De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 10 juni pagina 15

10 juni 1939 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

De moord op de gebroeders De Witt DE moord op de gebroeders Jan en Cornelis de Witt hoort tot de droevigste gebeurtenissen uit de Nederlandsche geschiedenis. Zij is een dankbaar onderwerp voor den onder wijzer die de gave van het vertellen bezit, en die verhalen kan hoe de twee Dordrechtenaren, tot eer en aanzien gekomen als vertegenwoordigers der burgerij, in het rampjaar 1672 van hun macht werden beroofd en tenslotte op den zosten Augustus vermoord door het gepeupel, op de beschuldiging, het land weerloos te hebben gelaten tegen de dreiging der Fransche troepen. De moord op de De Witten heeft in het rampjaar zélf ontzaglijke beroering verwekt. Een stroom van pamfletten verscheen, waarvan de meesten zich in felle bewoordingen tegen de beide gebroeders uitlieten. Wij vragen thans aandacht voor een van de verbitterdste geschriften tegen Jan en Kees", een waar voorbeeld van zeventiendeeeuwsch sadisme, geheeten De Hel in Roeren, ofte de Verslaagentheydt en schrick van de onderaardsche Geesten op de Aenkomst van de twee geanatomiseerde Hollandsche Princen Alias Jan en Kees de Wit. Gedruckt tot Brebeytel, By Johan Met-worst in 't Slenderhinckes-steeghje, Anno 1672. DIANA, de godin van de maan, is het eerste wezen dat ten tooneele wordt gevoerd. Zij staat op het punt, naar den hemel terug te gaan, als zij een Vulnis-kar opmerkt, die in 't zwart vertogen was en voort wordt getrocken van twee witte Paerden. De voerman rookte een Pypje Virginistabacq. De nieuwsgierige Diana vroeg, wie erwel in dien merkwaardigenwagen zat, die inmiddels bij den ouden Veer man Karon was aangekomen. Dat wa ren de twee gebroeders De Witt, ver haalde een der duivels. De Hollanders hadden deze Monsieurs ontsielt ende haer gochel-goetje afgesneden : te weten, ooren, neuse, teenen, vingers etc., en het ingewant uyt hun boesemen geruckt, het een verkocht en 't andere na een vreemt gewest gesonden. De stoet arriveerde bij Lucifer in hoogsteigen persoon. Deze las een lange introductie voor, die de Witten bij zich hadden en die eindigde met de erkenning dat zij Ne derland verkocht hadden aan koning Lodewijk: Ons val scheen bijnae voor de handt, Dies wij verkochten Louwijs 't Landt, En eer men 't heel gelevert hadt, Soo wierden wy by 't hooft gevat, En zijn tot Huspot neer geknot, Den Hemel-deur sloegh in de slot, Toen wij daer meenden in te gaen : Ay neemt ons hier voor dienaers aen! Als antwoord ontbrandde een strijd van de vereenigde duivels tegen de twee arme gebroeders. Ze werden eerst met nieskruit beschoten. Een Duyvel die een prik had van een zwavelstok daer in plaets van een yser de baert van een Garnael aen was, trat toe, ende reecher de Monsieurs midden mee aen, en dat gaet wel", sprak de Sergeant, en gooyde van drie Rogge-staerten haer met elck een door 't middel van haer Adderstonge; dat is ook een goeje", riep een Cornet die op een Esel quam rijden. Dit seggende, sloeghse met syn Pistool beyde voor haer snavel, dat se om quartier begonden te roepen. Een andere duivel gaf hun soo een muyl-peer, dat haer de lappen om de ooren vlogen. Daarop nam de Corporael beyde Monsieurs, en smeetse door de Poort deur in de Hel, op een vuylnis-kar, dat'er beyde het hart in 't lijf kraeckte. Door kittelen werden ze weer tot bezinning gebracht. Men gooide hen toen een ijzeren keten om den hals. Een duyvel die in een Pothuys sat te schoenlappen, kwam aanloopen met een bak vol spijkertjes, en sette'er dese Monsieurs een party van op haer naeckte Ribben. Een van den Assisten ten stach' er den brandt in : dus begon den dese Monsieurs de duytse Mars te dansen otse beseten waren. Toen werd hun een gat in de Harssenen geslagen en werden zij met bijtende kalck over goten. Garetwuynder Duyvels sloegen hun nog met platte klophaemers op haer kop. Enzoovoort. OM niet al te eentonig te worden, zullen wij het relaas van de mar telingen, die onze zeventiende-eeuwsche voorvaderen uitgedacht hebben, stoppen. Vermelden wij nog slechts den triomfantelijken slotzang, waar de schrijver de duivels mee laat besluiten: Sy hebben Nassaus glants onttoogen, En d'Onderdaen door list bedrogen, Haer bloedt gezoogen, en haer geldt Gestoolen, en dat wegh gesonden, En sochten boven Duyvels vonden, Te lev'ren hun in Frans gewelf. Beuck, slae, dat haer de Nickers schenden, De lappen zulwe Pluto senden, En Luciphar het hart en ziel: Wie sal dees honden oyt beklagen, Die Weeuw noch Weezen noyt ontsagen, Noch 't Moort-geschrey op Landt of Kiel? l Uitgaande van het inzicht dat het algemeen beschaafd Nederlandsch als iedere andere taal woorden en zegswijzen bevat die een groot deel des volks onbekend zijn, heeft de schrijver van het onderstaande verhaal, zelf Neerlandicus, gepoogd den lezer op beminnelijke wijze aan te toonen hoe slecht hij zijn moedertaal tot in finesses kent. De vreemde woorden die hij bezigt, kan men naslaan in ieder beknopt woordenboek der Nederlandsche Taal. H' jfiiiiiiiiiiiiiiiitiiifiiniiiuNiHniiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMuuiiiiiiiii] ET was een gadeloos fraaie dag van leuzig, doorheet weer, de dagtoorts stond hoog aan het uit spansel en de wind was niet aanlandig meer, toen mijn oom mij uitnoodigde voor een fietstochtje. Het leed niet lang of wij gingen bereids een knijp binnen om een frissche teug te nemen. Wij zetten ons dat leek ons een inmooie zeet op de rijkel in de arkel en bestelden wat bleekerd en aal. Wij bemerkten een heele drommel volks in de gelagkamer aan een brasmaal. Afgezonderd daarvan zat een ongunstig uitziende bochelaar, in een bolkvanger en met everlasten schoenen uitgedost, te feziken met een ijdele dant. De man, een echte kalis en naar zijn praten te oordeelen een druil bovendien, zat daar meer dan n graantje te pikken en scheen behoorlijk aan de flep te wezen. Toen hij zoo druk in besprek was met die vrouw ook lang geen kniesster ! beging ik een bévue en glimlachte om hem. Dan, hij zag het, keek ons heilig aan en scheen op ons te willen losstormen, de bokkenees ! Ik grijzelde en zat te lillebeenen; er liep een ril over mijn lichaam, ik kreeg de daver op het lijf. Maar mijn oom, die zich katoen hield en hem trankiel aanzag, kalmeerde mij en toen veegde ik er mijn botten aan, temeer daar er eenige piotten binnenstapten, die juist van Zoutte kwamen. Wij lieten hem den rug zien en schoven voor de glazen. Het was een inmooi uitzien; in de verte onder scheidden wij duidelijk de dobbe op de kwelders. Vlak vóór ons trok telkens weer andersoortig gevederte, dat zich door de daar geplaatste molik niet beinimiiiiiiiiiiiiHiiiiiuiiiiMiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii', Charivaria Verrassende mededeelingen Vele groote-stadsbewoners zullen, evenals wij, hun eerste levensjaren gesleten hebben in een dierentuin". (H.) ,,De Nederlandsche marine-uniform, gedragen door den commandant van de Marine, wordt moedig geschraagd door den gouden kraag van den overste". (T.) Paindeluxe-brood De magnetische hamertjes klopten in monotone eentonigheid". (Radio-gids) Dit is niet met stellige zekerheid concreet te bewijzen". (I.ib. Wbl.) Op de glibberige paden ,,\\ ij hebben de meerkoeten zoo de hand boven het hoofd gehouden, dat alle binnenwaters er mee vergiftigd zijn". (M. O.-hl.) ,,ln 1938 heeft hij de eerste poging gedaan om aan het proces van intering en uitholling een halt toe te roepen". (K.) Dat lastige Hollandsen De eenheid en de vaderlandsliefde zijn als peiler onverzwakt blijven be staan, terwijl de andere peiler ver zwakt is". (K,) Het zijn geëikte termen". (II. !>.) Velen werden tot boetes veroor deeld". (T.) Het is moeilijk een einde te maken aan gewoontes". (H.) Ons geheugenstreepje Ik heb het mijn plicht geacht u met de resultaten op de hoogte te moeten brengen". (??«/>?>. Residi'iitiemkcst) Het departement heeft zich be reid verklaard een onderzoek te willen instellen". (K.) Wij hopen in staat te zijn een interim-dividend te --- kunnen declareeren". (Bo«ota) Cosy Corner De politie heeft een tweetal wasfiguren in beslag genomen". (E. ,1. 11.) Dit zal als regel niet mogelijk zijn". (T.) De zaal was in voor een buiten sporig onamusant programma". (7.) O, zei de ingenieur laconiek, we maken die stalen stukken ergens anders en laten ze in 't water zakken. Ja, of het lueifersdoosjes waren!". (H. l'.) Maar lucifersdoosjes in 't water laten zakken is ook nog zoo gemak kelijk niet. kwestie , .As-klanken over Palestina". (T.) Met eis-klanken, waarschijnlijk. Te (ilasgow zijn twee treinen op elkaar in gereden. Verscheiden wagens kwamen recht overeind te staan". (T.) Gelukkig. sjoechelen liet, onzen aandacht. Dompelaar noch adebaar waren afwezend, schuins boven ons lachte een kappertje in een kouw en achter de glinting gabberde een smullige kalkoen in de flodder; wij betreurden het slechts, dat de kieften zoo bal waren. Ook het gebloemte in de gaarde was bezienswaardig; een beknopte rhododendron stond bij luttele borders met pensees te prijk en even later ontwaardden wij keule, buntgras zowel als draverik en kladdebos. Dan, de beteuniën vielen niet te roemen; er zat wis weinig dong in de grond. Het werd al later en wij maakten ons weer op. De mismaakte baai vanger trachtte juist den kastelein een bottel gerstebier af te troggelen, maar hij moest op zijn duim fluiten en wij vervolgden onzen uitstap. Wij dreutelden een korte wijl om het hemelschrift van een aëroplaan te ont cijferen en juist toen wij de hoeve van mijn ooms pachter naderden, speurde ik pijn in de wade en in de braai. Het was vreeselijk heet; ik moest het zweet telkens van mijn domig voor hoofd doppen en buitendien begon mijn beer te dansen. Wij hadden de bongerd nog niet bereikt of ik had al een geblutste aagt gesnaaid, zo'n bommerd ! DRA traden wij onder de euzie naar binnen en werden lang niet koudjes ontvangen. De landman, wiens goedige wezenstrek mij trof, droeg een diemiten hemdrok, zijn vrouw een kaskien van dierkoop weefsel. Hun kroost baljaarde onder den balkerd en alle kinderen waren van n deeg; behalve n, een ajuin, een ware jorden een gespeel trouwens van de nageburen die een blikken gamel met blutsen en schaarden probeerde te bosseleeren, terwijl een ander van wien ik later vernam, dat hij gaarne de bink stak zoowaar met een drevel een taats in een zettol zat te neten. Het in bunsels gebusselde nestkuiken" (zooals de vrouw boertig en eigenaardig haar jongste betittelde) werd door de maagd gedoldijnd. De boer zette ons al gauw een laafdrank voor geen bier, daar hij de deuvik niet uit het zwikgat kon krijgen en een gapsvol lambertsnoten (die mijn gagel dapper pijn deden !) en tenslotte stopten wij onze smuigertjes met Amersf oorder en strippeling. Daarna moest het beestiaal in de bilk gemonsterd worden; den belderom en een blarende beite vond ik wel het fraaist. Daar de bol in de boes en de brandvos (het arme dier werd door een blindaas gekweld) in den potstal stond, begaven wij ons naar de boerderij weer. Wij verorberden nog wat kropbrood (uit den donk) en moesten toen ??? mijn oom had een drangreden de terugtocht aan vaarden met de belofte om de toe komende week nog eens te komen kortavonden. H. L. BEZOEN Ingezonden en niet geplaatste copy wordt slechts geretourneerd indien voorzien van gefrankeerde envelop met naam en adres van den afzender De red. PAG. 15 DE GROENE No. 3236

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl