Historisch Archief 1877-1940
LETTERKUNDIG LEVEN
Victor E. van Vriesland
aarom mans weer
ballades:
HET eerste nummer van Werk, het belang
wekkende jongeren-tijdschrift dat zijn eer
sten jaargang in Januari aanving, werd
geopend met een uitvoerig en treffend ballade
achtig gedicht van Ed. Hoornik, getiteld Requiem,
en sindsdien herdrukt in zijn bundel Steenen. Dit
gedicht kreeg ik onlangs weer eens onder de oogen,
en het bracht me aan het nadenken over de vraag,
waardoor de ballade als genre weder zoozeer in
zwang is gekomen bij de jongere dichters van tegen
woordig. Het is misschien aardig deze kwestie juist
hier, in een niet specifiek-litterair-vaktijdschrift,
eens aan de orde te stellen. Want zij betreft een van
de weinige verschijnselen, waarbij men een regel
rechte inwerking van maatschappelijke oorzaken
op een letterkundig fenomeen kan aannemen. En
ook zonder in kunstzaken een verstokt-dogmatisch
historisch-materialist te zijn, kan men de waar
neming van zulk een socialen invloed, waar die
met zoo uitzonderlijke duidelijkheid mogelijk is,
leerzaam achten.
De ballade is oorspronkelijk een reeds in het
herfsttij der middeleeuwen voorkomende, en later
aan zeer strenge regels gebonden versvorm. Wie
het interesseert kan dien vorm o.a. beschreven
vinden in Théodore de Banville, Petit Traite de
Poésie frart(aise p. 192?198. Ik heb echter in dit
artikel met het begrip ballade niet deze
verstechnische beteekenis op het oog, maar den ruimeren
zin waarin het woord allengs is uitgebreid: dien
van een bepaald poëtisch genre, dat in eenvoudige
strofen op eenigszins volksche" wijze in een afge
rond verhalend geheel een complex treffende gebeur
tenissen vertelt, liefst op ietwat naïeve en bevatte
lijke wijze. Het zwaartepunt is aldus verplaatst
van wat in aanleg slechts een prosodische onder
scheiding was, naar de aanduiding van een po
ziegenre voornamelijk volgens den inhoud, al bleef
natuurlijk de versificatie de sporen van haar
historische afkomst bewaren.
Dat de Romantiek, met haar volksgezinden in
slag, gaarne naar deze anecdotisch of nationaal
vertellende dichtsoort teruggreep, ligt voor de hand,
en zoolang haar invloed blijft nawerken vindt men
er vele voorbeelden van. Met De Nieuwe Gids echter
en de beweging van Tachtig om ons tot ons
land te beperken is het met de ballade gedaan.
Ook dat is zeer begrijpelijk. Zij kon onmogelijk
dienen tot de individueelste uitdrukking van de
individueelste gevoelens, en het streven, een
adaequaten dichtvorm te zoeken voor de nieuw ontdekte
natuur en het nieuw ontdekte persoonlijke gevoels
leven, kon in haar geen steun vinden.
Een tijdlang was nu de ballade, op een enkele
hoogst sporadische uitzondering na, uit onze
poëzie verbannen. Dit bleef zoo, ook toen voor
namelijk in Verwey's maandschrift De Beweging
een generatie van dichters aan het woord kwam
welke bewust zich van het individualisme afkeerde
om wederom een gemeenschap en gebondenheid
te zoeken. Wel schreef Th. van Ameide een geheele
ALS HET STRAKS
ZOMER IS....
Nog enkele weken en de zomer brengt
U op het water. Zeilen en roeien, kano
varen en vissen dat alles ligt in een
nabij verschiet. Verhoog de genoegens
van Uw watersport door de aanschaffing
van een goede, betrouwbare buitenboord
motor. Die motor is
ARCHIMEDES
Eén en al betrouwbaarheid, n en af degelijkheid.
6 Modellen, Zweeds fabrikaat
Import voor Nederland
N.V.HandelMij.vJhM.Joosten&Co
Singel 279 - Amsterdam-C. - Tel. 37225
AFD. MOTOREN
Als ge deze zomer prettig wilt varen,
vraag dan nu geïllustreerde catalogus
van de Archimedes buitenboord-motoren.
reeks verzen in ballade-vorm over min of meer
abstracte onderwerpen, maar de systematische
opzet was daarbij te zichtbaar dan dat hij in dit
opzicht navolgers zou vinden. Dit heele geslacht
(?van 1910", zooals het later naar zijn debuut
jaar genoemd is) bleef van het genre afkeerig.
De terugkeer tot een meer sociaal gerichte belang
stelling immers bleef bij deze dichters vooral (o. m.
onder Engelschen invloed) van theoretischen aard.
Eerst de jongeren die zich rondom Het Getij en
De Vrije Bladen groepeerden stonden ook daad
werkelijk meer in het leven en daardoor in de maat
schappij, en zouden van deze uit de impuls krijgen,
den weg tot de ballade terug te vinden.
A. den Doolaard was de eerste, die haar weer
in zwang bracht; zijn zes Balladen bundelde hij in
1928 in De Wilde Vaart. Anderen volgden; ook een
enkele oudere, als J. W. F. Weruméus Buning,
die omstreeks '32 en '33 zijn Maria Lécina en
Kapitein Jan van Oordt schreef, en die ook in zijn
later werk de ballade trouw zou blijven en tot haar
populariteit bijdragen. Een nog weer jongere gene
ratie, die van de Amsterdamsche school" (waar
over wij voor eenigen tijd hier schreven) en Werk,
heeft in meerdere of mindere mate voortdurend
van haar belangstelling voor het genre doen blijken.
Vanwaar deze herbloei van een dichtvorm die zoo
langen tijd, globaal gesproken van ongeveer 1885
tot 1920, verguisd was? Men is er niet van af met
te zeggen, dat het een kwestie is van mode. Want,
toegegeven het element van onderlinge navolging
dat stellig aanwezig is: waarom doet een bepaalde
mode zich juist in die eene litteraire periode voor,
en niet in die andere?
Hier nu past, voor wat de ballade betreft, alleen
de maatschappelijke verklaring. In tegenstelling
tot de litteratuur is de filmproductie direct en
algeheel gericht op de bevrediging van de behoeften
van het publiek. Maar het valt niet te ontkennen,
dat de achteruitgang van het levenspeil en den
algemeenen welstand de aandacht voor de letteren
in onzen tijd meer dan ooit vroeger gefnuikt heeft.
Als weerslag daartegen houden de jongere
dichters van thans meer dan vroeger rekening
met de mogelijkheid, de publieke belangstelling
te wekken. En waarmede zou de poëzie dat eerder
kunnen dan met een anecdote, het naïef relaas
van een gebeurtenis, of een verhaaltje"? De
jongeren staan niet meer, gelijk bij de dichters
van Tachtig tot die van voor kort het geval was,
in eerste instantie vrijwel onverschillig tegenover
de vraag, of ze lezers zullen vinden. Van die ver
andering is, naar het mij toelijkt, de economische
crisis een der gewichtigste oorzaken. Natuurlijk
heeft ook de grootere aandacht voor maatschappe
lijke spanningen, de ervaring in de als
voorstellingsbeeld bekende samenleving, een rol gespeeld. Beide
factoren hebben in hooge mate bijgedragen tot het
wederopbloeien van de ballade in onze poëzie.
-Beknopte aankondigingen
Karl Friedrich Boree. Die Geschichte eines
Unbekannten. (Wolfgang Krüger Verlag. Berlin).
Na Eric von Salomon behoort Karl Friedrich
Boree tot de twee of drie schrijvers in het nieuwe
Duitschland, die met een sterk, persoonlijk en zeer
eigen talent naar voren zijn getreden. Zijn Quartier
an der Mosel (1936, Rütten en Loening Verlag,
Frankfurta. M.), een roman die den terugkeer en ontbin
ding der Duitsche legers na den wereldoorlog in het
moederland behandelde, trok de aandacht door de
meesterlijke, breed-epische visie, de streng
beheerschte compositie, den prachtig expressieven
en evocatieven stijl. Eenige alleen maar lichte,
charmante, en minder hoog grijpende boeken
gingen vooraf en volgden. In dit nieuwe boek is de
auteur tot den trant van zijn grooteren opzet en
stijl teruggekeerd.
Boree's Geschichte eines Unbekannten is zeker
een der pakkendste avonturenromans, welke wij
de laatste jaren lazen. Hij is gebouwd op historische
feiten en de auteur heeft den goeden smaak gehad
zijn hoofdpersoon (een Balt) niet beter en niet
slechter te schilderen dan hij is. Hij verfraait dit
leven nergens. Aanvankelijk krijgt de lezer wel
eenigen argwaan. Wanneer de jonge Sergius Runge,
door den oorlog met zijn familie van Riga naar
Moskou verdreven, zich in deze laatste stad zoo
onverwacht scherp bewust wordt van zijn Duitsche
afstamming, wanneer, hij op velerlei wijzen tracht
naar de Duitschers over te loopen, koestert men de
niet, onbegrijpelijke vrees, dat deze roman wel weer
zal uitloopen op een verheerlijking van het Derde
Rijk. Men stelle zich echter gerust: dit is geenszins
het geval.
Boree vertelt een veelbewogen leven na. Hij
schreef veeleer een breedopgezette reportage dan
een roman. Hij hield zich strikt aan datgene wat
hem werd verteld, en de paar enkele woorden waar
mee bericht wordt dat Sergius tenslotte toch naar
Duitschland gaat woorden van elk pathos ge
speend vallen eenvoudig weg tegenover het
geheel. Men vergeet volkomen, dat het hier om een
Duitschen afstammeling gaat, en het leven is wel
zoo dat deze Duitsche afstammeling het zelf ook
vergeet. Het pleit voor Boree dat hij zulks onbe
lemmerd laat uitkomen. Hij zinspeelt er zelfs niet
op. Het zou ons te ver voeren om ook maar in klein
bestek een overzicht te geven van Sergius Runge's
stormachtig leven. Hij maakt den oorlog in Rusland
mee, hij vecht in Kaukasië, en ondergaat de Rus
sische revolutie. Hij zwerft door Duitschland en
vecht met de Wit-Russen. Hij neemt dienst in het
Fransche leger, in Syriëen tegen Abd-el-Krim.
Boree's schrijfwijze is sober en wekt vertrouwen
door het accent der waarachtigheid. Hij moest zelf
gegrepen zijn door het lot van dezen man, die en
dat dikwijls ongewild aan zoovele fronten streed.
Ro van Oven. Op den Dam No. i. (Nederlandsche
Keurboekerij. Amsterdam).
Dit is vóór alles eigenlijk wel een zeer beminnelijk
boek. Het vertelt zoo plezierig van den tijd die al
weer ruim een eeuw achter ons ligt. Men bespeurt
telkens dat de schrijfster haar stof terdege heeft
bestudeerd, al is zij er ook niet afkeerig van zulks
door wat al te veel typeerende details te laten
merken. De figuur van den knappen, energieken
Evert Maaskamp uit Vollenhove, die eigenlijk
predikant had moeten worden en zich later in
Amsterdam weet op te werken tot een gezien
kunsthandelaar en uitgever, staat ons ook wel voor
oogen, al blijft zij iets schetsmatige behouden.
Misschien ligt dat wel voornamelijk aan den opzet
van het boek. Want het is duidelijk dat de schrijfster
deze gestalte tragischer heeft bedoeld dan hij uit
deze bladzijden opdoemt. Dit geslaagde leven is
eigenlijk een.... mislukt leven. Dat is het zeer
zeker, maar alleen omdat Maaskamp in de roerige
tijdeiji, waarin hij leefde, voortdurend de huik naar
den Wind hing. De schrijfster is er o.i. niet in ge
slaagd hoe uitdrukkelijk zij dit ook betoogt
deze levenshouding te verklaren uit een onrecht,
in zijn jeugd aan Maaskamp begaan. Ook zijn
latere inkeer wordt psychologisch niet aanvaard
baar gemaakt. Het laatste hoofdstuk, dat eigenlijk
een samenspraak is tusschen een vrouw uit onzen
tijd (de schrijfster?) en den schim van Evert Maas
kamp, lijkt ons in dit opzicht een al te naïeve poging.
E. P. O'Donnell, Groene Oevers. Roman. Vertaald
door C. J. Kelk. (Servire, Den Haag).
De roman Green Margins werd bekroond met
de Litterary Fellowship Prize, een prijs ingesteld
door een bekende Amerikaansche uitgeversfirma
voor het beste haar toegezonden manuscript. Deze
bekroning lijkt ons ten volle gewettigd, ook al
werden wij bij het lezen van dezen roman gehan
dicapt door een vertaling, die verre van onberis
pelijk is, en al te direct het oorspronkelijk werk
op den voet volgt. Daarenboven laat de correctie
te wenschen over.
Hoezeer zulks ook betreurd dient te worden, het
neemt niet weg dat de elementaire kracht van dit
boek ons gevange.i heeft gehouden. O'Donnell ont
werpt een forsch en pakkend beeld van een neder
zetting langs de oevers der Mississipi. Hij teekent
enkele figuren die niet meer uit het geheugen gaan.
Zus Kalavich, de ontstuimige en teedere, haar
roekelooze minnaar Mitchell Holt, de oude Kalavich,
een door het leven wijs geworden man, zijn klein
zoon Mocco, wien altijd alles mislukt en die ondanks
alles behept is met een onuitroeibaar optimisme, de
neger Bonus en het negermeisje Unga. . . . Ge
stalten die alleen zoo levend konden worden onder
de handen van een geboren romancier. Men kan
natuurlijk de opmerking maken dat de verhouding
tusschen Zus Kalavich en Mitchell Holt als twee
druppels water lijkt op die tusschen de beide hoofd
personen uit Gone with the Wind, maar hun leven
speelt zich af in een geheel andere omgeving een
ruwer en primitiever milieu. Ook mag men niet
blind zijn voor het feit, dat juist van het spel van
aantrekken en afstooten tusschen dergelijke krach
tige, elementaire naturen voor den romancier een
groote inspireerende werking uitgaat.
Deze roman kan beschouwd worden als een der
meest geslaagde producten der jonge, sterke
Amerikaansche letterkunde.
PAG. 10 DE GROENE No. 3232