De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 17 juni pagina 15

17 juni 1939 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Kleine perikelen DE wereld wordt er niet plezie riger op en de menschen schij nen het er niet over eens te kunnen worden hoe het laatste restje gezel ligheid te redden, dat onherroepe lijk verloren is wanneer vanwege de levensruimte vandaag of morgen de een of ander begint om zich heen te slaan. Ik heb het niet op die rei zen naar Moskou begrepen, waar ze hardnekkig bezig zijn een for mule te maken. Je leest telkens dat de formule er bijna is en dan ont breekt er weer wat aan en het ver moeden rijst dat ze met die formule elkander formeel voor den gek houden. En als je bedenkt dat tusschen ons en den komenden wereld oorlog alleen zooiets fragiels staat als een formule die niet af is.... Zaten wij maar op een eilandje" zei Gisse. Alsof je op een eilandje geen borden te wasschen hebt en alles te verstellen wat enkele op groeiende lievelingen aan gaten produceeren. Hoe ze het klaar spelen... Ik geef toe dat de behoefte aan een eiland begint te groeien en als je nu leest dat de dochter van den sultan van Serawak, die met een worstelaar getrouwd is, de Toteninsel" gekocht heeft, vlak bij Korfoe, dan ben je aanvankelijk geneigd Prinses Baba en haar Bob te benijden, al is de keus niet zoo bijzonder gelukkig. Ook al ben je getrouwd met een worstelaar, heeft toch dat kleine eilandje, dat door Böcklin berucht is geworden, iets zoo verschrikkelijk melancholieks, dat je ondanks de nabijheid van Korfoe en het zakjesblauw van de Middellandsche zee, in staat zou zijn den heelen dag door je vingers te gaan zitten grienen.... En dan al die Grieken in de buurt," zei Gisse. Grieken is het ergste niet," ant woordde ik. Doch als de formule mislukt, heb je kans dat de Italia nen op een gegeven oogenblik Kor foe noodig hebben, om het te bevrij den en zoo, en er wegen op aan te leggen. Geloof je dat er dan iemand een hand uitsteekt om je Toteninsel te bevrijden, wanneer ze dat en passant mee bevrijden de prinses van den worstelaar of omgekeerd? Neen, de Toteninsel ligt me te dicht bij het voetengetrappel. Doch een net, goed onderhouden eilandje, buiten de sfeer van de as en de for mule, dat kon iets zijn. Nu hebben Baba en Bob wel vijfhonderd aan biedingen van eilandjes ontvangen, zoodat je op het eerste gezicht zou meenen dat je niet verlegen hoeft te zitten. Het is echter met die ei landen als met de dienstboden, het lijkt wat, doch er zijn verborgen gebreken en een eiland kun je niet met veertien dagen opzeggen. Het zijn meestal stukken rots, ergens in den Oceaan, zonder leidingwater en van geen enkel gemak voorzien. Dan zullen wij een eiland moe ten maken van ons bovenhuis", zei Gisse. Er kwam juist een gil van boven, want een van onze engelen had de kranen van het bad open gedraaid en dat was nu bezig over te loopen. Daar hadden wij ons eiland bijna gehad, tenminste genoeg water om er een eiland in vlottend te maken en de commentaren van de benedenburen waren.. . het leek de as wel. Ga jij even naar ze toe en vindt maar een formule," zei Gisse. Enfin, wij hebben nu ons eiland. Niemand spreekt meer tegen ons. J. VAN HOORN Een nieuw-zakelijk sprookje: DE TIMMERMAN MET SUCCES voor fileren De man te water ZWEMMEN is een van de mooiste sporten die er zijn. Zwemmen is nuttig en gezond. Een Hollander die niet zwemmen kan, is geen rechtgeaard vaderlander. Dagelijks vallen er medemenschen in grachten, rivieren en plassen. Een heer is zedelijk verplicht in staat te zijn als redderjop te treden. Of hij het doet, dat is een andere quaestie. Als een niet-zwemmer in het water valt, is hij genoodzaakt zich te laten redden. Als dat gebeurd is moet hij HEERENKLEEDING VOOR VADER EN ZOON TOT REDELIJKE PRIJZEN ADRIAAN SCHAKEL HEILIGEWEG - TEL. 37273 AMSTERDAM Of U nu op het strand heen-en-W2er rent Of dat U aan 't zwemmen in het meer bent, Koopt alles voor 't bad Steeds bij ,.Schakel", omdat Men aan 't badpak tenslotte den heer kent den redder voor zijn fatsoen een be looning geven; dat kost hem minstens een kwartje. Het is dus uiterst nuttig te kunnen zwemmen. Bovendien is het gezond, want het is een sport waar bij het heele lichaam gebruikt wordt. Ook het zonnebad is gezond, tenzij het overdreven wordt. Ik ken een paar negers die, terwijl ze hun zonnebad in de schaduw van een boom nemen, ons blanken uitlachen omdat we zoo liggen te braaien. Ze hebben het niet noodig om bruin te worden, en ze vinden het in de zon niet prettig. Ze zijn verstandig; en als wij Europeanen van geslacht op geslacht definitief bruin gebrand zullen zijn, dan zijn we misschien ook zoo verstandig. En nu wat het uiterlijk betreft: het badcostuum. Een goed badpak is van wol, en dikwijls bestaat het, evenals Zwitsersche kaas, grootendeels uit groote gaten. Practisch zijn de badpakken waar de bovenste helft dank zij een ritssluiting van verwijderd kan worden, zoodat men dan, als het toegestaan is, een zwembroekje over houdt. De kleur van het badpak is bij voorkeur de kleur van den avond hemel, een vroege of een late, naar eigen verkiezing. Het hemelsblauw kunnen we beter aan de dames o verlaten Om als badend badgast gekleed te gaan, is een badjas onmisbaar. Er zijn er van frotté-katoen, en van chenille, gewoonlijk gestreept met geel of blauw. Als hij een niet te huiselijk patroon heeft, kan een flanellen ka merjas goed als badjas dienst doen. DICHTEN is niet veel anders dan timmeren met woorden. Toen mijn vriend, de timmerman, genoeg had van hout, begon hij in taal. Hij verkocht zijn werkplaats, ontsloeg zijn knechts, stuurde zijn vrouw drie weken naar Ascona en ontdeed zich in dien tusschentijd van zijn huis en zijn heelen inboedel. Hij huurde een vergane boerderij in Schermersloot en toen zijn vrouw terugkeerde op sandalen en met een rooden doek over haar hoofd, gingen zij wonen tusschen nieuw aangeschafte Afrikaansche af godsbeelden, Marokkaansche kussens, moltondweilen met roze omgeboord, gebogen rieten stoeltjes en een komkommerschaaf. Maar nu moest mijn vriend, die als pseudoniem den naam Piet Grus koos, ook gaan dichten. Hij kocht nog een woordenboek, hij abonneerde zich op een vooraanstaand tijdschrift, waar van hij abonnéNo. 963 werd, en ging met zijn gezicht naar het Noorden voor het oude opkamerraam zitten peinzen. En, begrijpelijk en vergeefelijk, zijn oude vak bleef hem parten spelen. Zijn eerste gedicht luidde aldus: HET LEVEN Een pot met lijm is de cultuur Het stinkt meer dan het houdt. De klanten klagen over: duur; 't Is doelloos, welbeschouwd. Mijn vrouw die hield de boeken bij. Nu is zij een artiste. Mijn knechts die visschen in het ??. Ik wou, dat ik ook maar vischte. Nu ben ik dichter, maar waarom? Ik heb het nooit gewild. Hoe moet het nu? Toen was ik stom, Nu stommer. Oordeelt mild.' Hierna stond hij op, las het gedicht aan zijn vrouw voor, en verscheurde het. Ik ben een timmerman, aldus de man, en geen dichter. Ik zal het gedicht timmeren. En dus nam hij spijkers en hamer, zaag, beitel, schaaf, lijmpot en timmerde het absolute stuk". Het was geen stoel, geen beeld, geen kast, het was kunst. En dit beviel hem. Hij timmerde er drie dagen aan voort. En daar hij een meesterlijk vakman was, werd het een keurig abstract stuk werk. Alles precies pas, geen stopverf of plamuur, fijn gelijmd, keurig geschuurd, met egaal ronde hoeken en vlijmscherpe kanten. En daar stond het dan op den derden dag. Ondefinieerbaar, volkomen nieuw. Nog nooit was er zoo iets op de wereld geweest. Wel hadden voor hem vreem de zielen hun gedachten in hout uit geleefd, maar noem mij den man, die nog ooit dat in getimmerte had gedaan. Een nieuwe kunst stond geboren te worden. In dien zin voelde het ook mijn vriend, de timmerman, die zijn getimmerte instuurde op de jaarlijksche groote expositie der beeldhouwers en schilders. Volkomen verbazing en verdwazing riep het daar te voorschijn. De heeren waren vaak genoeg voor ondeskundig uitgemaakt om nu geen oordeel meer te durven vellen. Zij zetten het met den meest vlakken kant op een pieddestal en liepen er allemaal omheen. Het werd uit gebrek aan bezwaar geaccep teerd en kwam onder nommero 164: Getimmerte" (Piet Grus) in den catalogus. Mijn vriend verbaasde dit niet. Hij had altijd wel geweten, dat er iets in hem stak. En nu kwam het publiek. Een heftig voor en tegen werd geboren. De recensenten, ook al wat onzeker, maakten er zich met des te meer heftigheid van meester. Pro en contra beukten tegen elkaar in. Het was volkomen verdwazing" en meester lijke beheersching" tegen elkaar in. Maar mijn vriend had toch nog genoeg nuchterheid onder zijn timmerdichterlijkheid bewaard, om niet in zien, dat hier een bron van mogelijkheden lag. Hij maakte nog vier getimmertens, het eene al meesterlijker dan het andere. Hij kreeg er pleizier in, hij kreeg er vaardigheid in en een zeker meesterschap. Hij maakte groote en kleine getimmertes. Latten, profiel schaven, ronde gaten en zwaluw staarten, alles wat het timmervak toe staat en vraagt was er in verwerkt. En iedereen wilde ze koopen. Want fantasie met nuchtere dingen trekt iedereen aan. Hij maakte groote stukken voor directiekamers van bank gebouwen, hij maakte kleine stukken voor jongemeisjeskamertjes van doch ters van notabelen, hij maakte dingen om aan den muur te hangen, met keurige haakjes, hij maakte voor werpen om op de piano te zetten en hij maakte geld. Zijn vrouw werd echter ontevreden. Zij werd tezeer op den achtergrond gedrongen. De komkommerschaaf be gon haar te vervelen, de Marokkaan sche leeren kussens raakten hun Marokkaansche lucht maar niet kwijt en de boerderij bleef eenzaam en aesthetisch. En dus stelde zij hem voor de keus, weer timmerman te worden of alleen verder te leven. Hij koos het timmervak. Hij stichtte van zijn verdiende geld een electrische timmer fabriek, en ging artistieke bajonetmeubelen vervaardigen. En in de stad, waar dit alles zich afgespeeld heeft, is thans een mahonie bajonet buffet van Piet Grus het summum aan goeden smaak en artisticiteit. In zijn vrijen tijd leest de heer Grus gedichten en droomt hij van zijn boerderij. Hij is in de stad een gezien maecenas, die jonge dichters steunt. En hij is vrijwel compleet gelukkig en tevreden. GISTEREN heb ik gedineerd in de ruime villa, die hij aan den zoom der stad bewoont. Na het eten, onder het genot van een glas cognac en een Brasilsigaar, keek mijn vriend mij dankbaar aan. Wij mogen jou wel heel dankbaar zijn, vind je ook niet vrouw? Want als jij dit verhaal niet geschreven had, dan was ik nog maar het gewone timmermannetje van het begin en dan zou ik nooit geworden zijn, wat ik nu ben." Er zijn oogenblikken, dat het schrij versberoep eenige voldoening schenkt. H. B. FORTUIN deze week in de uitkijk' 18 jaar eric von stroheim, louis jouvet, alfoert préjean en jany holt in : alibi" een film van pierre cheiial scenario van marcel achard Voor de 2e maal PAG. 15 DE GROENE Ne. 3237

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl