De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 20 mei pagina 15

20 mei 1939 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Honderd jaar ster-afstanden Dr. A. f. M. Wandets HET is toch eigenlijk wel merkwaardig, te moeten bedenken, dat er 100 jaar geleden nog slechts van drie sterren de afstand was gemeten. En 101 jaar geleden was dit aantal zelfs nog nul. Van geen enkele ster was vóór 1838 berekend kunnen worden, hoe ver deze weg stond. Men had weliswaar eenige ver moedens daaromtrent, doch met zekerheid vaststaan deed er niets. Schattingen van sterafstanden waren er indertijd reeds door den Engelschman Newton en door onzen Huygens verricht. Op grond van den navolgenden even vernuftigen als eenvoudigen gedachtegang. De ster Sirius en de planeet Jupiter lijken ons aan den hemel gezien even helder. Maar terwijl Jupiter een donkere bol is, die door de zon verlicht wordt, is Sirius zelf zoo'n zon. Uit het feit nu, dat Jupiter slechts het 100 millioenste gedeelte van het licht van de zon ontvangt, leidt men gemakkelijk af, dat Sirius ongeveer 10 duizend keeren verder dan Jupiter van ons verwijderd moet zijn, of wel op ruim 50 duizend zonafstanden moet staan. Dit is circa i lichtjaar, en inderdaad is dit de goede orde van grootte", zooals de wiskundigen het uitdrukken. Sirius staat niet op n, doch op acht lichtjaren van ons vandaan, maar dat kon natuurlijk eerst blijken, nadat zijn afstand werkeh'jk gemeten was. De meest rechtstreeksche en voor de hand liggende methode van afstandsbepaling is de z.g. trigonometrische of driehoeks-meting. Men maakt hier gebruik van het aan ieder be kende richtingsverschil dat optreedt wanneer men een bepaald voorwerp van twee verschillende stand plaatsen uit waarneemt. Neem aan, er vliegt op een gegeven moment een vliegmachine precies boven uw hoofd. Iemand die op eenigen afstand van u staat, neemt het toestel echter niet loodrecht boven zijn hoofd waar, maar hij ontwaart het in een ietwat andere richting. Uit dit richtingsverschil, waarmee twee personen eenzelfde verwijderd object waarnemen, laat zich nu, in verband met de onderlinge distantie van beide lieden, onmiddellijk becijferen op welken afstand het zich bevindt. En niets zou simpelei en plezieriger zijn dan dit soort berekeningen ook op de hemellichamen toe te passen, ware het niet dat deze laatsten zoo verbijsterend ver weg staan. Want u begrijpt dat wanneer de betreffende afstand heel groot wordt in verhouding tot de onderlinge afstand van de twee waarnemers, er van een merkbaar richtingsverschil niet veel meer terecht komt. Willen onze afstandsmetingen tot de sterren reiken, dan blijkt de grootste aardsche maat die ter beschikking staat, zelfs nog veel te klein. En de eenige buitenaardsche afmeting die door menschen bereikt kan worden, is de middellijn van de aardbaan. Van deze wordt dan ook inderdaad een dankbaar gebruik gemaakt: d.w.z. men fotografeert een be paalde ster tegen den hemelachtergrond (gevormd door de veel verder weg gelegen hemellichtjes) van uit twee diametraal gelegen punten van de aardbaan om de zon (dus bijvoorbeeld op i Jan. en i Juli) en onderzoekt nu hoever het bewuste sterrenpuntje zich ten opzichte van de rest verplaatst heeft. Welnu, zelfs waargenomen van twee plaatsen uit die aldus de dubbele afstand Aarde-Zon, of wel 300.000.000 km. uit elkander liggen, blijkt het richtingsverschil bij de dichtstbijzijnde ster niet mér te bedragen dan de dikte van een haar, gezien op een afstand van 10 meter ! Het licht van die naburige ster heeft 4V2 jaar noodig om ons te bereiken; men noemt z'n afstand daarom 41/* lichtjaar. EEN verplaatsing van een haardikte op tien meter afstand, voor de dichtstbijzijnde ster .... Niettemin zien de sterrekundigen tegenwoordig nog kans om tien tot honderd maal geringer verplaat singen aan te toonen, m.a.w. afstanden te meten van sterren, die een paar honderd lichtjaar bedragen. Maar dat is dan ook de alleruiterste grens, en aan gezien er slechts betrekkelijk weinig sterren zoo dicht bij staan, is het aantal der aldus bepaalde sterafstanden niet groot. We kennen er op het oogenblik een kleine duizend. Die duizend sterren, dicht in onze buurt, zijn van groot belang geweest om ons in te lichten over allerlei belangrijke zaken: zooals de mate waarin bepaalde sterrensoorten het wereldruim bevolken; we hebben er uiterst merk waardige exemplaren onder ontdekt, die onze op vattingen over het wezen van een ster belangrijk hebben helpen uitbreiden, maar naar de grenzen van het heelal, naar daar waar we met de grootste De astronoom Bessel, die de eerste ster-afstanden mat telescopen in nevelachtige verten gansche sterren stelsels zien opdoemen, hebben ze ons vanzelf sprekend niet kunnen voeren. De sterrenkunde heeft echter niet stilgezeten. Voortbouwend op het onwrikbaar fundament der duizend trigonometrisch bepaalde sterafstanden heeft het vindingrijk vernuft der moderne astro nomen kans gezien het peillood steeds dieper het hemelruim in te slingeren, tot aan de 500 millioen lichtjaar tot waar, naar we thans weten, de blik van 's werelds grootste spiegeltelescoop reikt. Er is haast geen onderdeel te bedenken van de zoo veelvormig geworden astronomische weten schap, of men wist er de ontdekte wetmatigheden dienstbaar te maken tot het steeds weer ontraadselen van nieuwe distanties in het wereldruim. Wanneer men u een globaal overzicht zou willen geven van de verschillende wegen waarlangs tegenwoordig sterafstanden worden bepaald, zou daarbij zoo ongeveer de heele hedendaagsche sterrenkunde in vogelvlucht aan u voorbijtrekken een interessante onderneming, maar een ietsje te omvattend voor een artikeltje als dit. Toch wil ik trachten u althans duidelijk te maken op welke wijze men daarbij wel te werk pleegt te gaan. Noemt u maar een onderwerp op, het eerste dat u invalt Dubbelsterren... goed. DE vlijtige studie dan dezer merkwaardige hemelobjecten, sterrenparen, waarvan de part ners (de componenten) onder den invloed der wederkeerige aantrekkingskracht elliptische loopbanen rondom elkander beschrijven, leverde aldra een interessante wetmatigheid op met betrekking tot het gewicht van de sterren in het algemeen. Wanneer men den afstand kent, waarop zoo'n dubbelster van ons verwijderd is, is het mogelijk om uit den waar genomen omloopstijd, in verband met den onderlingen afstand der beide sterren hun gewichten te berekenen. Dit is voor honderden sterren gebeurd, en steeds werd daarbij het merkwaardige resultaat bevestigd gevonden: de gewichten der verschillende sterren ontloopen elkaar niet veel: alle sterren zijn vrijwel even zwaar als de zon. Welnu, deze natuurwet (die nieuwere astrophysische onderzoekingen hebben kunnen verklaren ook) past men nu toe op iedere dubbelster waarvan wél de omloopstijd, maar nog niet de afstand tot ons en dus evenmin de onderlinge afstand der com ponenten bekend is. Evenals nu daarstraks uit omloopstijd en onderlingen afstand het sterren gewicht volgde, becijfert men omgekeerd uit sterren gewicht en omloopstijd den onderlingen afstand in kilometersmaat. En deze laatste leert ons dan weer in verband met de onderlinge distantie waarop we de twee sterren aan den hemel zien staan, hun waren afstand tot ons. OF een ander voorbeeld. Men kent sterren van roode, gele, witte en blauwachtige tint. Uitgebreide onderzoekingen over de kaarssterkten (dus de ware lichtsterkte) der sterren brachten aan het licht dat de sterren van alle kleuren naar hun kaarssterkte te verdeelen zijn in krachtige en zwakke stralers. Terwijl de zwakke stralers (de dwergsterren) nu geleidelijk in licht kracht afnemen, wanneer hun tint van wit over geel tot rood daalt, is het merkwaardige dat de krachtige stralers (de reuzensterren) daarentegen allemaal precies dezelfde kaarssterkte bezitten, welke hun kleur ook moge wezen. Een kaarssterkte van 100 zonnen. Nu ontdekte men in het spectrum der ster een hulpmiddel om te onderscheiden of men te doen heeft met een reus dan wel een dwerg. Met het gevolg dat van iedere reuzenster tegenwoordig de afstand berekend kan worddn. Men kent immers zijn kaarssterkte, d.w.z. men weet nu hoe helder de ster zou wezen, als ze in het hemelruim eens vlak naast de zon geplaatst werd, en een eenvoudig becijferingetje is dan in staat om uit te vinden op welke afstand die ster dus blijkbaar van ons ver wijderd is, om haar de schijnbare helderheid te doen aannemen die ze ons in feite aan den avondhemel vertoont. Dit zijn, zooals gezegd, maar enkele eenvoudige gevallen; maar ze mogen u een indruk geven van het rijke materiaal aan sterafstanden dat den huidigen onderzoeker ten dienste staat, honderd jaar nadat dat pionierstrio: Bessel, Henderson en Struwe de eerste schreden waagde op het pad der trigonometrische afstandsbepalingen in het wereldtiiiiiiiiiiiiiiiiiilllllfiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNlliiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillliltliiiiiHiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit Merkwaardige berichten ,,Hoewel hij geen kind is van zijn vader, heeft deze hem als zijn zoon erkend." (T.) Des avonds zal de koningin een gala-voorstelling bijwonen in den Muntschouwburg, waar een speciale coupe zal worden gegeven." (Gron. Dbl.) Paindeluxe-brood ,,De Prins Hendrikkade wordt ver breed. De werkzaamheden schieten al aardig op. Als dit werd gereed is, zal de Prins Hendrikkade breder geworden zijn." (Volk) Polen verlangt garanties voor het geval het zich zou aansluiten bij het defensieve verdedigingsblok." (R.) CHARIVARIA en krijgt men bij navraag ook wel te hooren." (Wbl. v. Gymn. en M. O.) De nominatief-datief constructie Hij was een smokkelaar \vien het verblijf in het eerste bewakingsgebied was ontzegd en zich niet binnen vijf honderd meter strook mocht op houden." (T.) De imperatief-indicatief constructie \Vij zouden dien speler willen herinneren aan Tollens' wijze spreuk: En rekent d'uitslag niet, maar telt het doel alleen." (H. P.) Het erkentelijke vaderland heeft Tollens' wijze spreuk ter harte genomen: ,,'t Erkentlijk vaderland, door liefde en vreugd gedreven, Neemt weer zijn kinderen op, die uit den dood herleven; Vergeldt hen, juicht hen toe, strooit bloemen voor hen heen Kn rekent d'uitslag niet, maar telt liet doel alleen." (Tallen*, \m'a Zcmbla) tinteling van een esprit, rhytme en melancholieke charme, van een inwo nende klankzinnelijkheid zooals men zich die bij deze kunst van fijn-vibreerende sensiviteit op zijn best droomt." (V ad.) Het cadeaustelsel Op een gegeven moment was het toestel loodrecht in de lucht." (Alg. Ind. Dbl.) Op een gegeven oogenblik beval YVillebrord een tent te spannen en daarbinnen een kuil te graven." (R.) (De naam van deze rubriek is bedacht door een geestigen inzender. Men zende Charivarius cadeaux.) De nominatief-accusatief constructie De reden hiervan is licht te raden In de hooge regionen der kunstkritiek De speelsche figuren, waarmede in deze sonate de diepere gevoelens worden omrand, werden uitstekend naar voren gebracht." (1-^d. C.) Hier waren opvatting, aard en Volgens de N.R.C, zeide de voorzitster van het jongeren-werkcomitéder Nederlandsche vereeniging van vrouwenbelangen en gelijk staatsburgerschap: Het loont de moeite de draagwijdte van deze factoren te peilen." De gedachtenassociatie is duidelijk: draagwijdte brug, brug-pijler, pijler-pijl-peilpeilen. PAG. 15 DE GROENE No. 3233

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl