De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 13 mei pagina 16

13 mei 1939 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal voor De Groene van K. van der Geest ZE hadden elkaar in Le Havre ontmoet, de Ouwe en de tweede stuurman, in een kroegje, waar kapitein Drewess den boel op den kop zette, omdat n van de meisjes daar niet met hem mee wilde. Hij nam juist een bierfleschje op en zou dat door den spiegel achter de tap kast keilen, toen de tweede stuurman binnenkwam. De tweede leek toen een verloopen zwerver het was midden in den winter, maar een overjas droeg hij niet en het blauwe uniformjasje, dat hij aan had, zag er uit alsof hij er mee in de modder had gelegen. Hij was ongeschoren; zijn gezicht was mager en ingevallen, maar zijn oogen keken nog driest het wereldje in. Bij de deur vandaan liep hij recht op den Ouwe toe. ,J6, leg dat bierfleschje neer !" zei hij. Kapitein Drewess wachtte even met gooien en keek den ander verwonderd aan. Iedereen in Le Havre kende hem; men kende hem in elke haven stad aan de kusten langs den Atlantischen Oceaan. Daarom verwonderde hij zich, dat iemand hem aandurfde. ,,Ik ben kapitein Drewess", zei hij, en ofschoon hij dronken was klonk zijn stem minder onvast dan die van den tweeden stuurman. Kapitein Drewess!" Daarbij keek hij den tweede recht in het gezicht. Van de Pelgrim", voegde hij er aan toe. De tweede sloeg er geen acht op. Zet eerst dat bierfleschje neer !" bleef die aan dringen. Hij legde een magere, smerige hand op kapitein Drewess' schouder; zijn knie trok hij een beetje op, alsof hij den Ouwe daarmee in den buik zou stompen. In een hoek van het zaaltje stonden de meisjes bij elkaar; aan een tafel zaten een paar matrozen van de Trans-Atlantique; de kroegbaas stond, een beetje in elkaar gedoken, achter de tapkast. Ze verwachtten allen, dat kapitein Drewess den tweeden stuurman onder een tafel zou werken. Het meisje, dat niet met hem mee had willen gaan, schreide; een matroos begon een deuntje te fluiten terwijl zijn handen zenuwachtig speelden met een lucifershoutje. Er gebeurde echter niets ! Kapitein Drewess zette alleen de flesch neer, net zooals de tweede dat wilde. Toen keek hij hem aan. Ofschoon hij kleiner was dan de stuurman leek het toch alsof hij van boven op hem neer keek. Jij loopt zeker al langen tijd op de keien ?" vroeg hij, in het Hollandsch aan het een of ander had hij gemerkt, dat de tweede een Hollander was. En hij vroeg hem of hij al lang op de keien geloopen had, want iemand, die hem, kapitein Drewess, den voet dwars zette, moest wél een vent zijn, die al lang zonder werk was geweest en die daarom weinig waarde meer aan zijn leven en zijn stel gezonde ledematen, hechtte. De tweede knikte bevestigend. Hij kende den Ouwe van de Pelgrim; hij wist, dat die zijn volk nog afranselde en dat bij hem aan boord de kakkerlakken en het ongedierte in de kombuis van honger krepeerden. Ze gingen beiden zitten, tegenover elkaar aan het tafeltje, waar de leege flesch nog stond en waar een leeg bierglas omgevallen lag. De Ouwe had den tweeden tegen den grond kunnen slaan, maar dat leek hem haast te kinderachtig. Hij zou den vent, die hem gedwarsboomd had, op een andere manier wel klein krijgen. Hij bestelde een flesch wijn met twee glazen. Je vindt het wel goed?" vroeg hij, terwijl hij inschonk, voor den tweede ook. Nee, dank je", zei die, als je me een kop koffie wilt geven, met het een of ander te eten, dan graag !" Hij keek iets minder driest uit zijn oogen dan toen hij pas binnen kwam, en hij voegde er nog aan toe: Ik heb in geen dag of twee, drie iets gegeten !" Je zult het hebben", zei kapitein Drewess. Hij bestelde en toen de tweede at, begon hij er over: Als je Wilt kun je bij mij monsteren, als derde; ik heb mijn derden stuurman vanmorgen den zak gegeven. Maar een goed leven zul je bij mij aan boord niet hebben; niemand heeft bij mij aan boord een goed leven !" Hij grinnikte, toen hij het zei. Hij nam zich voor dat de tweede wel een heel slecht leven zou hebben bij hem aan boord. De tweede kauwde langzaam en vroeg zich af: Wat heeft hij met me voor?" Maar hij stemde dadelijk toe, toen de Ouwe voorstelde: Je kunt morgen monsteren." En den volgenden avond, toen de Pelgrim van Le Havre naar Rio de Janeiro vertrok, stond hij op de brug; voor het eerst sedert maanden had hij weer werk. DE nieuwe derde stuurman was geen ongeschikte kerel; de matrozen mochten hem wel. Hij was niet te beroerd om een poot mee uit te steken als er hard gewerkt moest worden en op zijn vrije wacht kwam hij dikwijls een oogenblik onder den bak zitten om een boom op te zetten. De Ouwe, die tegen een ieder liep te ketteren, liet hem nog met rust. Tot op een morgen tegen het dagworden de derde had de wacht en de Pelgrim lag met een storm op den kop te stampen en te slingeren , toen het toplicht in den fokkemast onklaar raakte. De Ouwe kwam juist de brug op en stuurde den matroos van de vrije torn naar boven om het licht door een petroleumlantaarn te vervangen. Aatje Verdomme, noemden ze dien matroos. Het kon Aatje nooit iets schelen, wat hij moest doen; hij zag geen gevaar ook. Hij klauterde in den mast en kwakte tegen het dek. Kapitein Drewess keek zelfs niet naar hem om. Maar de derde stuurman trok het zich erg aan; omdat het op zijn wacht gebeurde, voelde hij zich er verantwoordelijk voor. 's Middags om twaalf uur werd Aatje overboord gezet; 's avonds kwam de derde naar den ouwe toe. De jongen was nog veel te eerlijk; hij meende, dat hij het wel weer net zoo kon doen, als hij het in Le HÏvre gedaan had. Kapitein", zei hij. Jij hebt dien vent den mast ingestuurd, vanmorgen ! Het is jouw schuld, dat hij er uit kwam te vallen !" Nou, en?" vroeg kapitein Drewess. Dat bracht den derden stuurman even van de wijs; hij wist niet zoo gauw wat hij moest zeggen en hij wist niet zoo gauw wat hij toen moest doen. Eer hij zich daarop bezonnen had, lag hij in een hoek van het schuilhokje, kapitein Drewess had hem daarin geslagen. Het was een gemeene streek, het was de moeite waard om het te zien", vertelde de matroos, die aan het roer stond, toen hij afgelost was, aan zijn maats, onder den bak. Bemoei je nu nooit weer met hetgeen ik doe !" had de Ouwe nog gezegd. Vanaf dien dag keken ze elkaar niet meer aan. De derde stuurman werd een stille, teruggetrok ken kerel hij kwam niet meer op zijn vrije wacht een oogenblik onder den bak om met de matrozen een boom op te zetten; hij pakte niet meer mee aan als er hard gewerkt moest worden. Maar hij loerde op den Ouwe Toen in Rio de geheele bemanning den wal opging en niet weer terugkwam, bleef hij aan boord. Hij had aan boord nog het een en ander te doen. Hij bleef die geheele reis en hij monsterde, na aankomst in Le Havre, nog weer voor een volgende reis ook. Er werd in de kroegjes, bij de haven, al over gepraat niemand had het nog ooit zoo lang bij kapitein Drewess aan boord uitgehouden. En die volgende reis kreeg de derde zijn kans. IN de Golf van Biskaye lag de Pelgrim weer te zwoegen met een storm op den kop, toen op een nacht de sluiting in het blok van de vlaggelijn los werkte. Het blok viel met een klap tegen het dek, werd opgenomen door een breker, die juist over kwam, en overboord gespoeld, waar het bleef hangen aan de lijn, die er in verward was geraakt. De stuurman keek er verbouwereerd naar. Hij bedacht zich een oogenblik en zei toen tegen den roerganger: Het is het blok van de vlaggelijn maar." Net alsof hij den man moest geruststellen. Meteen ging hij naar beneden; toen hij even later, druipend van het buiswater, weer op de brug kwam, hield hij het los gewerkte blok in de hand. Hij bekeek het, schudde het hoofd, ging er mee in de kaartenkamer en kwam er daarna mee bij den roerganger. Kijk", zei hij. De man bekeek het ook en vroeg: Wat wou je daarmee, stuurman?" Och", zei de stuurman. Meer zei hij niet; toen ging hij in den hoek van de brug in het schuilhokje staan. Het blok hield hij nog steeds goed vast. Hij wachtte, tot de Ouwe op de brug zou komen en ook zou vragen: Wat moet je daarmee, stuurman?" Dan zou er iets gebeuren ! Hij hield den adem in, seconden, minuten lang. Hij wachtte; het werd twee uur, half drie, drie uur telkens hield hij even den adem in en dan omklemden zijn knuisten den haak van het blok, waaruit de sluiting los gewerkt was. De Ouwe kwam nog niet, maar de stuurman had den tijd om te wachten; hij wond zich niet op. Hij overlegde; hij zou niet eens wachten tot de Ouwe iets vroeg, maar hem dadelijk als hij de trap naar de brug opkwam, het blok op de hersens slaan. De roerganger werd door zijn maat afgelost en die werd ook nog weer afgelost; om kwart voor vier werd er n glas geslagen. De man van de vrije torn kwam den stand van de log op de brug melden. Een nieuwe wacht kwam op; de tweede stuurman loste den derde af. Wat moet je met dat blok, jö?" Wat hij daarmee moest, vertelde hij niet. Hij vergat het journaal in te vullen; hij vergat ook de wacht over te geven. Zonder zelfs te groeten ging hij naar beneden hij ging in de schaduw van de trap op de onderbrug staan en wachtte weer. Hij keek naar de deur van de kapiteinshut; zoodra die deur open ging, zou hij een stap vooruit doen en den Ouwe, die naar buiten kwam, den kop inslaan. Hij had geen besef meer van den tijd hij wachtte maar. Ik sla hem meteen dood !" mompelde hij nu en dan eens. Het begon al licht te worden, toen hij van achteren vast gegrepen werd; het blok werd hem uit de hand gewrongen, en meteen werd hij weer losgelaten. Hij kon zich omkeeren; hij zag er erg onnoozel uit. Hij had niet verwacht, dat de Ouwe plotseling achter hem zou staan. Hij had verwacht hem uit de deur van zijn hut te zien komen. Hij was meteen ontmoedigd ook. Duivel !" hijgde hij. Hij voelde zich slap en koud van het lange wachten. Wat wou jij met dat blok?" vroeg de Ouwe. De Ouwe was de derde, die hem daarnaar vroeg eerst had de roerganger het gevraagd, toen de tweede stuurman. De derde stuurman had den roerganger en den tweede er geen antwoord op gegeven. Tegen den Ouwe zei hij: Daar wou ik je de hersens mee inslaan ! Wat een duivel ben jij !" Kapitein Drewess grinnikte; zoo had hij den eersten keer in Le Havre ook gegrinnikt. Ik zei al, dat je bij mij aan boord geen goed leven zou hebben l" Hij wachtte even; het licht van het lampje, onder deks, scheen hem in het gezicht. Het was misschien beter geweest als jij je nooit met mij bemoeid had, stuurman !" Misschien", zei de derde; zijn stem beefde. En het zal misschien maar het beste zijn, dat je zoo gauw mogelijk van boord probeert te komen !" voegde de Ouwe ei aan toe, ,Ja", bevestigde de derde. De Ouwe legde het blok neer en draaide zich om Het blok lag daar; de derde had het op kunnen nemen en hem er nog den kop mee kunnen inslaan. Hij strekte er ook nog de hand naar uit, maar hij raakte het niet aan. Hij ging naar de reeling; de Pelgrim dook met den kop naar beneden tegen een zware zee in. Het is maar het beste.... ja.... dat ik zoo gauw mogelijk van boord zie te komen", zei de derde stuurman nog eens. Hij zei het duidelijk, hardop; hij verstond het zelf boven het geraas van den storm uit. Toen stapte hij over de reeling in het kolkende, schuimende water. PAG. 16 DE GROENE No. 3232

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl