toen abrupt terug in het water. Probeerde niet
langer te klimmen, niet langer te vechten, opnieuw
door de zee verzwolgen. Een groote golf sloeg over
de drijvers. Nu zonder beweging van zichzelf wor
stelde het vliegtuig zwaar met het onregelmatig
rhythme van de golven. Het gebrul ging over in het
bestendig janken van een motor die uitloopt. We
hoorden de golven tegen de drijvers slaan; we zagen
de wereld rondom ons. We bevonden ons in het
midden van de baai. De zon ging op over het verre
strand: een waterig-oranje bal in het lichte waas
aan den horizon. Daar waren de dokken en de sche
pen achter ons; daar was de onbeweeglijke lijn van
palmen en gebouwen aan onzen linkerkant. We
konden niet loskomen. Ik keek op mijn horloge
slechts twee minuten het scheen mij uren toe.
Ik begon weer regelmatig te ademen. We konden
niet loskomen. We konden zelfs niet uit de golven
komen. Waaraan lag het? geen wind? Te zwaar
beladen? Of beide? Wat moesten we nu doen?
Mijn man gaf gas. We helden iets naar achteren
in het water. Het vliegtuig begon te draaien, lang
zaam, zwaar. Langzaam en zwaar gingen we terug
door het lange spoor kielzog dat we hadden gemaakt;
de motor plofte monotoon, de vleugels doken van
den eenen kant naar den anderen. Straks weer
probeeren.
UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge
schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken
nu over meer dan een half millioen gegevens.
Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen,
stamboomen etc
Zeer billijk,
Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier,
Oranje Nassaulaan 87, Overveen.
PAG. 7 DE GROENE No. 3231