De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 24 juni pagina 10

24 juni 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven Schilderkunst JDe zingende zeerob Albert Heiman ALLE folkloristen, verzamelaars van volks liedjes en klompendansen ten spijt, behoort ons volk niet tot de zanglustige naties; het is daar voor te weinig uitbundig en te weinig spontaan. Een zeker gevoel van deftigheid, dat misschien wel niets anders is dan verlegenheid om de roerselen van het hart te tonen, is zelfs den ruigsten sjappetouwer eigen, en snoert hem de keel toe, op het moment dat bij anderen het lied juist in volle natuurlijkheid losbreekt. Het enige lied dat de laatste eeuwen werkelijk nog geleefd heeft in Nederland, is het religieuze lied, en wel, omdat het aan traditie gebonden is, en de lyriek daarin vol komen is samengesmolten met de belijdenis, met het moraliseren, en met een soort van vroom her denken, dat zweemt naar epiek. De radio heeft ook de laatste zingende werksters, hoedsters van de populaire ballade, doen uit sterven; het land is lawaaieriger maar liedlozer geworden. Want wat in het cabaret geboren wordt, sterft in de danszaal, de ziel der massa heeft daar part noch deel aan. En op zee? Zo ergens nog ge zongen werd, was het daar, waar de gemeenschap zo klein was, dat de deftige terughoudendheid geen zin meer had; waar tussen wateren en wind de mens onbespied blijft voor wie zijn lotgenoot niet is, en het onophoudelijk gevaar zijn leven zozeer maakt tot een onophoudelijk wonder, dat ook bij de onverschilligsten de ware vroomheid ontstaat die niet meer vraagt of marchandeert, maar slechts be wonderend aanbidt. Nu is er een onoverbrugbare kloof tussen het land en de zee, twee werelden, tussen de teerders en de navigeerders. Maar, zoals Cats in een van zijn verstandigste ogenblikken zei: Sanden verlanden, Landen versanden," en er waait soms iets over van dat zeemans-lied naar de huislui en de stedelingen, al blijft de ware stemming, de ver latenheid en 't heimwee naar de eeuwige, nog ongepeilde zeeën onverstaan, gelijk niemand beter uitgedrukt heeft dan de schipper uit de Spaanse romance, die na zijn wonderlied gezongen te hebben, dat de vogels in de ra's en de vissen aan het oppervlak bracht, den nieuwsgierigen ruiter toevoegt: Ik zal mijn lied slechts leren Aan wie mee-vaart met mij". Je moet inderdaad in hetzelfde schuitje gevaren hebben, om alles te kunnen verstaan.... DE stomme Walrus die dus iets van den Zingenden Zeerob wil leren, moet eerst het wonder van de windstilte en het mirakel van golvengeweld leren verstaan; hij moet weten wat deze bizondere ver lorenheid is, waarin het zingen begint van een heim wee dat verder dan alle kusten reikt, het ijlen van de zeekoorts waarin elk opdoemend land ook het vaderland een vaag-verdrongen angst wekt. Het is niet genoeg alleen nieuwsgierig te zijn.... En daarom vrees ik dat de bundel zeemansliedjes en verzen, rijmen, gezegden en rariteiten uit vele eeuwen", die door Benjamin Cooper en J. W. F. Werumeus Buning verzameld zijn in een smakelijk boekje, getiteld: De Zingende Walvisch" i) toch niet geheel die speciale mentaliteit blootlegt, welke uitsluitend des zeemans is, en die door niemand zo kernachtig geformuleerd is als door Van Ostayen (die niet in de bundel voorkomt) in zijn verzen: De zeeman hoort de Loreley, Hij ziet op zijn horloge En springt het water in". Deze geest van pijnlijke nauwgezetheid en op-dehoede-zijn, van observatie en bijna spottend zichbewustblijven, eigenschappen die sterk bijge dragen hebben tot de grootheid der Nederlandse geschiedenis, is trouwens volkomen vreemd aan de verzamelaars, die hun boekje vol storende oude en nieuwe drukfouten gelaten hebben. Want het is een even idiote humor als piëteit, om de stommi teiten van een drukkersgezel uit de vorige eeuw klakkeloos als poëtisch zeebanket over te nemen. Doch tot deze opmerking en die, dat het boekje nogal heterogeen is en Scheurleer's grote verzame ling met heel wat meer profijt geraadpleegd had kunnen worden, mag de kritiek zich bepalen. NIET dat onze zeeman er als een engeltje van afkomt. Hij is altijd een eigenwijs stuk vreten geweest, met weinig waardering voor wat hem niet in zijn keg te pas komt. Maar zelfs bij wat hij bot afwijst, is hij een goed opmerker, die het po tischetegen-wil-en-dank niet gans vermag terug te dringen, zoals in die beschrijving van de bewoners van WestGroenland : Onmenschelijke menschen, Soo dom gelijk het Vee. Die geen Gods-dienst bewijzen Als aan het grootste Licht. Wanneer dat komt op-rijzen, Soo staanse haar gezicht En beyde handen hemel-waard, En als dat gaat vertrekken, Zoo zynze zeer bezwaart." Is het niet verbazingwekkend, hoe weinig zijn vooringenomenheid en zelfverzekerdheid hem be letten een goed ontdekkingsreiziger te zijn? Ik ken geen ontroerender beschrijving van wilden". En wie een vreemde wereld zo weet te zien, moet ook een zuivere blik op het eigene bezitten. Achter alle frases van met lusten zeylen Al nae vrou Venus strant", staat de zeer reële, zeer tastbare liefde, die altijd vlucht, die de vervulling slechts ziet als een voorbijgaan; omdat de eeuwigheidsbehoefte, dooi alle lust gewekt, onherroepelijk terugvoert naar de zee, de eeuwige. De nostalgie naar een vrouw is verbloemde nostalgie naar de zee; als in dat zeer volkse, maar zeer zuivere rijm: Als ik op stuurwacht sta En vaar naar vreemde kusten, Kijk ik op het kompas En zie uw schone busten." Dat is ook heel duidelijk uitgesproken door een paar van onze hedendaagse dichters, die het thema van de zee hebben verstaan. Zooals Den Doolaard in zijn Ballade Kapitein, gooi los die tros", en zuiverder nog door Slauerhoff, die niet voor niets degene is, die met de meeste verzen hier vertegenwoordigd staat. Geslingerd tussen land en zee, was hij degene die geroepen scheen tot bemiddelen; hij heeft daarbij enkele dingen gezegd die nog nooit uitgesproken waren in de landrottige letterkunde van ons zee varend volk. Zoals die identiteit van schip en vrouw in William en zijn beide Irene's", die typische zeemans-grimmigheid in zijn Brief in een fles gevonden." En hoe goed heeft hij de dichterlijke volkstoon niet benaderd in zijn Donkeyman", veel beter dan Werumeus Buning in de met mooie taalschatten opgesmukte, maar niettemin gefor ceerde ballade van Kapitein Jan van Oordt." Liefde en bewondering kunnen zelden onvergezeld blijven van haat en verguizing. Vandaar dat onze zingende Zeerob een meester is in het kankeren onfeilbaar gezondheidsteken en in het maken van schimpdichten, meestal ontstaan in een tijd toen men nog wist wat vrijheid van taal en opinie was. Voor huidige ministers die daaraan zouden willen tornen, is het raadzaam eens over te lezen, hoe de vroede mannen van een veel betere tijd zulke patres patriae als de voorname Cornelis Hartigsveld of Lucas de Veth uitgeleide deden, en te bedenken dat op den duur vrijpostig schrijven minder hard is dan smalend fluisteren.... BIJ lange vrachtvaart en met bier besprenkelde fcezoeken in 't vooronder, heb ik ontdekt dat op de schepen ook nu nog meer gedicht wordt dan men zou vermoeden. De zee geeft rust voor zoete rijmen, en een zin voor zachte maatgang. Wat ontstaat men krijgt het als niet-deelgenoot slechts met de grootste moeite te zien is simpele lyriek, van een heel eigenaardige filosofie doordrenkt. Het horloge van Van Ostayen's zeeman levert de sleutel daarvan. De overweldiging der emotie, ge temperd door bedachtzaamheid; omringd te wezen door het wonder, en toch nooit uit het oog te ver liezen op welke lengte en welke breedte men zich bevindt; de sterren te zien als ogen, die niet het fatum, maar wel de richting beïnvloeden; aan tijd te denken, temidden van de eeuwigheid; zekerheid onder je te voelen, temidden van het onophoudelijk avontuur. Beweeglijk in het onbeweeglijke", zoals het bij Jules Verne's kapitein Nemo heette, en bij de walvis-jagers van Moby Dick", bij Conrad en bij Masefield in soortgelijke formulering. En misschien is daarom de Wal-rus tegenwoordig met stomheid geslagen. Er gebeurt aan de wal weinig dat je plotseling uit alle zekerheden rukt, en je temidden van het volkomen beweeglijke plaatst, zoals een schip dat fier de haven verlaat en volle zee kiest, ongeacht het weerbericht.... Poëzie is onaf scheidelijk van avontuur, van het grote risico der ziel. Ze is de prijs der onverschrokkenen, ook in haar meest volkse vorm. De laffen hebben geen lied, al schrijven de meeste ook verzen. Want de Muze laat zich door iedereen vrijen, maar geeft zich alleen aan haar ridders en haar Argonauten. i) Uitgave H. Meulenhoff, Amsterdam z. j. Oude kunst o HET thema van de New Yorksche Wereldten toonstelling is De Wereld van Morgen" en in een wereld van morgen hoort die oude rommel niet thuis l" heeft Grover Whalen, President van de World's Fair verklaard toen hem voorgesteld werd een paviljoen voor de oude kunst te doen bouwen. Het is niet bekend wat hem van meening heeft doen veranderen. De Meesterwerken-vanOude-Kunst-Tentoonstelling" op de World's Fair is echter tot stand gekomen, zij het dan ook geheel voor rekening van particulieren en buiten bezwaar van Mr. Grover Whalen's schatkist. Vierhonderd-en-vijftig werken van Europeesche kunst van de I4de eeuw tot 1800 vormen de grootste expositie van dezen aard die sinds de HudsonFulton-Celebration in 1909 in Amerika vertoond is. Terwijl deze laatste expositie geheel aan Hollandsche kunst gewijd was, heeft de tegenwoordige geen bepaald thema. Italiaansche, Fransche, Duitsche, Spaansche, Zuid- en Noord-Nederlandsche meesters zijn er vertegenwoordigd. Verreweg het meeste komt uit Amerikaansche collecties en maakt deze tentoon stelling voor den niet-Amerikaanschen bezoeker bijzonder interessant. Onder de ruim dertig schil derijen uit Europeesche collecties staat Holland, zoowel wat het aantal als wat de kwaliteit betreft, op den eersten plaats. Vermeer's Melkmeisje", Jacob Ruysdael's Gezicht op Haarlem" en Nicolaes Maes' Spinnend Vrouwtje" uit het Rijksmuseum tellen tot de glansstukken van deze tentoonstel ling. p EMBRANDT heeft er een zaal voor zichzelf. |\ De prachtige Vaandeldrager" uit de ver zameling Jules Bache, New York, en het late Zelf portret" uit de Collectie-Mellon, Washington, zijn, bij wijze van spreken, alleen al een reis naar New York waard. Ruim een tiental Rembrandt's zal de Europeesche bezoeker slechts uit boeken kennen en hier voor het eerst in levenden lijve" zien. Andere weer zal hij als oude kennissen begroeten, zoo de groote Juno" die in Amsterdam door de Firma D. Katz tentoongesteld werd en hier als anonieme inzending" vermeld staat. Ook het Portret van Petronella Buys, den Amsterdammer van de ten toonstelling der Firma Katz in Arti et Amicitiae" bekend, is een anonieme inzending" op de World's Fair, waar principieel geen schilderijen uit den kunsthandel toegelaten werden. In dezelfde zaal hangt tenslotte Rembrandt's Portret van Maarten Looten", onlangs in Amsterdam uit de nalatenOUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAS - NASSAUPUEIN 6 EASTERN ART PAG. 10 EN II DE GROENE NO. 3238

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl