De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 17 juni pagina 11

17 juni 1939 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

filmindustrie reeds een proeve is van toekomstige publiciteitsmethoden: Every American citizen should see this entertainment. Satisfaction guaranteed,,. Het woord entertainment" is gesproken; het wordt het parool van en het excuus voor iedere komende film. Het voorloopige bioscooppubliek is nu reeds bepaald; het is de massa, die zich in de penny-arcades verdrong om de filmautomaten, die zich amuseerde met the adventures of Sandy McGregor who is caught by two young ladies on a lonely beach while preparing to take his bath" (?De avonturen van Sandy McGregor, die op een eenzaam strand wil gaan baden en door twee jonge meisjes verrast wordt"); het is de massa, die niet naar het tooneel gaat en als het ware wachtte op een speciaal voor haar geschikt amusement, dat goed koop is en binnen haar bevattingsvermogen valt. De film vindt hier dus haar publiek al wachtend voor de deuren der nog niet gebouwde bioscopen en begint haar carrière wel heel verschillend met die in landen als Frankrijk en Duitschland. Een eerste poging tot ordening van het bedrijf, waarop filmende avonturiers als hongerige wolven zijn afge komen, wordt ondernomen door de General Film Company, die producenten en bioscoopexploitanten in n bond tracht te organiseeren, prijzen wil fixeeren en tegelijk de rechten van Edison wil be schermen. Maar er zijn spoedig meer niet-georganiseerden, de independents" dan bondsleden en het wordt een heroïsche strijd van man tegen man, want de G.F.C, gebruikte naast de wettige methode van langdurige procedures de meer directe van studio-bezetting en cameravernieling. De Indepen dents, waaronder zich mannen als William Fox en Carl Laemmle bevonden, vestigden zich op den duur in Californiëom voor eventueelen vlucht dichter bij de grens te zijn en zoo werd al vechtend Holly wood ontdekt als de meest ideale plaats voor film opnamen. Tot 1914 duurde de strijd en toen was de macht van den bond gebroken. De Independents, die zonder de enge, beperkende bepalingen van de G.F.C, hadden kunnen werken, waren met hun werk den bondsleden ver vooruit: zij hadden de lengte der hoofdfilm opgevoerd tot een vertooningsduur van drie kwartier en zij maakten het star-systeem populair (Mary Pickford), zoodat in het vervolg niet meer de firmanaam, maar de naam van den hoofd persoon de kwaliteit der film bepaalde. Door deze politiek krijgt het publiek indirect medezeggingsschap in den gang van zaken: het publiek kiest zijn star" en de producent moet zorgen, dat hij de star" zooveel mogelijk in zijn productie laat voorkomen. Met deze eerste poging tegemoet te komen aan de verlangens van den bioscoopbe zoeker, geeft de filmproducent de leiding uit handen en begint hij de gok op den gemiddelden smaak van zijn publiek; als deze gok verschillende malen onge lukkig uitvalt, verkleinen de producenten het risico door het aankoopen van eigen theaters en door het invoeren van het z.g. block-booking systeem, waarbij een geheele of gedeeltelijke jaarproductie bij voor baat verkocht wordt. De productiekosten worden ieder jaar grooter ónder de leuze bigger and better pictures". Cecil B de Mille brengt de luxe op het doek en maakt van de film een groot kijkspel, dat millioenen kost (The ten Commandments, Ben Hur, King of Kings) en de stars worden duur betaald, waarbij gages van $ 7000 tot 10000 per week geen zeldzaamheden zijn. In een titanischen concurrentiestrijd vallen de kleinere ondernemingen automatisch af, terwijl de acht a tien groote maatschappijen finantieele hulp van Wallstreet moeten inroepen en van dat oogenblik onder controle der Amerikaansche banken staan. Nog grooter wordt die invloed bij de komst der geluidsfilm, die opnieuw de productiekosten doet stijgen en de producenten dwingt tot het gebruik van patenten, die zich weer bevinden in de handen van door Wallstreet gefinancierde ondernemingen, zoodat thans het geheele Amerikaansche filmbedrijf onder directe en indirecte controle der bankiers en wel voornamelijk der Morgan en Rockefeller-groep staan. MEN kan dus nu spreken van een gesloten bedrijf, dat aan den onafhankelijken filmer geen mogelijkheden meer biedt en dat zelfs buitenDe stichters van de United Artists in 1920. V.l.n.r. Douglas Fairbanks, Mary Pickford, Charlie Chaplin en de regisseur D. W. Griffith. landsche concurrentie, zooals die bijv. in Engeland bestond, kan vernietigen. Maar evenals in 1909 verzet ontstond tegen de trustpositie van de General Film Company zoo zijn er thans teekenen van verzet tegen de onaantastbare positie der acht groote filmmaatschappijen te bespeuren, steunend op en gesteund door de anti-trust politiek van Roosevelt die de filmproductie en de bioscoopexploitatie weer los van elkaar wil maken. Wanneer deze scheiding tot stand zou komen, zou dit een sterk verbeterde positie van den onafhankelijken filmer beteekenen, die dan weer kans zou krijgen zijn product in een der theaters te plaatsen. En dat er nog onafhanke lijke filmers zijn, die wachten op hun vrijheid om de tallooze problemen van dezen tijd gestalte te geven, bewezen films als Fury", They won 't forget", You and me", welke op instignatie van de regeering tot stand kwamen. Nog andere gevaren bedreigen Hollywood: het stelselmatig afbrokkelen van de Europeesche markt is er een van. Reeds gingen Duitschland en Itali als afzetgebied grootendeels verloren, Engeland verzet zich steeds meer tegen de Amerikaansche invloeden in zijn studio's, en dat de Fransche renaissance der filmkunst niet zonder beteekenis is, bewijst wel de stelselmatige aankoop van Fransche krachten, overeenkomend met een soortgelijke actie ten opzichte der Duitsche filmindustrie in de jaren '24 en '25. En daar is dan nog de reeds besproken filmmoeheid ! Hoe Hollywood zich zal houden onder al deze vijandige aanvallen, is niet met zekerheid te zeggen, maar dat het in verschillende opzichten zijn tot nu toe gevolgde politiek zal veranderen staat nu al vast. Inkrimping van de productie is een van die veranderingen en een stelselmatige afschaffing van het star-principe een tweede. En al zal men zich Hollywood zonder star-glans moeilijk kunnen voor stellen, een verminderde aandacht voor dit phenomeen, dat leefde bij de gratie van knap uitgedachte reclamecampagnes, zal de Amerikaansche film zeker ten goede komen. aerlancLscn Restaurant DORRIUS N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam PLATS DU JOUR EN A LA CARTE DE Koninklijke Nederlandsche Toonkunstenaars-Vereeniging organiseerde te Rotterdam in verbinding met haar 64ste algemeene jaarvergadering een tweedaagsch Nederlandsch mu ziekfeest. In het centrum van de belang stelling stond de wakkere dirigent van het onvermoeibare Rotterdamsch Philharmonisch Orkest, Eduard Flipse, de leider van deze feestconcerten, die door Willem Pijper in zijn welkomstwoord de voorvechter en beschermer van de Nederlandsche muziek genoemd werd. Men begon het eerste concert met drie mannenkoren: R veillez-vous, Piccars" (Willem Pijper) een vlot gecomponeerd stuk, Sint Jans Gheleide" (Henk Badings) een lang niet makkelijk werk met kwaliteiten, en Naer Oostlant" (Eduard Flipse) een staaltje van effectvolle en virtuose schrijfwijze voor mannenkoor. Van den zesentwintigjarigen Hans Henkemans werd een door J o van de Meent-Walter gezongen Ballade" op tekst van Charles duc d'Orléans uitgevoerd. Een met vakkennis opgezet en sober geïnstrumenteerd stuk, doch zoowel wat tekst als muziek be treft van een luguber pessimis me, dat de stemming van de toe hoorders zeer neerdrukte; waartoe overigens ook het aanhoudende loeien van de sirene's van de Rotterdamsche Luchtbescherming het hunne bijdroegen. Vom Jahreslauf", een werk voor koor en orkest van Henri e muzie Zagwijn op meditatieve spreu ken" van Rudolf Steiner, dat als eenige première op het muziek feest-programma stond, kon door tijdsgebrek" en tijdsomstandig heden" niet in zijn geheel worden uitgevoerd. De enkele spreuk" die ten gehoore gebracht werd, Geburt" genaamd, maakte welis waar een pompeuzen indruk, maar klonk niet zeer oorspronkelijk, herinnerde te sterk aan Mahlers 8ste Symphonie en aan Schönbergs Gurrelieder". Het hoofdnummer van den avond was Der Kreis des Lebens" voor soli (To van der Sluys en Louis van Tulder), koor en orkest van Jan van Gilse. Dit breed aangelegde werk ge tuigt van eerlijk vakmanschap, het is rijk aan instrumentale vondsten en volstrekt persoonlijke détails. Van Gilse, die zelf diri geerde, oogstte een warm succes. HET tweede concert bracht louter recente werken. De Symphonie No. III (1939) van Bertus van Lier bevat eenige superieure bladzijden, welke reeds als ik mij zoo mag uitdrukken op het niveau van v. Lier's toe komstige Zevende" staan. Daar naast zou men echter bezwaren omtrent vorm en thematiek kun nen uiten. Hendrik Andriessen's Variaties en Fuga voor Strijkorkest" volg den ? het nog steeds interessante werk van een degelijk vakman?, en daarop het door Hendrik Rijnbergen gespeelde Vioolconcert (1939) van Willem Pijper. Dit k te Rotterd am laatste werk is een meesterlijk gecomponeerd stuk, wellicht ech ter dynamisch te weinig gediffe rentieerd en thematisch te ver van iedere volksmelodiek verwijderd om de waardeering en liefde van het groote publiek te kunnen ver werven zooals wél met Pijper's Symphonie No. III het geval is. De componist en Rijnbergen oogst ten bij dit publiek van deskundi gen echter een stormachtig succes. Een sensatie bracht het optre den van den Enschedé'schen diri gent Klaas de Rook als solist in een vlotte en zeer aantrekkelijke Symphoniëtta voor Clarinet en Orkest" (1938) van Sem Dresden. Tot slot werd Henk Badings' Gedenckclank" (1938) uitgevoerd Dit virtuoos voor orkest geconcipi eerde werk is op die plaatsen, waar het de oude melodieën ? wier schoonheid in ons aller hart gegrift staat onveranderd brengt, mooi en goed. Het stoot ons echter af, wanneer deze melodieën verwron gen of met moderne" harmonieen omkleed worden. Wat voor een buitenlander, als bij voorbeeld Hindemith met zijn aan Badings verwante werkwijze wél vergeef lijk zou zijn bij een dergelijke op gave, is Badings als Nederlander niet geoorloofd, wijl de tonale en harmonische traditie van deze melodieën een zóó onvervreemd baar cultuurbezit van het Neder landsche volk is, dat elke afwij king als een stijlloosheid klinkt en het gebruik van het traditioneele zér bepaalde grenzen aan den bewerker stelt. KAREL MENGELBERG PAG. II DE GROENE Na. 3137

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl