De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 13 mei pagina 10

13 mei 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

LETTERKUNDIG LEVEN Victor E. van Vriesland aarom mans weer ballades: HET eerste nummer van Werk, het belang wekkende jongeren-tijdschrift dat zijn eer sten jaargang in Januari aanving, werd geopend met een uitvoerig en treffend ballade achtig gedicht van Ed. Hoornik, getiteld Requiem, en sindsdien herdrukt in zijn bundel Steenen. Dit gedicht kreeg ik onlangs weer eens onder de oogen, en het bracht me aan het nadenken over de vraag, waardoor de ballade als genre weder zoozeer in zwang is gekomen bij de jongere dichters van tegen woordig. Het is misschien aardig deze kwestie juist hier, in een niet specifiek-litterair-vaktijdschrift, eens aan de orde te stellen. Want zij betreft een van de weinige verschijnselen, waarbij men een regel rechte inwerking van maatschappelijke oorzaken op een letterkundig fenomeen kan aannemen. En ook zonder in kunstzaken een verstokt-dogmatisch historisch-materialist te zijn, kan men de waar neming van zulk een socialen invloed, waar die met zoo uitzonderlijke duidelijkheid mogelijk is, leerzaam achten. De ballade is oorspronkelijk een reeds in het herfsttij der middeleeuwen voorkomende, en later aan zeer strenge regels gebonden versvorm. Wie het interesseert kan dien vorm o.a. beschreven vinden in Théodore de Banville, Petit Traite de Poésie frart(aise p. 192?198. Ik heb echter in dit artikel met het begrip ballade niet deze verstechnische beteekenis op het oog, maar den ruimeren zin waarin het woord allengs is uitgebreid: dien van een bepaald poëtisch genre, dat in eenvoudige strofen op eenigszins volksche" wijze in een afge rond verhalend geheel een complex treffende gebeur tenissen vertelt, liefst op ietwat naïeve en bevatte lijke wijze. Het zwaartepunt is aldus verplaatst van wat in aanleg slechts een prosodische onder scheiding was, naar de aanduiding van een po ziegenre voornamelijk volgens den inhoud, al bleef natuurlijk de versificatie de sporen van haar historische afkomst bewaren. Dat de Romantiek, met haar volksgezinden in slag, gaarne naar deze anecdotisch of nationaal vertellende dichtsoort teruggreep, ligt voor de hand, en zoolang haar invloed blijft nawerken vindt men er vele voorbeelden van. Met De Nieuwe Gids echter en de beweging van Tachtig om ons tot ons land te beperken is het met de ballade gedaan. Ook dat is zeer begrijpelijk. Zij kon onmogelijk dienen tot de individueelste uitdrukking van de individueelste gevoelens, en het streven, een adaequaten dichtvorm te zoeken voor de nieuw ontdekte natuur en het nieuw ontdekte persoonlijke gevoels leven, kon in haar geen steun vinden. Een tijdlang was nu de ballade, op een enkele hoogst sporadische uitzondering na, uit onze poëzie verbannen. Dit bleef zoo, ook toen voor namelijk in Verwey's maandschrift De Beweging een generatie van dichters aan het woord kwam welke bewust zich van het individualisme afkeerde om wederom een gemeenschap en gebondenheid te zoeken. Wel schreef Th. van Ameide een geheele ALS HET STRAKS ZOMER IS.... Nog enkele weken en de zomer brengt U op het water. Zeilen en roeien, kano varen en vissen dat alles ligt in een nabij verschiet. Verhoog de genoegens van Uw watersport door de aanschaffing van een goede, betrouwbare buitenboord motor. Die motor is ARCHIMEDES Eén en al betrouwbaarheid, n en af degelijkheid. 6 Modellen, Zweeds fabrikaat Import voor Nederland N.V.HandelMij.vJhM.Joosten&Co Singel 279 - Amsterdam-C. - Tel. 37225 AFD. MOTOREN Als ge deze zomer prettig wilt varen, vraag dan nu geïllustreerde catalogus van de Archimedes buitenboord-motoren. reeks verzen in ballade-vorm over min of meer abstracte onderwerpen, maar de systematische opzet was daarbij te zichtbaar dan dat hij in dit opzicht navolgers zou vinden. Dit heele geslacht (?van 1910", zooals het later naar zijn debuut jaar genoemd is) bleef van het genre afkeerig. De terugkeer tot een meer sociaal gerichte belang stelling immers bleef bij deze dichters vooral (o. m. onder Engelschen invloed) van theoretischen aard. Eerst de jongeren die zich rondom Het Getij en De Vrije Bladen groepeerden stonden ook daad werkelijk meer in het leven en daardoor in de maat schappij, en zouden van deze uit de impuls krijgen, den weg tot de ballade terug te vinden. A. den Doolaard was de eerste, die haar weer in zwang bracht; zijn zes Balladen bundelde hij in 1928 in De Wilde Vaart. Anderen volgden; ook een enkele oudere, als J. W. F. Weruméus Buning, die omstreeks '32 en '33 zijn Maria Lécina en Kapitein Jan van Oordt schreef, en die ook in zijn later werk de ballade trouw zou blijven en tot haar populariteit bijdragen. Een nog weer jongere gene ratie, die van de Amsterdamsche school" (waar over wij voor eenigen tijd hier schreven) en Werk, heeft in meerdere of mindere mate voortdurend van haar belangstelling voor het genre doen blijken. Vanwaar deze herbloei van een dichtvorm die zoo langen tijd, globaal gesproken van ongeveer 1885 tot 1920, verguisd was? Men is er niet van af met te zeggen, dat het een kwestie is van mode. Want, toegegeven het element van onderlinge navolging dat stellig aanwezig is: waarom doet een bepaalde mode zich juist in die eene litteraire periode voor, en niet in die andere? Hier nu past, voor wat de ballade betreft, alleen de maatschappelijke verklaring. In tegenstelling tot de litteratuur is de filmproductie direct en algeheel gericht op de bevrediging van de behoeften van het publiek. Maar het valt niet te ontkennen, dat de achteruitgang van het levenspeil en den algemeenen welstand de aandacht voor de letteren in onzen tijd meer dan ooit vroeger gefnuikt heeft. Als weerslag daartegen houden de jongere dichters van thans meer dan vroeger rekening met de mogelijkheid, de publieke belangstelling te wekken. En waarmede zou de poëzie dat eerder kunnen dan met een anecdote, het naïef relaas van een gebeurtenis, of een verhaaltje"? De jongeren staan niet meer, gelijk bij de dichters van Tachtig tot die van voor kort het geval was, in eerste instantie vrijwel onverschillig tegenover de vraag, of ze lezers zullen vinden. Van die ver andering is, naar het mij toelijkt, de economische crisis een der gewichtigste oorzaken. Natuurlijk heeft ook de grootere aandacht voor maatschappe lijke spanningen, de ervaring in de als voorstellingsbeeld bekende samenleving, een rol gespeeld. Beide factoren hebben in hooge mate bijgedragen tot het wederopbloeien van de ballade in onze poëzie. -Beknopte aankondigingen Karl Friedrich Boree. Die Geschichte eines Unbekannten. (Wolfgang Krüger Verlag. Berlin). Na Eric von Salomon behoort Karl Friedrich Boree tot de twee of drie schrijvers in het nieuwe Duitschland, die met een sterk, persoonlijk en zeer eigen talent naar voren zijn getreden. Zijn Quartier an der Mosel (1936, Rütten en Loening Verlag, Frankfurta. M.), een roman die den terugkeer en ontbin ding der Duitsche legers na den wereldoorlog in het moederland behandelde, trok de aandacht door de meesterlijke, breed-epische visie, de streng beheerschte compositie, den prachtig expressieven en evocatieven stijl. Eenige alleen maar lichte, charmante, en minder hoog grijpende boeken gingen vooraf en volgden. In dit nieuwe boek is de auteur tot den trant van zijn grooteren opzet en stijl teruggekeerd. Boree's Geschichte eines Unbekannten is zeker een der pakkendste avonturenromans, welke wij de laatste jaren lazen. Hij is gebouwd op historische feiten en de auteur heeft den goeden smaak gehad zijn hoofdpersoon (een Balt) niet beter en niet slechter te schilderen dan hij is. Hij verfraait dit leven nergens. Aanvankelijk krijgt de lezer wel eenigen argwaan. Wanneer de jonge Sergius Runge, door den oorlog met zijn familie van Riga naar Moskou verdreven, zich in deze laatste stad zoo onverwacht scherp bewust wordt van zijn Duitsche afstamming, wanneer, hij op velerlei wijzen tracht naar de Duitschers over te loopen, koestert men de niet, onbegrijpelijke vrees, dat deze roman wel weer zal uitloopen op een verheerlijking van het Derde Rijk. Men stelle zich echter gerust: dit is geenszins het geval. Boree vertelt een veelbewogen leven na. Hij schreef veeleer een breedopgezette reportage dan een roman. Hij hield zich strikt aan datgene wat hem werd verteld, en de paar enkele woorden waar mee bericht wordt dat Sergius tenslotte toch naar Duitschland gaat woorden van elk pathos ge speend vallen eenvoudig weg tegenover het geheel. Men vergeet volkomen, dat het hier om een Duitschen afstammeling gaat, en het leven is wel zoo dat deze Duitsche afstammeling het zelf ook vergeet. Het pleit voor Boree dat hij zulks onbe lemmerd laat uitkomen. Hij zinspeelt er zelfs niet op. Het zou ons te ver voeren om ook maar in klein bestek een overzicht te geven van Sergius Runge's stormachtig leven. Hij maakt den oorlog in Rusland mee, hij vecht in Kaukasië, en ondergaat de Rus sische revolutie. Hij zwerft door Duitschland en vecht met de Wit-Russen. Hij neemt dienst in het Fransche leger, in Syriëen tegen Abd-el-Krim. Boree's schrijfwijze is sober en wekt vertrouwen door het accent der waarachtigheid. Hij moest zelf gegrepen zijn door het lot van dezen man, die en dat dikwijls ongewild aan zoovele fronten streed. Ro van Oven. Op den Dam No. i. (Nederlandsche Keurboekerij. Amsterdam). Dit is vóór alles eigenlijk wel een zeer beminnelijk boek. Het vertelt zoo plezierig van den tijd die al weer ruim een eeuw achter ons ligt. Men bespeurt telkens dat de schrijfster haar stof terdege heeft bestudeerd, al is zij er ook niet afkeerig van zulks door wat al te veel typeerende details te laten merken. De figuur van den knappen, energieken Evert Maaskamp uit Vollenhove, die eigenlijk predikant had moeten worden en zich later in Amsterdam weet op te werken tot een gezien kunsthandelaar en uitgever, staat ons ook wel voor oogen, al blijft zij iets schetsmatige behouden. Misschien ligt dat wel voornamelijk aan den opzet van het boek. Want het is duidelijk dat de schrijfster deze gestalte tragischer heeft bedoeld dan hij uit deze bladzijden opdoemt. Dit geslaagde leven is eigenlijk een.... mislukt leven. Dat is het zeer zeker, maar alleen omdat Maaskamp in de roerige tijdeiji, waarin hij leefde, voortdurend de huik naar den Wind hing. De schrijfster is er o.i. niet in ge slaagd hoe uitdrukkelijk zij dit ook betoogt deze levenshouding te verklaren uit een onrecht, in zijn jeugd aan Maaskamp begaan. Ook zijn latere inkeer wordt psychologisch niet aanvaard baar gemaakt. Het laatste hoofdstuk, dat eigenlijk een samenspraak is tusschen een vrouw uit onzen tijd (de schrijfster?) en den schim van Evert Maas kamp, lijkt ons in dit opzicht een al te naïeve poging. E. P. O'Donnell, Groene Oevers. Roman. Vertaald door C. J. Kelk. (Servire, Den Haag). De roman Green Margins werd bekroond met de Litterary Fellowship Prize, een prijs ingesteld door een bekende Amerikaansche uitgeversfirma voor het beste haar toegezonden manuscript. Deze bekroning lijkt ons ten volle gewettigd, ook al werden wij bij het lezen van dezen roman gehan dicapt door een vertaling, die verre van onberis pelijk is, en al te direct het oorspronkelijk werk op den voet volgt. Daarenboven laat de correctie te wenschen over. Hoezeer zulks ook betreurd dient te worden, het neemt niet weg dat de elementaire kracht van dit boek ons gevange.i heeft gehouden. O'Donnell ont werpt een forsch en pakkend beeld van een neder zetting langs de oevers der Mississipi. Hij teekent enkele figuren die niet meer uit het geheugen gaan. Zus Kalavich, de ontstuimige en teedere, haar roekelooze minnaar Mitchell Holt, de oude Kalavich, een door het leven wijs geworden man, zijn klein zoon Mocco, wien altijd alles mislukt en die ondanks alles behept is met een onuitroeibaar optimisme, de neger Bonus en het negermeisje Unga. . . . Ge stalten die alleen zoo levend konden worden onder de handen van een geboren romancier. Men kan natuurlijk de opmerking maken dat de verhouding tusschen Zus Kalavich en Mitchell Holt als twee druppels water lijkt op die tusschen de beide hoofd personen uit Gone with the Wind, maar hun leven speelt zich af in een geheel andere omgeving een ruwer en primitiever milieu. Ook mag men niet blind zijn voor het feit, dat juist van het spel van aantrekken en afstooten tusschen dergelijke krach tige, elementaire naturen voor den romancier een groote inspireerende werking uitgaat. Deze roman kan beschouwd worden als een der meest geslaagde producten der jonge, sterke Amerikaansche letterkunde. PAG. 10 DE GROENE No. 3232

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl