De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 20 mei pagina 11

20 mei 1939 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

PERSOON DAT wat men niet heeft, verlangt men. Daarom verlangde de zeer gecultiveerde van het over gangstijdperk het ikoon en bezorgde ons een onge motiveerde geringschatting van de stijlen die nietEgyptisch, niet oud-Aziatisch, niet Charteres zijn. (Men hoort van den Hollandschen calvinist, of socialist, weinig verstandige woorden over de schoonheid der Renaissance- en Barokmeesters). En daarom ook verlangt hij, die leeft en werkt temidden van een zinvolle iconographie, naar de vrijheid van de persoon, naar het eigen drama, dat zijn kunst heft uit het gevaar van het gemakkelijk gewende, van datgene wat de moedermelk meegaf, want hij voelt dat niet de verhevenheid zijner voor stellingswereld de kunst inhoud geeft, maar de mate van zijn eigen overgave en de tragiek van zijn eigen conflict. Zoo worden figuren als Gr newald, Da Vinci of Michel Angelo belangrijker dan de vele primitieven van de madonna's met de goud vulling. WAAR staat een figuur als Charles Eyck ? Zijn iconographie lag gereed, waar die van Roland Holst afwezig was. Hij heeft in de laatste jaren in de Limburgsche mijnstreek honder den vierkante meters volgeschilderd en de arbeiders, authentiek begeerigen haar lotsverbetering, pelgri meeren in stoeten naar zijn transcendentale muren en gewelven. Het is makkelijk om te zeggen, dat meester werken niet in een dag ontstaan, maar het is zeker dat een sierkunst aan het gewelf en op den muur gansche andere eisenen stelt dan de kunst van het vrije schilderij, dat bovendien tegenwoordig vaak in miniatuurstijl wordt geschilderd. Zoo is deze snelheid rationeel en de ornamentiek bedeutend", want velen herkennen er hun geloof in. Het is de welhaast industrieele productie van kunstwerken in opdracht," waarom Nicolas onlangs welbewust vroeg. Het is, in ieder geval, kunst met die religieuze en sociale functie welke elders zoo heet werd begeerd. Het laatste werk is de beschildering van de kerk te Wittem, een schepping van Von Schlaun, den hoofdmeester van de Westphaalsche barok, in het begin van deze eeuw helaas gedeeltelijk verminkt door neo-gothici die het beter wilden weten. De schilder heeft den bouwmeester volkomen begrepen: hij prolongeert zijn vormen tot in het ruischend oneindige. Eyck's virtuositeit is groot en voor hem is het probleem precies tegenovergesteld aan dat van de zoekers naar het ikoon: wat ben ik als persoon, waar is mijn eigen leven in dezen feestelijken hemel vol heiligen en engelen? JVoos Opeennoll 40 jaar zanger TK zou moeilijk kunnen zeggen, welk liedje van ?*? Speenhoff 'n dertig, vijf en dertig jaar geleden het meest populair was De Schutterij of Het Meisje, dat je nooit vergeet, of De Bruggewachter, of welk ander dan ook Speenhoff zélf was populair, al zijn liedjes waren populair en ze werden gezongen niet alleen door Speenhoff zelf, maar op kantoren en in werkplaatsen, in kazernes, en op schepen, in groote huizen en in schamele woninkjes. Ieder zong Speenhoff, ieder kende Speenhoff en aan een lunch, waar wijlen Prins Hendrik aanzat en Koos Speenhoff zijn liedjes zong, vroeg Prins Hendrik : Och meneer Speenhoff, zingt U dat en dat liedje eens dat zingt mijn kleine meid thuis ook altijd." Het wil me nu niet te binnen schieten, welk liedje de kleine meid" in die jaren moet geneuried hebben, maar het wijst op de groote populariteit van een dichter-zanger, zooals we er na dien gén meer gehad hebben. 'n Spottende, gevoelige, knipoogende Speenhoff, met z'n guitaar en zijn rare gekleede jas ,'n leutige liedjeszanger die met n eenvoudig coupletje wist binnen te dringen in de harten van al zijn toehoorders zoo iemand heeft onze tegenwoordige jeugd niet gekend. Koos Speenhoff is de nooit te vergeten her innering van ons ouderen nu mannen van dik vijftig toen jonge kerels, die konden schuddebollen om den tintelenden, oorspronkelijken humor van Koos en dan even later stil voor ons uit zaten te staren, als hij een van zijn wónder-weemoe dige, eenvoudige liedjes zong van een kindje of 'n mannetje of 'n vrouwtje, alles even gewoon en even alledaagsch maar stil aandoenlijk juist in al die simpele eenvoud. Mt PAG. II DE GROENE Na. 3233 Boven : Gewelfschilde ring van Charles Eyck in de 18e eeuwsche barok kerk van von Schlaun te Wit tem Beneden finks : Madonna van Charles Eyck in de beschildering van den triomfboog te Wittem Beneden rechts: St.Chrysostomos, detail van de ge welfschildering

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl