De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 3 juni pagina 7

3 juni 1939 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Het eindexamen van de Amsterdamsche tooneelschool in den Stadsschouwburg. In Shakespeare's Naar het U lijkt": Celia en, rechts Rosalind en Orlando (de leerlingen Elly Weller, en Jenny van Maerlam en Carel Briels) Het onderricht aan de Amsterdamsche tooneelschool DEZEN Zaterdag heeft op het tooneel van den Amsterdamschen stadsschouwburg het eindexamen van de tooneelschool plaats gehad. Vier candidaten, die reeds bij het officieuze examen in April geslaagd waren, leggen hier nog eens hun proef voor de openbaarheid af. Zij spelen koningen en keizers, huisvrouwen en jonge meisjes. Zij toonen hun bekwaamheid in scènes uit Heyermans Allerzielen", in Shakespeare-scènes Ham let", in middelleeuwsche en klassieke spelen. Kleine scènetjes, die weliswaar niets zeggen over de vaar digheid en het talent tot het opbouwen van een geheel karakter, maar die betrouwbare graad meters zijn van de bruikbaarheid, het talent, de tooneelpersoonlijkheid der jonge spelers. Over zulk een eindexamen, met jonge, verwachtende menschen, met opgewonden ouders en kennissen in het parket, ligt een blijde glans. Het is ook een belang rijk moment. Op dit oogenblik begint of moest beginnen een carrière, waarvan allen hopsn, dat zij zoo succesvol mogelijk zal zijn: de jonge acteur of actrice zelf, de familie, maar wel zeker het Nederlandsche tooneel". Want, al beseft men het dan niet precies, hier wordt voor een deel over haar toekomst beschikt. Meestal hebben, op de openbare uitvoering, na het officieuze examen, alle leerlingen al een contractje met een der Nederlandsche gezel schappen in hun zak. Het directe verband tusschen het onderwijs aan de Amsterdamsche tooneelschool en de kwaliteit van de Nederlandsche acteurs is dus duidelijk te zien. DIE Amsterdamsche tooneelschool dateert van 1876 en is indertijd opgericht door het Neder landsche Tooneelverbond in samenwerking met de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en met daadwerkelijken steun van Koning Willem III. Zij is nu al sinds jaren een semi-officieele instelling, die in stand wordt gehouden door een belangrijke jaarlijksche bijdrage van H. M. de Koningin en door subsidies van Rijk, Provincie en Gemeente. Jonge menschen groeien er op. Het zijn er niet zoo veel. Klassen van twee, vier, acht leerlingen zijn er regel. Holland gebruikt niet zoo veel tooneelspelers en niet allen bezoeken de school. Hier komen de jongelui na een vooropleiding van minimaal drie jaar H.B.S., Mulo of ander middel baar onderwijs. Op het toelatingsexamen" spreken zij iets voor, waaruit ten minste kan blijken ,dat zij niet totaal van talent verstoken zijn, en zij komen drie maanden op proef. In dien eersten tijd in de eerste klas er zijn er drie spelen de leerlingen kleine situatietjes, die in de eigen fantasie opgekomen zijn. Hier moet de leeraar er op letten, dat de senti menten, die tot uitdrukking gebracht worden, ook natuurlijk geuit worden en er geen tooneel" in den slechten zin uit groeit. Eiken dag wordt de spreektechniek beoefend en bestudeerd. Beginselen van voordracht en het zeggen van gedichten, lichame lijke vorming door Mensendieck-gymnastiek, littera tuuronderwijs, waarbij vooral de dramatische litte ratuur op den voorgrond staat, moeten in dit eerste jaar voortgezet in het tweede de leerlingen rijp maken voor hun taak straks op de Nederland sche planken. Rollenstudie in de verschillende stijlen der tooneellitteratuur, analyse van drama's het klassieke Grieksche en dan in hoofdzaak Vondel studie van Shakespeare en modernen gaan in de volgende jaren samen met practisch spelen en leeren van rollen, geleid door regisseur en regisseuse.Grime, costuumkunde en dergelijke practische kennis wordt onderwezen. Nederlandsche acteurs, die zelf dage lijks in het tooneelleven staan geven aan dit instituut de lessen. De directeur, Balthazar Verhagen, classi cus en kenner van de Grieksche tragedie, leidt de lessen in voodracht, proza en poëzie, in analyse van het drama en gaat voor bij de bestudeering van de klassieke tragedies en Vondel. En zoo levert de school na drie jaar de acteurs af: kant en klaar en toch volkomen beginners. OP het eindexamen ziet men dan het materiaal, waarmee de Nederlandsche tooneelleiders in de toekomst zullen moeten werken. Dit zou dus de mogelijkheden van het tooneel bepalen, als het tenminste letterlijk waar zou zijn, dat deze jonge menschen, straks de dragers zullen zijn der tooneelcultuur. Dat is echter maar gedeeltelijk waar. Er zouden statistieken van aan te leggen zijn, maar een waarheid om en nabij is het, dat van de eindexaminandi niet allen er in slagen, zich een blijvende eenigszins vooraanstaande positie aan het tooneel te verwerven, terwijl anderzijds be langrijke posities door niet-leerlingen en ook door niet geslaagde of op andere wijze verdwenen leer lingen bezet zijn. Dat is te begrijpen. Hebben alle leerlingen die nu beginnen, wel genoeg talent? Hebben zij doorzettingsvermogen, geluk ? En verder: gaan alle talentvolle beginners op de tooneelschool ? Neen, beide vragen moeten ontkennend be antwoord worden. Er groeien velen in het wild op, nog meer, die het in het wilde probeeren, mislukken, maar ook de gecultiveerden blijken soms geen eigen kiemkracht te bezitten. De directeur van het Centraal Tooneel, Cees Laseur, bijvoor beeld, groeide zoo in het wild op. Maar hij had, zooals hij zei, het geluk te komen in het toen pas gestictrte gezelschap het Hofstad Tooneel onder Cor v. d. Lugt-Melsert met o.a. Else Mauhs, Tilly Lus, Cor Ruys, Annie v. Ees, de Chrispijns enz. En, zooals Laseur het uitdrukte, daar kon je leeren, naar wie je daar ook keek. Ideaal is, volgens Laseur, het Duitsche systeem, waarbij aan een theater een tooneelschool verbonden is en waarbij de leerlingen niet alleen mee mógen spelen maar met het gezelschap mee moeten spelen als er kleine rollen zijn of figuratie te doen is. Als nu de leerlingen van de school komen, weten ze al te veel. Een regisseur, die prijs stelt op zijn eigen manier van werken moet er al te veel aan omkneden, gesteld dat het nog gaat. Zuiver tech nische dingen, waartoe sommigen spreken rekenen, bestaan er niet volgens Laseur. Ook spreken is individueel en moet zoo individueel mogelijk gevormd worden. Werkelijke scholing is pas mogelijk, als er geschoold wordt uit een traditie. En daar die in ons land op het oogenblik ontbreekt, betwijfelt deze tooneeldirecteur de waarde van een school als opleiding voor het tooneel. Maar als een voortgezette algemeene ontwikkeling, waartoe vol gens Laseur dan veel talen, litteratuur zouden moeten behooren, is een tooneelschool natuurlijk waardevol. Er mag niet het gevaar bestaan, dat de leerlingen te oud hun beroepsleven in gaan, hoewel Laseur de gevaren van een pril succes", een succes gebaseerd op de jeugdige charme van een acteur of actricetje, zeer duidelijk inziet. In ieder geval betreurt de directeur en regisseur Laseur eenigszins het gebrek aan officieel contact tusschen de school en de tooneeldirecteuren. COR van der Lugt, de directeur van het Nederlandsch Tooneel, is een vroegere leerling van de school. Toen werden de talen nog als belang rijk onderdeel van de lessen beschouwd. Nu zijn die verdwenen, behalve de moedertaal. Vroeger was ook de leeftijd om op school te komen lager, 12 jaar, later 15. Nu is het 17 jaar voor de meisjes, 18 jaar voor de jongens. Een school is wel goed. Er wordt tegenwoordig van de acteurs zoo veel meer geëischt dan vroeger. Het publiek is critischer en dat heeft de film nog oneindig versterkt. De school moest kunnen voorzien in het gebrek aan jonge rollen". Het jonge meisje en de jonge man zijn zoo zeldzaam. Quand un jeune premier est vraiment premier il n'est plus jeune." De school moest zich meer toeleggen op het genre, dat de jonge acteurs moeten kunnen spelen: jeune amoureux en amoureuse. Nu echter leeren ze rollen, die ze de eerste twintig jaar van hun loopbaan nog niet zullen spelen. De spreektechniek is voor de school het belangrijkste: de stem is het eenige instrument van den tooneelspeler; dat moet hij leeren gebruiken. Jeugd is noodig voor aankomende tooneelmenschen. Maar een goed gezicht, goed figuur, voor treffelijk spreken en dan, natuurlijk, veel talent en energie, zijn er noodig, wil een acteur of actrice in jong werk succes hebben. Tegenwoordig willen de jongeren er ineens zijn". En zij vergeten, dat een carrière bijna steeds afhangt van de ziekte van een ander". EEN opvoering van het eindexamen van de tooneelschool, zooals deze Zaterdag in den Amsterdamschen stadsschouwburg plaats gehad heeft, is zeer de moeite waard. Ongeveer is er te zien, welke der jonge menschen een rol kunnen gaan spelen tusschen de vele rollenspelers. Er is te zien, dat het onderwijs der tooneelschool degelijk is, kunstzinnig, dat het handwerk" of moeten wij zeggen mondwerk" er zeer goed geleerd wordt. Desondanks vragen wij ons af, of niet een onderwijs van twee jaar, zooals dat op de Duitsche en Fransche tooneelscholen gebeurt, voldoende zou zijn, de komende acteurs te vormen. Tezamen met een jeugdiger leeftijd van toelating zou dit jeugdiger acteurs op de planken brengen. En daar, volgens een deskundigen beoordeelaar, elke acteur nog zes tot negen jaar noodig heeft, om tot een artistiek en technisch gevormd acteur te groeien, zou dat den acteursstand verjongen, wat vooral voor de thans vrijwel ontbrekende jonge rollen, van belang zou zijn. De directeur der Tooneelschool, de heer Balthazar Verhagen merkt hieromtrent op, dat deze instelling er in de eerste plaats is voor hen, die zich in de kunst wenschen te bekwamen, alvorens in de praktijk te gaan. Herhaaldelijk melden zich dan ook bij hem jongelui aan, die, na aanvankelijk zonder eenige opleiding aan het tooneel te zijn ge weest, de onmisbaarheid eener goede scholing aan den lijve hadden ondervonden. Een opleiding van drie jaar acht de directeur den minimum tijd, om de grondslagen te kunnen leggen. Onderwijs in talen is aan deze vakschool over bodig geworden, sinds, reeds jaren, het middelbaar onderwijs deze taak vervult. Wie op zijn ióe of iye jaar een behoorlijke school heeft doorloopen kan op de Tooneelschool terecht. En wanneer zulke jongelui op hun ige of 2oe jaar naar het tooneel gaan, zijn zij zeker jong genoeg. Voor hen is het van het grootste belang, dat zij zich niet alleen technisch, maar vooral ook innerlijk gevormd heb ben, alvorens in de practijk te gaan. Indien zij met ernst drie van hun jonge jaren op deze wijze aan zichzelf wijden, dan is deze tijd zeker niet te ruim genomen." Concludeerend vonden we dus: eenerzijds de practijk, aandringend op jeugd en desnoods slechts beperkte zuiver technische scholing, anderzijds de onderwijsinstanties, overtuigd van de juistheid van een zoo uitgebreid mogelijke technische, geestelijke en artistieke vorming. Doch allen zijn er het over eens, dat de taak van de tooneelschool is: afleveren van jeugdige en goed geschoolde beginners. Want dat vraagt het Neder landsche tooneel, zooals overal elders. H. B. FORTUIN PAG. 7 DE GROENE No. 3135

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl