Historisch Archief 1877-1940
filmindustrie
reeds een proeve is van toekomstige
publiciteitsmethoden: Every American citizen should see this
entertainment. Satisfaction guaranteed,,. Het woord
entertainment" is gesproken; het wordt het
parool van en het excuus voor iedere komende
film. Het voorloopige bioscooppubliek is nu
reeds bepaald; het is de massa, die zich in de
penny-arcades verdrong om de filmautomaten, die
zich amuseerde met the adventures of Sandy
McGregor who is caught by two young ladies on a
lonely beach while preparing to take his bath"
(?De avonturen van Sandy McGregor, die op een
eenzaam strand wil gaan baden en door twee jonge
meisjes verrast wordt"); het is de massa, die niet
naar het tooneel gaat en als het ware wachtte op een
speciaal voor haar geschikt amusement, dat goed
koop is en binnen haar bevattingsvermogen valt.
De film vindt hier dus haar publiek al wachtend
voor de deuren der nog niet gebouwde bioscopen
en begint haar carrière wel heel verschillend met
die in landen als Frankrijk en Duitschland. Een
eerste poging tot ordening van het bedrijf, waarop
filmende avonturiers als hongerige wolven zijn afge
komen, wordt ondernomen door de General Film
Company, die producenten en bioscoopexploitanten
in n bond tracht te organiseeren, prijzen wil
fixeeren en tegelijk de rechten van Edison wil be
schermen. Maar er zijn spoedig meer
niet-georganiseerden, de independents" dan bondsleden en het
wordt een heroïsche strijd van man tegen man,
want de G.F.C, gebruikte naast de wettige methode
van langdurige procedures de meer directe van
studio-bezetting en cameravernieling. De Indepen
dents, waaronder zich mannen als William Fox en
Carl Laemmle bevonden, vestigden zich op den duur
in Californiëom voor eventueelen vlucht dichter
bij de grens te zijn en zoo werd al vechtend Holly
wood ontdekt als de meest ideale plaats voor film
opnamen.
Tot 1914 duurde de strijd en toen was de macht
van den bond gebroken. De Independents, die
zonder de enge, beperkende bepalingen van de
G.F.C, hadden kunnen werken, waren met hun werk
den bondsleden ver vooruit: zij hadden de lengte
der hoofdfilm opgevoerd tot een vertooningsduur
van drie kwartier en zij maakten het star-systeem
populair (Mary Pickford), zoodat in het vervolg niet
meer de firmanaam, maar de naam van den hoofd
persoon de kwaliteit der film bepaalde. Door deze
politiek krijgt het publiek indirect
medezeggingsschap in den gang van zaken: het publiek kiest
zijn star" en de producent moet zorgen, dat hij
de star" zooveel mogelijk in zijn productie laat
voorkomen. Met deze eerste poging tegemoet te
komen aan de verlangens van den bioscoopbe
zoeker, geeft de filmproducent de leiding uit handen
en begint hij de gok op den gemiddelden smaak van
zijn publiek; als deze gok verschillende malen onge
lukkig uitvalt, verkleinen de producenten het risico
door het aankoopen van eigen theaters en door het
invoeren van het z.g. block-booking systeem, waarbij
een geheele of gedeeltelijke jaarproductie bij voor
baat verkocht wordt.
De productiekosten worden ieder jaar grooter
ónder de leuze bigger and better pictures". Cecil B
de Mille brengt de luxe op het doek en maakt van
de film een groot kijkspel, dat millioenen kost (The
ten Commandments, Ben Hur, King of Kings) en
de stars worden duur betaald, waarbij gages van
$ 7000 tot 10000 per week geen zeldzaamheden
zijn. In een titanischen concurrentiestrijd vallen
de kleinere ondernemingen automatisch af, terwijl
de acht a tien groote maatschappijen finantieele
hulp van Wallstreet moeten inroepen en van dat
oogenblik onder controle der Amerikaansche banken
staan. Nog grooter wordt die invloed bij de komst
der geluidsfilm, die opnieuw de productiekosten
doet stijgen en de producenten dwingt tot het gebruik
van patenten, die zich weer bevinden in de handen
van door Wallstreet gefinancierde ondernemingen,
zoodat thans het geheele Amerikaansche filmbedrijf
onder directe en indirecte controle der bankiers en
wel voornamelijk der Morgan en Rockefeller-groep
staan.
MEN kan dus nu spreken van een gesloten bedrijf,
dat aan den onafhankelijken filmer geen
mogelijkheden meer biedt en dat zelfs
buitenDe stichters van
de United Artists
in 1920.
V.l.n.r. Douglas
Fairbanks, Mary
Pickford, Charlie
Chaplin en de
regisseur D. W.
Griffith.
landsche concurrentie, zooals die bijv. in Engeland
bestond, kan vernietigen. Maar evenals in 1909
verzet ontstond tegen de trustpositie van de General
Film Company zoo zijn er thans teekenen van verzet
tegen de onaantastbare positie der acht groote
filmmaatschappijen te bespeuren, steunend op en
gesteund door de anti-trust politiek van Roosevelt
die de filmproductie en de bioscoopexploitatie weer
los van elkaar wil maken. Wanneer deze scheiding
tot stand zou komen, zou dit een sterk verbeterde
positie van den onafhankelijken filmer beteekenen,
die dan weer kans zou krijgen zijn product in een
der theaters te plaatsen. En dat er nog onafhanke
lijke filmers zijn, die wachten op hun vrijheid om
de tallooze problemen van dezen tijd gestalte te
geven, bewezen films als Fury", They won 't
forget", You and me", welke op instignatie van
de regeering tot stand kwamen.
Nog andere gevaren bedreigen Hollywood: het
stelselmatig afbrokkelen van de Europeesche markt
is er een van. Reeds gingen Duitschland en Itali
als afzetgebied grootendeels verloren, Engeland
verzet zich steeds meer tegen de Amerikaansche
invloeden in zijn studio's, en dat de Fransche
renaissance der filmkunst niet zonder beteekenis is,
bewijst wel de stelselmatige aankoop van Fransche
krachten, overeenkomend met een soortgelijke actie
ten opzichte der Duitsche filmindustrie in de jaren
'24 en '25. En daar is dan nog de reeds besproken
filmmoeheid !
Hoe Hollywood zich zal houden onder al deze
vijandige aanvallen, is niet met zekerheid te zeggen,
maar dat het in verschillende opzichten zijn tot
nu toe gevolgde politiek zal veranderen staat nu al
vast. Inkrimping van de productie is een van die
veranderingen en een stelselmatige afschaffing van
het star-principe een tweede. En al zal men zich
Hollywood zonder star-glans moeilijk kunnen voor
stellen, een verminderde aandacht voor dit
phenomeen, dat leefde bij de gratie van knap uitgedachte
reclamecampagnes, zal de Amerikaansche film
zeker ten goede komen.
aerlancLscn
Restaurant DORRIUS
N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam
PLATS DU JOUR EN A LA CARTE
DE Koninklijke Nederlandsche
Toonkunstenaars-Vereeniging
organiseerde te Rotterdam in
verbinding met haar 64ste
algemeene jaarvergadering een
tweedaagsch Nederlandsch mu
ziekfeest.
In het centrum van de belang
stelling stond de wakkere dirigent
van het onvermoeibare
Rotterdamsch Philharmonisch Orkest,
Eduard Flipse, de leider van deze
feestconcerten, die door Willem
Pijper in zijn welkomstwoord de
voorvechter en beschermer van de
Nederlandsche muziek genoemd
werd.
Men begon het eerste concert
met drie mannenkoren: R
veillez-vous, Piccars" (Willem Pijper)
een vlot gecomponeerd stuk,
Sint Jans Gheleide" (Henk
Badings) een lang niet makkelijk
werk met kwaliteiten, en Naer
Oostlant" (Eduard Flipse) een
staaltje van effectvolle en virtuose
schrijfwijze voor mannenkoor.
Van den zesentwintigjarigen
Hans Henkemans werd een door
J o van de Meent-Walter gezongen
Ballade" op tekst van Charles
duc d'Orléans uitgevoerd. Een
met vakkennis opgezet en sober
geïnstrumenteerd stuk, doch
zoowel wat tekst als muziek be
treft van een luguber pessimis
me, dat de stemming van de toe
hoorders zeer neerdrukte; waartoe
overigens ook het aanhoudende
loeien van de sirene's van de
Rotterdamsche Luchtbescherming het
hunne bijdroegen.
Vom Jahreslauf", een werk
voor koor en orkest van Henri
e muzie
Zagwijn op meditatieve spreu
ken" van Rudolf Steiner, dat als
eenige première op het muziek
feest-programma stond, kon door
tijdsgebrek" en tijdsomstandig
heden" niet in zijn geheel worden
uitgevoerd. De enkele spreuk"
die ten gehoore gebracht werd,
Geburt" genaamd, maakte welis
waar een pompeuzen indruk, maar
klonk niet zeer oorspronkelijk,
herinnerde te sterk aan Mahlers
8ste Symphonie en aan Schönbergs
Gurrelieder".
Het hoofdnummer van den
avond was Der Kreis des Lebens"
voor soli (To van der Sluys en
Louis van Tulder), koor en orkest
van Jan van Gilse.
Dit breed aangelegde werk ge
tuigt van eerlijk vakmanschap,
het is rijk aan instrumentale
vondsten en volstrekt persoonlijke
détails. Van Gilse, die zelf diri
geerde, oogstte een warm succes.
HET tweede concert bracht
louter recente werken.
De Symphonie No. III (1939)
van Bertus van Lier bevat eenige
superieure bladzijden, welke reeds
als ik mij zoo mag uitdrukken
op het niveau van v. Lier's toe
komstige Zevende" staan. Daar
naast zou men echter bezwaren
omtrent vorm en thematiek kun
nen uiten.
Hendrik Andriessen's Variaties
en Fuga voor Strijkorkest" volg
den ? het nog steeds interessante
werk van een degelijk vakman?,
en daarop het door Hendrik
Rijnbergen gespeelde Vioolconcert
(1939) van Willem Pijper. Dit
k te Rotterd
am
laatste werk is een meesterlijk
gecomponeerd stuk, wellicht ech
ter dynamisch te weinig gediffe
rentieerd en thematisch te ver van
iedere volksmelodiek verwijderd
om de waardeering en liefde van
het groote publiek te kunnen ver
werven zooals wél met Pijper's
Symphonie No. III het geval is.
De componist en Rijnbergen oogst
ten bij dit publiek van deskundi
gen echter een stormachtig succes.
Een sensatie bracht het optre
den van den Enschedé'schen diri
gent Klaas de Rook als solist in
een vlotte en zeer aantrekkelijke
Symphoniëtta voor Clarinet en
Orkest" (1938) van Sem Dresden.
Tot slot werd Henk Badings'
Gedenckclank" (1938) uitgevoerd
Dit virtuoos voor orkest geconcipi
eerde werk is op die plaatsen, waar
het de oude melodieën ? wier
schoonheid in ons aller hart gegrift
staat onveranderd brengt, mooi
en goed. Het stoot ons echter af,
wanneer deze melodieën verwron
gen of met moderne"
harmonieen omkleed worden. Wat voor een
buitenlander, als bij voorbeeld
Hindemith met zijn aan Badings
verwante werkwijze wél vergeef
lijk zou zijn bij een dergelijke op
gave, is Badings als Nederlander
niet geoorloofd, wijl de tonale en
harmonische traditie van deze
melodieën een zóó onvervreemd
baar cultuurbezit van het Neder
landsche volk is, dat elke afwij
king als een stijlloosheid klinkt en
het gebruik van het traditioneele
zér bepaalde grenzen aan den
bewerker stelt.
KAREL MENGELBERG
PAG. II DE GROENE Na. 3137