Historisch Archief 1877-1940
_L)e schild
er
Op 11 Juni a.s. is het honderd-vijftig 'jaar geleden dat de be
roemde Zwitsersche schilder Jean-Etienne Liotard (1702 1789)
overleed. Hij had in de tweede helft der achtiende eeuw ook veel
in de Nederlanden gewerkt, waar hij als hofschilder groote bekend
heid genoo'.
J'
No rir^ '
, b. l nvas
|EAN Liotard, geboortig van
Genève, alwaar hij zeker ook de
Kunst geleerd had, heeft zig veele
Jaarente Constantinopelmetde juweel
negotie beezig opgehouden. Hij schil
derde niet alleen zeer uitvoerig por
tretten en moderne stukjes, maar .. .."
aldus lezen wij in het z.g. Hand
schrift Terwesten", een lijvig boekdeel
met levensbeschrijvingen van schilders,
opgesteld door Pieter Terwesten, in
1776 secretaris der Kunst-Confrerie te
Den Haag. Liotard stamde van Hugeno
ten af, die na de opheffing van het
Edict van Nantes uit Frankrijk naar
Genève uitgeweken waren. Hij verliet
al vroeg zijn geboortestad en werkte
eerst te Parijs en vervolgens in Italië.
Daar ontmoette hij een stel jonge
Engelschen, op het punt hun
continental trip" met een uitstapje naar
Constantinopel op te luisteren. Liotard
trok met hen mede en terwijl zijn
vrienden na een korte sightseeing"
verder zeilden, stelde hij zijn vertrek
telkens weer uit: eerst voor een paar
weken; toen voor een paar maanden.
Tenslotte, na vijf jaar, verliet hij
Constantinopel, om naar het Hof van
Jassy en vandaar naar Weenen te
reizen. In Constantinopel had hij een
ongekend succes. Hij portretteerde de
Europeesche gezanten, en de Turksche
hoogwaardigheidsbekleeders. Aange
trokken door de charme van den
Oriënt, kleedde hij zich als een Turk
en liet hij zich een baard staan, wat
hem later een onvermoede populariteit
bezorgde. Al in Weenen wekte de
peintre turc" gauw opzien; hij werd
hofschilder van Maria Theresia en
maakte voor zijn pastellen
tot-dusverongekende prijzen.
Over Frankfort, Darmstadt, Bazel
en Lyon keerde hij vervolgens naar
Parijs terug. Zelfs daar, naast schilders
als Boucher, Fragonard en Latour, wist
hij een kring van klanten en bewonde
raars te veroveren. Hij werd Peintre
du Roi en een der best betaalde
portrettisten van den dag. Hij schilderde
Voltaire en Fontenelle, de koninklijke
familie en Madame de Pompadour, be
roemde mannen en vooral mooie
vrouwen. Natuurlijk was zijn succes
niet het gevolg van zijn exotisch uiter
lijk, zooals zijn vijanden beweerden,
maar van zijn groot kunnen en van zijn
zeer persoonlijken stijl. Voortgekomen
uit het protestantsche Genève, was hij
protestant", ook in zijn kunst. In het
tijdperk van Lancret en Nattier, toen
elke vrouw er op haar portret mooi"
moest uitzien, toen bankiers en gene
raals als olympische goden of als my
thologische helden afgebeeld werden,
schilderde Liotard realistische portret
ten. Hij dorst een leelijke vrouw ook
leelijk af te beelden; maar zoo een
pastei was dan zóó brilliant geschil
derd, dat het ondanks de leelijkheid
van het model, den toeschouwer aan
trok en fascineerde. Dit was geen truc
of methode, maar een aangeboren
instinct. Niettemin was het een onge
hoorde aanranding der academische
principes. Het was net zoo hyper
modern" en revolutionnair" als de
geschriften van zijn landsman
Rousseau.
De nieuwe ideeën waren trouwens
niet door Liotard gevonden. Ook
Chardin b.v. werkte in dezen trant.
"Het nieuwe lag in de lucht", maar
slechts weinigen wilden het zien en
durfden het uit te drukken. Dit realis
me en deze minachting voor conventies
was de oorzaak, dat modellen, die een
realistisch portret te duchten hadden,
Liotard voor een enlaidisseur" uit
maakten, terwijl anderen hem Ie
peintre de la vérité" noemden. Het
hoeft ons niet te verbazen, dat
eerstgenoemden in de meerderheid waren.
De officieele Fransche kritiek heeft
Liotard deze minachting der conven
ties tot op heden niet vergeven. In de
18de eeuw weigerde de Parijsche
Académie des Beaux-Arts hem, den
Peintre du Roi" op te nemen en nog
heden bezit het Louvre van dezen
Peintre du Roi" geen enkel pastei.
HET grootste succes behaalde Lio
tard, behalve in Parijs, in het pro
testantsche Engeland en in Holland.
Hij schilderde de familie van den Prince
of Wales, den Engelschen adel, kun
stenaars en mooie vrouwen. Kort voor
zijn vertrek naar Londen poseerde
voor hem Lady Coventry, de mooiste
vrouw van Engeland". Dit portret
dat zich tegenwoordig in het Rijks
museum te Amsterdam bevindt, heeft
toen al veel opzien gebaard. Het werd
geëtst en gecopieerd en nog heden
krijgt men vaak in Engelsche verza
melingen een dergelijke copie onder
deoogen, die dan door den eigenaar vol
trotsch als het origineele portret of
that beautiful Lady Coventry" getoond
wordt.
Mary Gunning, de latere Lady
Coventry was een der drie dochters van
John Gunning. Zij en haar zuster
Elisabeth, de latere hertogin van Hamilton
waren de meest genoemde en meest
gevierde dames der Londensche so
ciety". Geen schrijver van mémoires
of briefschrijver uit dien tijd, of hij
heeft het over de schoonheid der
Gunning goddesses" en over de niet
minder beruchte domheid van Mary.
Koning George II moest hun een lijf
wacht meegeven, om ze tijdens de
wandelingen voor den sensatielust der
menigte te beschermen. Wat haar
domheid betreft, heet het, dat dezelfde
koning eens aan Mary vroeg, welk
soort feest zij het liefst wenschte mee
te maken en dat zij daarop antwoordde:
Het liefst een troonsbestijging, Ma
jesteit" .... Overigens stierf zij zeer
jong aan tering en de volgende
troonsbestijging vond pas na haar dood
plaats.
VAN Engeland uit kwam Liotard
naar Holland. Hij was rijk en be
roemd. Hij droeg met waardigheid en
niet zonder coquetterie zijn 52 jaar, zijn
langen baard, zijn oriëntaalsche kleedij
en zijn veelvuldige titels. Het succes
in Holland liet niet op zich wachten.
Hij schilderde den jongen Prins Willem
van Oranje (den lateren koning Wil
lem I), diens zuster Caroline, den
Hertog Lodewijk van Brunswijk,
Graaf Bentinck en diens familie, den
Raadpensionaris van Bleiswijck, Jan
van Tuyll van Serooskercken en vele
andere portretten van den adel en de
burgerij. En toen gebeurde iets on
verwachts. Hij ontmoette te Delft een
jong meisje, wel 25 jaar jonger dan hij,
en hij trouwde haar. Het jonge meisje,
Marie Fargues, dochter van een
Franschen negotiant, had zeker niet weinig
tegenstand bij haar familie te over
winnen gehad, voordat zij van haar
ouders toestemming verkreeg om dezen
zonderlingen Turk" te trouwen. Maar
ze was vastberaden en aan haar aan
staande stelde zij maar n eisch:
hij moest zijn baard afscheren en
Europeesche kleedij dragen. Een zoo
bescheiden wensch kon niet geweigerd
j Bij de foto's
[ Links: Zelfportret (pastei) na zijn
: huwelijk (Co//. N. S. Trivas)
j Rechts : Het f>astel-f>ortret van Lady
Co: ventry (Mary Gunning) (Rijksmuseum,
: Amsterdam)
?
worden en de jonge mevrouw Liotard
vond onder haar huwelijkscadeaux een
langwerpig zijden zakje met den be
roemden baard van den peintre turc".
.. .. die naar alvorens zijn baard
te hebben doen afscheeren",?schrijft
de meergenoemde Terwesten, nog
met een jonge Juffrouw, woonende
te Delft voornoemt getrouwd is, en
met derzelve naar zijn geboorte
plaats Genève vertrokken". In Ge
nève kocht Liotard een huis en
stelde daar zijn verzameling op.
Deze was zeer de moeite waard.
Liotard bezat o.a. twee schilderijen
vanRembrandt en werken van J. Steen,
Brouwer, van Goyen, benevens schil
derijen der Fransche en Italiaansche
school.
Hij schilderde portretten van
Geneefsche patriciërs en van vreemdelingen,
die deze stad bezochten. In den loop
der jaren schonk zijn vrouw hem
twee zoons en drie dochters. Zijn aan
zien en zijn welstand groeiden, maar
zijn onrustige geest liet hem niet beza
digd oud worden. Zeventig jaar oud trok
hij naar Parijs en vandaar naar Enge
land en naar Holland. Zelfs op
76jarigen leeftijd maakte hij nog een
reis naar Weenen. Tot zijn laatste da
gen bleef hij werken. Toen de smaak
van den tijd veranderde, portrettisten
als Reynolds en Roslin opkwamen, en
niemand meer naar portretten van
Liotard vroeg, begon de 84-jarige stil
levens en bloemstukken te schilderen,
van een merkwaardigen eenvoud en
modernisme en van een zeldzame be
koring. Hij stierf in het jaar der
Fransche revolutie, op 8y-jarigen
leeftijd.
Toen men deze tijding aan zijn twee
lingbroer, Michel Liotard, overbracht,
zou deze gezegd hebben: De arme
Jean, ik wist wel dat hij jong sterven
zou."
Mocht een van onze lezers opmer
ken, dat dit een oude grap" is, zoo
bedenke hij, dat die grap in 1789 nog
totaal onbekend was....
PAG. II DE GROENE No. 3236