Historisch Archief 1877-1940
Honderd jaar ster-afstanden
Dr. A. f. M. Wandets
HET is toch eigenlijk wel merkwaardig, te moeten
bedenken, dat er 100 jaar geleden nog slechts
van drie sterren de afstand was gemeten. En 101 jaar
geleden was dit aantal zelfs nog nul. Van geen enkele
ster was vóór 1838 berekend kunnen worden, hoe
ver deze weg stond. Men had weliswaar eenige ver
moedens daaromtrent, doch met zekerheid vaststaan
deed er niets.
Schattingen van sterafstanden waren er indertijd
reeds door den Engelschman Newton en door onzen
Huygens verricht. Op grond van den navolgenden
even vernuftigen als eenvoudigen gedachtegang.
De ster Sirius en de planeet Jupiter lijken ons
aan den hemel gezien even helder. Maar terwijl
Jupiter een donkere bol is, die door de zon verlicht
wordt, is Sirius zelf zoo'n zon. Uit het feit nu, dat
Jupiter slechts het 100 millioenste gedeelte van het
licht van de zon ontvangt, leidt men gemakkelijk af,
dat Sirius ongeveer 10 duizend keeren verder dan
Jupiter van ons verwijderd moet zijn, of wel op
ruim 50 duizend zonafstanden moet staan. Dit is
circa i lichtjaar, en inderdaad is dit de goede orde
van grootte", zooals de wiskundigen het uitdrukken.
Sirius staat niet op n, doch op acht lichtjaren van
ons vandaan, maar dat kon natuurlijk eerst blijken,
nadat zijn afstand werkeh'jk gemeten was.
De meest rechtstreeksche en voor de hand
liggende methode van afstandsbepaling is de z.g.
trigonometrische of driehoeks-meting.
Men maakt hier gebruik van het aan ieder be
kende richtingsverschil dat optreedt wanneer men
een bepaald voorwerp van twee verschillende stand
plaatsen uit waarneemt. Neem aan, er vliegt op een
gegeven moment een vliegmachine precies boven
uw hoofd. Iemand die op eenigen afstand van u staat,
neemt het toestel echter niet loodrecht boven zijn
hoofd waar, maar hij ontwaart het in een ietwat
andere richting.
Uit dit richtingsverschil, waarmee twee personen
eenzelfde verwijderd object waarnemen, laat zich
nu, in verband met de onderlinge distantie van
beide lieden, onmiddellijk becijferen op welken
afstand het zich bevindt. En niets zou simpelei en
plezieriger zijn dan dit soort berekeningen ook op
de hemellichamen toe te passen, ware het niet dat
deze laatsten zoo verbijsterend ver weg staan. Want
u begrijpt dat wanneer de betreffende afstand heel
groot wordt in verhouding tot de onderlinge afstand
van de twee waarnemers, er van een merkbaar
richtingsverschil niet veel meer terecht komt.
Willen onze afstandsmetingen tot de sterren
reiken, dan blijkt de grootste aardsche maat die ter
beschikking staat, zelfs nog veel te klein. En de
eenige buitenaardsche afmeting die door menschen
bereikt kan worden, is de middellijn van de aardbaan.
Van deze wordt dan ook inderdaad een dankbaar
gebruik gemaakt: d.w.z. men fotografeert een be
paalde ster tegen den hemelachtergrond (gevormd
door de veel verder weg gelegen hemellichtjes) van
uit twee diametraal gelegen punten van de aardbaan
om de zon (dus bijvoorbeeld op i Jan. en i Juli) en
onderzoekt nu hoever het bewuste sterrenpuntje
zich ten opzichte van de rest verplaatst heeft.
Welnu, zelfs waargenomen van twee plaatsen uit
die aldus de dubbele afstand Aarde-Zon, of wel
300.000.000 km. uit elkander liggen, blijkt het
richtingsverschil bij de dichtstbijzijnde ster niet
mér te bedragen dan de dikte van een haar, gezien
op een afstand van 10 meter !
Het licht van die naburige ster heeft 4V2 jaar
noodig om ons te bereiken; men noemt z'n afstand
daarom 41/* lichtjaar.
EEN verplaatsing van een haardikte op tien
meter afstand, voor de dichtstbijzijnde ster ....
Niettemin zien de sterrekundigen tegenwoordig nog
kans om tien tot honderd maal geringer verplaat
singen aan te toonen, m.a.w. afstanden te meten
van sterren, die een paar honderd lichtjaar bedragen.
Maar dat is dan ook de alleruiterste grens, en aan
gezien er slechts betrekkelijk weinig sterren zoo
dicht bij staan, is het aantal der aldus bepaalde
sterafstanden niet groot. We kennen er op het
oogenblik een kleine duizend. Die duizend sterren,
dicht in onze buurt, zijn van groot belang geweest
om ons in te lichten over allerlei belangrijke zaken:
zooals de mate waarin bepaalde sterrensoorten het
wereldruim bevolken; we hebben er uiterst merk
waardige exemplaren onder ontdekt, die onze op
vattingen over het wezen van een ster belangrijk
hebben helpen uitbreiden, maar naar de grenzen van
het heelal, naar daar waar we met de grootste
De astronoom Bessel, die de eerste ster-afstanden mat
telescopen in nevelachtige verten gansche sterren
stelsels zien opdoemen, hebben ze ons vanzelf
sprekend niet kunnen voeren.
De sterrenkunde heeft echter niet stilgezeten.
Voortbouwend op het onwrikbaar fundament der
duizend trigonometrisch bepaalde sterafstanden
heeft het vindingrijk vernuft der moderne astro
nomen kans gezien het peillood steeds dieper het
hemelruim in te slingeren, tot aan de 500 millioen
lichtjaar tot waar, naar we thans weten, de blik van
's werelds grootste spiegeltelescoop reikt.
Er is haast geen onderdeel te bedenken van de
zoo veelvormig geworden astronomische weten
schap, of men wist er de ontdekte wetmatigheden
dienstbaar te maken tot het steeds weer ontraadselen
van nieuwe distanties in het wereldruim. Wanneer
men u een globaal overzicht zou willen geven van
de verschillende wegen waarlangs tegenwoordig
sterafstanden worden bepaald, zou daarbij zoo
ongeveer de heele hedendaagsche sterrenkunde in
vogelvlucht aan u voorbijtrekken een interessante
onderneming, maar een ietsje te omvattend voor
een artikeltje als dit. Toch wil ik trachten u althans
duidelijk te maken op welke wijze men daarbij wel te
werk pleegt te gaan. Noemt u maar een onderwerp
op, het eerste dat u invalt Dubbelsterren... goed.
DE vlijtige studie dan dezer merkwaardige
hemelobjecten, sterrenparen, waarvan de part
ners (de componenten) onder den invloed der
wederkeerige aantrekkingskracht elliptische loopbanen
rondom elkander beschrijven, leverde aldra een
interessante wetmatigheid op met betrekking tot het
gewicht van de sterren in het algemeen. Wanneer
men den afstand kent, waarop zoo'n dubbelster van
ons verwijderd is, is het mogelijk om uit den waar
genomen omloopstijd, in verband met den
onderlingen afstand der beide sterren hun gewichten te
berekenen. Dit is voor honderden sterren gebeurd,
en steeds werd daarbij het merkwaardige resultaat
bevestigd gevonden: de gewichten der verschillende
sterren ontloopen elkaar niet veel: alle sterren zijn
vrijwel even zwaar als de zon.
Welnu, deze natuurwet (die nieuwere
astrophysische onderzoekingen hebben kunnen verklaren
ook) past men nu toe op iedere dubbelster waarvan
wél de omloopstijd, maar nog niet de afstand tot
ons en dus evenmin de onderlinge afstand der com
ponenten bekend is. Evenals nu daarstraks uit
omloopstijd en onderlingen afstand het sterren
gewicht volgde, becijfert men omgekeerd uit sterren
gewicht en omloopstijd den onderlingen afstand in
kilometersmaat. En deze laatste leert ons dan weer
in verband met de onderlinge distantie waarop we
de twee sterren aan den hemel zien staan, hun waren
afstand tot ons.
OF een ander voorbeeld.
Men kent sterren van roode, gele, witte en
blauwachtige tint. Uitgebreide onderzoekingen over
de kaarssterkten (dus de ware lichtsterkte) der
sterren brachten aan het licht dat de sterren van
alle kleuren naar hun kaarssterkte te verdeelen zijn
in krachtige en zwakke stralers. Terwijl de zwakke
stralers (de dwergsterren) nu geleidelijk in licht
kracht afnemen, wanneer hun tint van wit over
geel tot rood daalt, is het merkwaardige dat de
krachtige stralers (de reuzensterren) daarentegen
allemaal precies dezelfde kaarssterkte bezitten,
welke hun kleur ook moge wezen. Een kaarssterkte
van 100 zonnen.
Nu ontdekte men in het spectrum der ster een
hulpmiddel om te onderscheiden of men te doen
heeft met een reus dan wel een dwerg. Met het
gevolg dat van iedere reuzenster tegenwoordig de
afstand berekend kan worddn. Men kent immers
zijn kaarssterkte, d.w.z. men weet nu hoe helder de
ster zou wezen, als ze in het hemelruim eens vlak
naast de zon geplaatst werd, en een eenvoudig
becijferingetje is dan in staat om uit te vinden op
welke afstand die ster dus blijkbaar van ons ver
wijderd is, om haar de schijnbare helderheid te doen
aannemen die ze ons in feite aan den avondhemel
vertoont.
Dit zijn, zooals gezegd, maar enkele eenvoudige
gevallen; maar ze mogen u een indruk geven van
het rijke materiaal aan sterafstanden dat den
huidigen onderzoeker ten dienste staat, honderd
jaar nadat dat pionierstrio: Bessel, Henderson en
Struwe de eerste schreden waagde op het pad der
trigonometrische afstandsbepalingen in het
wereldtiiiiiiiiiiiiiiiiiilllllfiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNlliiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillliltliiiiiHiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit
Merkwaardige berichten
,,Hoewel hij geen kind is van zijn
vader, heeft deze hem als zijn zoon
erkend." (T.)
Des avonds zal de koningin een
gala-voorstelling bijwonen in den
Muntschouwburg, waar een speciale
coupe zal worden gegeven."
(Gron. Dbl.)
Paindeluxe-brood
,,De Prins Hendrikkade wordt ver
breed. De werkzaamheden schieten
al aardig op. Als dit werd gereed is,
zal de Prins Hendrikkade breder
geworden zijn." (Volk)
Polen verlangt garanties voor het
geval het zich zou aansluiten bij het
defensieve verdedigingsblok." (R.)
CHARIVARIA
en krijgt men bij navraag ook wel
te hooren."
(Wbl. v. Gymn. en M. O.)
De nominatief-datief
constructie
Hij was een smokkelaar \vien het
verblijf in het eerste bewakingsgebied
was ontzegd en zich niet binnen vijf
honderd meter strook mocht op
houden." (T.)
De imperatief-indicatief
constructie
\Vij zouden dien speler willen
herinneren aan Tollens' wijze spreuk:
En rekent d'uitslag niet, maar telt
het doel alleen." (H. P.)
Het erkentelijke vaderland heeft
Tollens' wijze spreuk ter harte
genomen:
,,'t Erkentlijk vaderland, door
liefde en vreugd gedreven,
Neemt weer zijn kinderen op, die
uit den dood herleven;
Vergeldt hen, juicht hen toe, strooit
bloemen voor hen heen
Kn rekent d'uitslag niet, maar
telt liet doel alleen."
(Tallen*, \m'a Zcmbla)
tinteling van een esprit, rhytme en
melancholieke charme, van een inwo
nende klankzinnelijkheid zooals men
zich die bij deze kunst van
fijn-vibreerende sensiviteit op zijn best droomt."
(V ad.)
Het cadeaustelsel
Op een gegeven moment was het
toestel loodrecht in de lucht."
(Alg. Ind. Dbl.)
Op een gegeven oogenblik beval
YVillebrord een tent te spannen en
daarbinnen een kuil te graven." (R.)
(De naam van deze rubriek is
bedacht door een geestigen inzender.
Men zende Charivarius cadeaux.)
De nominatief-accusatief
constructie
De reden hiervan is licht te raden
In de hooge regionen der
kunstkritiek
De speelsche figuren, waarmede
in deze sonate de diepere gevoelens
worden omrand, werden uitstekend
naar voren gebracht." (1-^d. C.)
Hier waren opvatting, aard en
Volgens de N.R.C, zeide de
voorzitster van het
jongeren-werkcomitéder Nederlandsche
vereeniging van vrouwenbelangen en gelijk
staatsburgerschap: Het loont de
moeite de draagwijdte van deze
factoren te peilen." De
gedachtenassociatie is duidelijk: draagwijdte
brug, brug-pijler,
pijler-pijl-peilpeilen.
PAG. 15 DE GROENE No. 3233