Historisch Archief 1877-1940
In memoriam
Joseph Roth
Dr. Anton van Duinkerken
INDERTIJD werd verteld, dat Joseph Roth, om
aan den kost te komen, spelen zou hebben ver
taald van Bernard Shaw, en een bericht van dien
aard kwam ook in Nederlandsche kranten. Ik ge
loofde daar niets van, maar Roth was, bij de strikste
eerlijkheid, een beetje onberekenbaar. Daarom vroeg
ik het hem op den man af. Zijn antwoord heb ik
destijds letterlijk opgeteekend en het ook bekend
gemaakt in een interview, dat ik als dagbladschrijver
tusschen de vriendschap door, hem afnam. Het
teekent hem ten voeten uit. Daarom laat ik het hier
volgen:
Ik heb nooit iets van Shaw vertaald. Ik heb
integendeel tegen Shaw geschreven. Ik ken hem
persoonlijk. Hij is een zeer onaangenaam mensch
en een zeer onaangenaam letterkundige. Zijn boe
ken zijn slecht. Hij maakt de menschen slecht. In
Shaw zie ik duivelsche strevingen, vooral een
duivelschen hoogmoed. Ik ben tegen Shaw, zooals ik
tegen Hitler ben. Men heeft mij ten onrechte ver
eenzelvigd met schrijvers, die tegen het
nationaalsocialisme zijn op grond van moderne, b.v. commu
nistische overwegingen. Ik ben om andere redenen
een tegenstander van het nationaal-socialistische
systeem, n.l. om conservatieve redenen. Evenzeer
als tegen Hitler ben ik gekant tegen Stalin. Commu
nisme of nationaal-socialisme maakt weinig ver
schil ; in den grond zijn ze elkander gelijk. Lenin is
om zoo te zeggen de grootvader, Mussolini de vader,
en Hitler de zoon van n en hetzelfde systeem. Dit
systeem is in wezen goddeloos. Het zoekt zijn heil
en heul bij aardsche macht. Als de Hitlerjeugd
's Zondags een uniform of een trompet te kort
komt, kan ze rustig een uniform of een trompet
leenen bij de communistische jeugd, want het zijn
dezelfde uniformen en dezelfde trompetten: de
uniformen van den mensch-tegen-God" en het
lawaai van den mensch-tegen-God". Bij zulke
schrijvers als Bernard Shaw begint altijd het la
waai van den mensch tegen God". Ook bij zulke
redenaars als Adolf Hitler."
Roth hield er niet van. Hij hield ook niet van
particuliere huizen, waarin gekookt, gegeten, ge
slapen en gestorven wordt. Naar dat alles riekt het
er altijd. Hij hield van een open en eerlijke kroeg.
Aan iemand, die hem thuis op den borrel vroeg, ant
woordde hij, dat er in een huis nooit genoeg alcohol
is. Maar bij mij is er heel veel" zei de ander.
Roth weigerde. So viel is nicht genug. Es musz eine
raue Menge dasein".
Profetische natuur, met het uiterlijk van een
stucadoorsknecht en het standsgevoel van een gene
raal, weigerde hij pertinent, den welvarenden burger
naar de oogen te zien: Aber mein lieber Freund,
leben, das ist doch nicht wohnen und essen, das
ist doch auch beten und trinken". Roth heeft veel
gedronken, en veel gebeden, maar dit laatste viel
niet zoo op, en daarom werd hij de beroemde
romanschrijver, die schatrijk kón zijn" verkeerd
beoordeeld.
Men zag in hem het type van den boh
mien". Hij leek er zelfs niet op. Hij verkeerde
alleen maar op voet van oorlog met deze wereld en
manifesteerde dit door een opvallende oneerbiedig
heid ten opzichte van haar gewoonten. Losbandig
was Roth niet. Doch de verbindingen en verbinte
nissen, die voor hem golden, zag hij overal geschon
den. Hij voelde zich niet thuis tusschen de nette
menschen, met hun fatsoen jegens elkander en hun
walgelijke onbeschoftheid jegens den hemel. Dan
maar liever andersom !
,,Ich bin besoffen und böse, aber gescheit" schreef
hij onder het portret, dat Mies Blomsma van hem
teekende, te Parijs, bij de tapkast van een bistro,
waar hij het middelpunt was van de Oostenrijksche
kolonie. Hij werd er begrepen, ook toen hij zei:
Nun Oesterreich nicht mehr da ist, kann ein
Mensch doch nicht mehr leben". Hij stierf er. Aan
longontsteking" beweren de kranten. Het is de
laatste hoon, die zij hem konden aandoen. Hij stierf,
omdat hij hierbeneden geen vaderland meer had,
vast en diep overtuigd, dat hij er hierboven een zou
vinden.
Zijn laatste boek, dat nog verschijnen moet, heet
Die Legende vom heiligen Trinker". Toen hij dit
had geschreven, kon hij heengaan. Hij werd niet
oud. Maar hij wist, dat hij eeuwig is. Van wat er
over hem geschreven werd, trok hij zich weinig aan.
Schicken Sie das dem Verleger". Daarom zeg ik nu
maar niets over zijn boeken.
De oorlog in de
De nieuwste Duitsche Junkers-bomrr.enwerpers
Is de Duitsche luchtmacht nog de sterkste?
Na Miinchen...
Eenige maanden geleden heeft Joe Kennedy, de
Amerikaansche gezant te Londen, tijdens een
verblijf in de Vereenigde Staten het relaas gedaan
van een sensationeel onderhoud dat hij enkele dagen
vóór de bijeenkomst te München, met minister
president Chamberlain had. De premier had hem
laten roepen om hem nogmaals de motieven van
zijn verzoenings-staatkunde uiteen te zetten. Ken
nedy wien het niet onbekend was dat een politiek
die tot de vernietiging van Tsjechoslowakije moest
leiden, in de Vereenigde Staten weinig waardeering
zou vinden, stelde slechts n vraag: Why?"
Waarom is dit noodig ? Als antwoord deelde Cham
berlain hem kort mede dat hij juist dien morgen van
onverdachte zijde de aankondiging had gekregen dat
tienduizend bommenwerpers op de Duitsche vlieg
velden klaar stonden om op het eerste teeken hun
doodelijke last naar Parijs en Londen te dragen.
Diep onder den indruk seinde Kennedy onmiddellijk
de onrustbarende mededeeling naar Washington.
Het is mogelijk dat Amerikaansche verslaggevers
het verhaal van den gezant eenigermate verfraaid
hebben. Desondanks is het een feit dat het terug
wijken der democratieën in het vorig jaar voor een
deel het gevolg is geweest van den achterstand
dien hun militaire uitrusting in de lucht vertoonde.
Een zoo betrouwbaar schrijver als de Engelschman
Graham Hutton, die jarenlang aan de staf van de
Londensche Economist" verbonden was, deelde
nog in het begin van dit jaar mede dat volgens zijn
berekeningen Duitschland en Italiëtezamen ruim
vijftienduizend oorlogsvliegtuigen hadden, toen het
Münchener accoord onderteekend werd; Frankrijk
en Engeland bezaten slechts een derde van dat
aantal....
De Duitsche suprematie
Schakelt men de Sowjet-Unie uit wij komen
daarop straks terug dan heeft Duitschland op het
oogenblik van de overblijvende mogendheden de
grootste productie aan jagers en bommenwerpers.
Deze productie is niet uitsluitend een prestatie
geweest van het Derde Rijk. Hoewel het Verdrag
van Versailles Duitschland het bezit van een militaire
luchtvloot had verboden, had de regeering der
Weimar-republiek toch altijd middelen weten te
vinden om bij" te blijven. Zij liet in het buitenland
veel vliegtuigen bouwen en de beroemde Junkers,
Dorniers en Heinkels die voor het civiel verkeer
gebruikt werden, konden in een minimum van tijd
in oorlogsvliegtuigen veranderd worden. Aan deze
camouflage maakte het Hitler-bewind een spoedig
einde. Göring belastte zich met de productie
van oorlogsvliegtuigen, en met behulp van geschoolde
arbeiders, technici en constructeurs begon de regee
ring een luchtvloot te bouwen in een tempo dat nie
dagewesen" was. De eerste series vielen tegen. Deze
vliegen thans op den Balkan en in Zuid-Amerika
rond. Maar na enkele jaren van koortsachtig
geexperimenteer waren de bruikbare modellen ontdekt.
De Duitsche vliegtuigindustrie telt op het oogen
blik ongeveer honderdzeventig-duizend arbeiders,
die tusschen de 45 en 60 uur per week sorns nog
langer ! werken. Er zijn 51 fabrieken, benevens
17 fabrieken voor motoren, allen liggende aan de
Oostzeekust, rond Berlijn en in midden-Duitschland:
zoo ver mogelijk van de grenzen verwijderd. De
mededeeling van minister Chamberlain dat tien
duizend bommenwerpers klaar stonden", was echter
onjuist. Zij was hem waarschijnlijk door de
Duitschers zelf in handen gespeeld die belang hadden
bij overdreven angstgevoelens aan de zijde hunner
tegenstanders. De frontsterkte van de Duitsche
luchtvloot bedroeg in den herfst van het vorig jaar
volgens de jongste inlichtingen namelijk niet meer
dan ongeveer 4200 vliegtuigen, waarvan 2500
bommenwerpers. In dit verband kan men er op
wijzen dat de Essener National-Zeitung", een blad
dat nauwe connecties met Göring onderhoudt, op
30 October j.l. een Italiaansche mededeeling ver
meldde, waarin het heette dat de eerste-linie-kracht
der Duitschers ten tijde van München 3000 machines
bedroeg.
De zorgen van Hermann Göring
Het Derde Rijk heeft op het oogenblik vier ver
schillende luchtvloten. Eén is gestationeerd in
Berlijn (tegen Polen en Rusland), n te Brunswijk
(tegen Engeland), n te München (tegen Frankrijk)
en n te Weenen (tegen den Balkan). De kracht
van deze eskaders is zér groot; de qualiteit van
het materiaal is goed, het personeel verkeert in
uitstekende conditie. Het komt er echter minder op
aan of een luchtvloot op een bepaald moment sterk
is; belangrijker is of zij onder alle omstandigheden
haar kracht kan bewaren.
De zorgen van Hermann Göring, generaal Udet,
en de honderden andere Duitsche deskundigen die
zich dagelijks met de Duitsche luchtvloot bezig
houden, betreffen vóór alles twee problemen: het
probleem van de grondstoffen voor den bouw der
machines, en het probleem van de petroleum.
Het eerste probleem is minder urgent dan het
tweede. De Duitsche technici zijn er namelijk reeds
in geslaagd, een licht trainings-vliegtuig te bouwen,
dat slechts voor 16 pCt. uit geïmporteerd materiaal
is gebouwd. Het gebruik van synthetisch samen
gestelde, plastische stoffen breidt zich voortdurend
uit, met name bij de vleugelbedekking. Het Derde
Rijk heeft voorts geen dringend tekort aan aluminium.
Het petroleum-probleem is dringender. Duitsch
land produceert 1,2 mul. ton petroleum per jaar.
Volgens het Vierjarenplan zal het echter in 1930 in
vredestijd reeds 6,3 mill. ton noodig hebben. In
oorlogstijd mag men de behoefte schatten op 15 a
20 mill. ton. Het is vrijwel ondoenlijk om deze
enorme hoeveelheid langs scheikundigen weg uit
steenkool te vervaardigen. Er is echter een andere
mogelijkheid: Roemenië. Zonder Roemeniëzou
Duitschland, in een oorlog gewikkeld, in enkele
maanden tijds geen petroleum meer hebben voor
zijn tanks en bommenwerpers. De veronderstelling
is dan ook niet te gewaagd dat een tweede Wereld
oorlog beginnen zou met een krachtigen Duitschen
aanval op dit rijke petroleum-gebied.
De groeiende kracht van het vredesf ront"
Engeland heeft eenige jaren noodig gehad om
zijn vliegtuig-productie op peil te brengen. Het
jongste plan voorzag in een totaal van 2370
eerstelinie-vliegtuigen per 31 Maart j.l. Het is waar
schijnlijk overschreden. Terwijl de Duitsche pro
ductie op het oogenblik volgens de betrouwbaarste
schattingen slechts zeshonderd toestellen per
maand bedraagt, bedraagt de Engelsche vierhonderd.
Engeland zal echter, naar men verwacht, in het
eind van dit jaar den achterstand ingehaald hebben.
De Engelsche toestellen zijn over de geheele linie
op zijn minst even goed, in sommige klassen zelfs
beter dan de Duitsche.
Frankrijk bezit op het oogenblik ongeveer
vijf