Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
ROMANS VAN
Albert Heiman
DE mens heeft een aangeboren behoefte tot
symboliseren. Wanneer zijn uitdrukkings
kracht tegenover het ontzaglijke tekort schiet,
wanneer de gebeurtenissen hem overweldigen,
het blauwe gewelf van zijn gedachtenwereld over
hem neerbreekt en de storm van zijn gevoelens
hem ter aarde slaat, dan falen hem zijn woorden,
de ontoereikendheid van hun uitdrukkingskracht
brengt hem tot razernij, en hij schept zich een
symbool, gestalte of parool, dat hij belaadt
met heel de last van zijn wil-tot-uitdrukking. En
hij houdt op met rapporteren, maar schept!
Het gebeurt herhaaldelijk dat de beste verslag
gevers van de wereldpers, lieden die niet alleen
rondneuzen en weten te verhalen wat zij zien, maar
die ook met veel verstand kijken en met veel tem
perament de zaken uiteenzetten, van gewone
reporters bijna onmerkbaar de overgang voltrekken
naar scheppende kunstenaars. Want de schepping
zit hem niet in het zelf" uitdenken van materiaal;
de nituur overtreft altijd de stoutste fantasie,
en de fantasie zelve is op de meest strikte manier
gebonden aan de gegevens der natuur. De schep
pingsdaad steekt in de synthese van het voorhan
dene, en in het vinden van die details, welke de
symbolen worden van een veel meer omvattende
reeks gebeurtenissen of toestanden. En wie vandaag
rondkijkt in de wereld, al is het ook met de nuch
terste journalisten-ogen, vindt zóveel dat hem
indien hij een werkelijk levend mens is tot in het
diepst van zijn ziel aangrijpt, zóveel wat hij niet
zonder hevige verontwaardiging kan aanzien,
zóveel wat hem verbaast, bedroeft, vaneenrijt,
dat het waarlijk niet te verwonderen valt dat zij
die niet van ieder greintje creativiteit gespeend
zijn, onwillekeurig veel verder gaan dan de eisen
die hun het perfide niveau der dagbladen, of de
kortheid van het tijdschriftartikel stelt.
Er zijn natuurlijk verschillende graden van creati
viteit bij dergelijk werk. Maar hun succes heeft al
vaak genoeg bewezen dat de massa in versterkte
mate ervoor toegankelijk is, naarmate de schepping
meer openbaring" en ontdekking" behelst; naar
mate de scheppende kunstenaar terzelfdertijd dus
een handiger reporter wist te zijn. De Amerikanen,
als uitermate practische mensen met een groot
creatief vermogen dat niettemin zelden van zoveel
zwaartekracht bevrijd is, dat het kan opstijgen
tot de ijle stratosfeer der zuivere speculatie,
deze Amerikanen zijn bij uitstek de meesters van
dit genre. En het is zeker geen toeval dat een succes
vol beoefenaar ervan, de Rus Maurice Hindus,
uit hun school komt. Hij was pas dertien jaar oud
toen zijn koelakenfamilie naar de States emigreerde,
waar hij tussen de stad en het land heen en weer
geslingerd, tenslotte in de journalistiek belandde.
Zijn ook in het Nederlands vertaalde boeken over
zijn geboorteland zijn voorbeelden van creatieve
reportage, waarin wel het scheppend-synthetiserende
en het symbolische aanvankelijk nogal onderdrukt
werd door het zuiver-documentaire. Hetgeen in
het geval van Rusland toen misschien ook wel de
aangewezen methode was.
Maar van lieverlede is bij Hindus het
persoonlijkinterpreterende, het in uitdrukkingsnood tot eigen
schepping gespannene, steeds groter geworden.
En in zijn jongste boek, dat over Tsjecho-Slowakije
en de Duitse staatsgreep daar handelt, is het docu
mentaire" bijna geheel opgelost in het anecdotische,
en dit weer zodanig samengetrokken, dat men al
bijna kan spreken van schetsmatige romanfiguren,
die in de loop van het verhaal een evolutie door
maken, en in hun tragische lotswisseling de aan
grijpende symbolen geworden zijn van heel het
volk waartoe zij behoren. Nog n stap verder,
en wij hadden met de roman van een paar Tsjechi
sche families in 1938 te doen gehad. De uitdrukkings
vorm zou misschien meer artistieke waarde gehad
hebben Hindus is thans allesbehalve een
mooischrijver maar of het boek dan zo overtuigend
en tot-protest-aanzettend geweest zou zijn als
ditmaal valt te betwijfelen.
Reeds de titel is geen zakelijke en objectieve
vlag om de lading te dekken, maar een slag
woord vol vlammende verontwaardiging: ,, We shall
live againl" i), een frase vol melancholieke hoop
ook, in de mond van verschillende vertrouwde
EEN ROOFBUIT
figuren uit het relaas van mr. Hindus, nadat de
catastrofe hen overvallen heeft.
Dergelijke boeken schrijft men natuurlijk niet
naar aanleiding van een kort en oppervlakkig
journalistiek" bezoek aan een land. Hindus heeft
er vele maanden voor en ook na de koehandel van
München geleefd; hij sprak de taal voldoende om
met iedereen te kunnen verkeren, en laat zich
desondanks nooit verleiden tot het geven van eigen
interpretaties of het goedkoop generaliseren, dat
velen onder het motto van massapsychologie"
bedrijven. Hij laat ons dan ook even onwetend als
tevoren inzake de vraag, waarom al deze moedige,
intelligente, en rustige mensen die in de bladzijden
van zijn boek aan het woord komen, het tot geen
daadwerkelijk verzet gebracht hebben, toen zij zich
bedrogen en verraden voelden in datgene wat zij
hun heiligste idealen noemden. Hoewel tussen
de regels door, uit de karakterbeschrijvingen toch
te lezen valt dat in deze staat van burgerlijke in
tellectuelen het de innerlijke tweespalt der bour
geoisie was, die alle leidende figuren tot machteloos
heid gedoemd heeft. De Tsjechen zijn zeer bizondere
Slaven, meent Hindus; het zijn ordelijke" Slaven.
En het is deze zin voor orde en gezag, onderwerping
en systematiek die hun parten gespeeld heeft.
Het gewichtigst in dit boek vind ik echter twee
opmerkingen door een paar romanfiguren" ge
maakt, naar aanleiding van het verschil tussen
de generaties en het mensensoort dat deze eeuw
regeert. De grote" staatsmannen van vandaag
hebben de wet der leeftijden op haar kop gezet.
Steeds, onder alle regeringsvormen bracht de be
staande generatie offers voor de toekomstige,
dat deden zelfs barbaarse heersers. Nu is dat alles
veranderd. Om de huid van hun generatie te redden,
de oude generatie, die welke spoedig physiek
uit dit leven verdwijnt, offeren zij de toekomstige
generaties op...." En dan dit ongemeen juiste,
maar verbijsterende requisitoir, in de mond gelegd
van een professor, die later eenzaam, hopeloos,
als een grote schaduw overblijft: De positie van
den kleinen intellectueel is volgens mij de gewich
tigste kwestie waarmee de mensheid opgescheept
zit. Het is niet de proletariër, maar de kleine intel
lectueel die de werkelijke beul en tyran in onze
moderne wereld is. Hij is gevaarlijk voor den pro
letariër, maar nog gevaarlijker voor den
werkelijken intellectueel en voor den kapitalist; voor
iedereen die hem superieur is.... Niet de boerderij
en de fabriek, maar de universiteiten fokken den
vijand der mensheid. Ja, de middelbare school en
de universiteit".
Men moet 's professors argumentatie lezen,
om de waarheid van deze woorden, en hun uiterst
gewicht te beseffen. Het hoofdstuk dat dit gesprek
bevat, heeft iets Dostojefskyaans. En somber,
neerdrukkend is het laatste gedeelte van het boek,
dat de doem en ondergang van het land beschrijft,
waar iedereen op zijn eigen facon gelukkig scheen
te kunnen leven.
TEGENOVER dit schrandere en geslaagde werk
valt een soortgelijk boek van Nora Waln over
het Duitsland van de laatste vier jaar heel erg af.
Zij heeft blijkens de talloze anecdotes die zij in
Reaching for the stars" 2) vertelt ,de Nazi's alles
behalve leren liefhebben. Doch met haar aandacht
was zij blijkbaar toch teveel nog in het geliefde
China, haar House of Exile" (het prettig-eenzijdige
boek waaraan zij haar naam te danken heeft) om
de dingen met die genadeloze nauwkeurigheid te
zien, welke alweer 'n ander boek" over Duitsland
zou moeten motiveren. En haar evocatieve kracht,
haar scheppend vermogen, en zelfs haar al te droog
gelegde stijl zijn lang niet dat, wat men nog terecht
na The house of exile" zou mogen verwachten.
De vrouw die zich achter het pseudoniem van
Nora Waln verbergt, is een overtuigde Quaker en
pacifiste, die haar gezindheid nooit onder stoelen
of banken steekt; zij volgde haar man naar Duitsland,
omdat deze muziek wilde studeren in het Mekka
der toonkunst. Dat de maraboet's daar niet alleen
Beethoven, Mozart, Weber en Schubert, Oos
tenrijkers, annexeerden, maar terzelfdertijd
Smétana, Dvorsjak en Janatsjek de nek omdraaiden
nadat Mendelssohn en Hindemith verboden waren,
schijnt op de muzikale familie echter minder indruk
gemaakt te hebben, dan de krijgszuchtige stemming
en de sfeer van goddeloosheid allerwegen. Een
paar typerende geschiedenissen,
vrouwelijknauwkeurig met alle details geobserveerd,
heeft Nora Waln toch wel weten te verwoorden op
haar gezellige, ietwat huiselijke toon. Misschien
dat zij met deze toon juist zulke kringen vermag
te bereiken, die voor een man als Hindus voor
lopig nog ontoegankelijk zijn.
i) Uitgave Collins, London 1939.
2) Uitgave The Gresset Press, London 1939.
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAG - NASSAUPLEIN 6
EASTERN ART
JY i e z e n en
Verjonging van het Stedelijk Museum
De schilderijen in een museum leven, zij hebben
adem en gebaar. Zij ademen en gebaren goed,
wanneer zij goed worden opgehangen en niet ge
hinderd door buurlui, die op gansch andere wijze
hun functies verrichten. Zeg geen kwaad van de
musea, zij zijn centrales van geestelijke kracht.
Hiervan kwaad te zeggen, laat dat over aan
de fijne geesten", (het is een soort fijnheid die
bestaat uit vooze en juichende opwinding over al
wat anders is dan de traditie), die beweren dat het
verfoeilijke pakhuizen zijn, waar men hoofdpijn
krijgt en door de boomen het bosch niet meer ziet.
Met verstand genoten, is het museum een altijd
beschikbare bron van vreugde en ontroering, aan
de beurs zeer geringe eischen stellend wanneer men
deze vergelijkt met de prijzen bij Tuschinski. Zij
zijn onmisbaar, want de tijden waarin kunst en
leven elkander meer harmonisch doordrongen dan
tegenwoordig en het museum" overal was, zijn
voorbij, evenals de tijden der absolutistische vorsten,
die in edelen praal in hun paleizen woonden. Wat
er rest is een goed der gemeenschap, waaraan wij
allen deel hebben en waarvoor wij allen verant
woordelijk zijn.
Ik wilde eigenlijk zeggen, dat het Stedelijk
Museum van Amsterdam tegenwoordig zoo be
langrijk is voor de kennis der moderne kunst. Het
wordt door Roëll geleid met een intelligentie, die
de hedendaagsche stroomingen peilt en kent, maar
die niet nalaat het kaf van het koren te scheiden.
De nieuwe inrichting en ordening der vaste ver
zamelingen en bruikleenen geeft ruimte aan veel
groepeeringen, maar de overzichten" zijn beknopt.
Er is geen leerzamer en vruchtbaarder keuze denk
baar dan die men vindt in de kabinetten, waar nu
de negentiende-eeuwsche schilderkunst vóór het
impressionisme is te zien. In een korten tijd kent
men de mogelijkheden en belemmeringen van een
tijdvak door en door. En zoo is het ook elders,
overal vindt men een les in cultuurhistorie, die
door schilders wordt gegeven.
Roëll heeft smaak en hij weet te vinden wat hij
noodig heeft. Hebben Fransche kunstkenners, die het
vorig jaar hier waren om de schilderkunst van hun
Han
gen
land uit de ige eeuw te zien hangen, ons niet ver
zekerd dat zij een indruk ontvingen zooals zij op
hun eigen grond nooit hadden gehad?
Het was reeds direct een goede greep, toen hij
zich aandiende met de Engelsche kunst uit twee
eeuwen. Een stof die hier, tenzij van afbeeldingen,
bijna volslagen onbekend was en bovendien zóó
gedemonstreerd, dat men van al het eclecticisme
der Engelschen en van al hun onmacht tot het
primaire van den plastischen vorm, volledig over
tuigd werd (dit gezegd met volledige erkenning van
vele voortreffelijke kwaliteiten). Daarna vestigde
hij de aandacht op een belangrijke, doch hier ook
al zeer weinig bekende figuur: Edvard Munch,
uitgangspunt van een groot stuk expressionisme.
Deze tentoonstelling is niet goed bezocht, er
kwamen meen ik maar vierduizend menschen,
wat zeker te weinig was en tegen het initiatief niets
bewijst. De tentoonstelling van moderne
Nederlandsche kunst ging van de Amsterdamsche stu
denten uit, zij was incompleet, want de Nieuwe
Realisten waren niet voor deelname te vinden.
Maar de expositie van Kees van Dongen was weer
een daad, die noodzakelijker was dan menigeen zou
denken. Het was den Hollander immers niet bekend,
dat Van Dongen wat anders is dan een schilderend
fuifnummer, dat hij als hij wil een schilder
van zeer groote gaven is. De tentoonstelling van
Abstracte Kunst kwam jaren te laat, en men kan
sommigen niet aan het verstand brengen dat deze
kunstsoort, indien men hiervan spreken mag, geen
nieuwe aëra inluidde. Toch was zij leerzaam, doch
meer in wijsgeerigen dan in picturalen zin. De
exposities van Fransche kunst die volgden hebben
het evenwicht hersteld. Bij figuren als Picasso en
Braque, die we nu eindelijk eenigermate volledig
en overzichtelijk op Hollandschen bodem te zien
kregen, is het abstracte" veel meer een avontuur
in picturale beteekenis, en daardoor tenslotte ook
geestelijk van meer belang.
Thans wacht ons de Fransche beeldhouwkunst.
Is zoo'n tentoonstelling goed, dan is het niet onmoge
lijk dat zij het aanschijn der Nederlandsche beeld
houwkunst verandert. JAN ENGELMAN
PAG. 10 DE GROENE No. 3236