De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 1 juli pagina 10

1 juli 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

F r a n n e oeelonou w e r 5 in Jan Engelman r EN de bouwkunst in Nederland, nadat Berlage's beurs was verrezen, nieuwe wegen ging, ontstond de hoop dat er ook, vrij van academisme en impressionisme, een verjongde beeldhouwkunst zou ontstaan. En men vond den merkwaardigen term bouw-beeldhouwkunst uit. Niets is meer karak teristiek dan deze vondst. Zij bewijst hoe onzeker men zich gevoelde, hoe moeilijk het viel te gelooven, dat in dit aan beeldhouwkunst steeds arme land een vrije en autonome sculptuur zou groeien, hoe voorzichtig men haar verbinden wilde aan een nawijsbaar doel, aan een nuttige functie. Natuurlijk is het architectonische" voor iedere periode, waarin de beeldhouwkunst bloeit, een geldend probleem. Het architectonische, begrepen als grootheid en vastheid van structuur, als onderwerpster van het detail aan den hoofdvorm, als uitdrukking van ruimheid des geestes, obsedeert iederen waren beeldhouwer. Maar hier beging men weer een specifiek-vaderlandsche, verstandelijke overdrijving en maakte de sculptuur overmatig versierend en quasi-organisch verbonden met bouwmassa's; het beeld dat vrij-in-de-ruimte stond gold voor min of meer suspect. Met het gevolg dat tal van onze moderne monumenten meer uit baksteenconstruc ties dan uit beeldhouwkunst bestaan. Eerst in de laatste jaren is die suggestie geweken en vooral een figuur als Raedecker, de eenige beeldhouwer van groot formaat die onder ons leeft, heeft er zich met krachtigen armslag uit bevrijd. Hij is bezeten van het ruimtelijke. Is er een scheppende kunst denkbaar die nutteloozer is dan de beeldhouwkunst ? Sinds zij aan sacrale doeleinden is onttrokken, en het mana" van de fetisch niet meer heeft, leeft zij haar leven minder priesterlijk dan welke andere kunst ook. En toch heeft zij, voor den waren liefhebber, niets verloren van haar groot geheim. Want zij geeft, bij het meest concrete, ook het meest vluchtige. Zij is het meest oproepster van den daimon en het meest nabootsing van de goddelijke scheppingskracht. Zij is de meest elementaire kunst en staat het dichtst bij de formaties der natuur, bij ,,1'oeuvre même de Dieu", zooals Rodin het uitdrukte. Wanneer de vulkanen zijn uitgebluscht en de gansche aarde n metropool is geworden van staal, glas, rubber en gespoten" zindelijkheden behoeft men niet te wanhopen als nog ergens een onbekommerde met klei bezig is of in een agaat zit te snijden. Want dan is de primitiviteit gered en het vermogen tot ver wondering. In de lava der voorwereld hakt de nawereld het aangezicht van haar bewustzijn. Het maken van poppen zit den mensch in 't bloed. DE Franschen zijn rijk aan beeldhouwkunst. Zij hebben ons Arles en Moissac gegeven, Reims en Chartres, zij hebben, van de volkeren in het Westen, het rijkst en innigst de Antieken en de Renaissance ondergaan. Zij werden Realisten van ontembare kracht en nerveuze fijnheid. Zij zijn evenveel artisan als inventeur en weten de eischen van het welgemaakte. Zij volgen de lijnen van hun leven in het werk der handen en zoeken niet naar den Homunculus. Er zijn in het Stedelijk Museum ook beelden van OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAS - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART D. A. Hoogendijk & Co. Keizersgracht 640 b ij de Vijzelstraat AMSTERDAM OUDE SCHILDERIJEN kunstenaars, die in Frankrijk hun tweede vader land vonden, doch men aarzelt niet wanneer men, zonder de etiketten geraadpleegd te hebben, de autochtonen moet aanwijzen. Bij alle verscheiden heid is in dit werk uit de negentiende eeuw een bepaalde taille natuur geworden, een gemeenschap pelijk gevoel voor het ding" is waarneembaar en alle rhythme wordt harmonisch tot relief. Te merkwaardiger is dit, omdat de negentiende eeuw voor de Fransche beeldhouwers de eeuw is van de grootste uiterlijke bewogenheid. Men kan al lang afkeerig zijn van de gemeenplaats, dat de beeld houwkunst van een Rodin eigenlijk gebeeldhouwde schilderkunst is (kortzichtigheid, die volkomen ge neutraliseerd werd door het treffende woord van Carrière: II n'a pas pu collaborer a la cathédrale absente"), wanneer men waarneemt, dat eigenlijk pas in de negentiende eeuw de barok zich in de Fransche beeldhouwkunst verwerkelijkt. Want de nymphen van Goujon hadden nog een ingetogen heid, die men niet anders dan klassieke evenmaat kan noemen en de beelden van Houdon of men nu zijn Diana ziet, zijn heiligen Bruno, zijn Mirabeau of zijn Voltaire bezitten een rust en een klaarheid waaraan niets van dynamiek valt te bespeuren. Het is een cataclysme buiten de kunst die onrust en bewogenheid meedeelt aan de werkplaats. Het is de geboorte der vrijheidsgedachte die de vormen trekt naar het dynamische, het barokke en het theatrale. Wat Beethoven aangreep toen hij zijn Eroïca schreef, heeft Rude gezweept naar de dra matiek van zijn Marseillaise". De vrijheid heeft adelaarsvleugels en de gespreide beenen versterken oneindig het gevoel van ontembare vaart, de gan sche figuur is een uitdrukking van razernij en de drift tot expansie deelt zich mede aan de groep van krijgers, die in de ne vaart wordt meegezogen. Als deze pathetiek en deze emphase ons zoo boeien, waar ligt de oorzaak elders dan in het grootmenschelijke gevoel dat hun bron is? De geringste aarzeling zou dit heroïsme belachelijk maken. Maar de greep op het onderwerp is geniaal, de bundeling der figuren heeft overal vibratie en bij alle bewogen heid is de behandeling van het materiaal klaar, een voudig en natuurlijk. Niet altijd is het romantisme de vijand der monumentaliteit. De provinciaal Rude, kerngezond van huis uit, brengt het zieke enfant du siècle" gevoel bij voor een groot gebaar, dat groot wordt volgehouden. Hij had het bij Delacroix geleerd, maar hij vulde het met zijn eigen enthou siasme. Dat hij meerdere pijlen op zijn boog had, bewijst de portretkop van Monge uit het Louvre, die de fijnste psychologie en gelaatkunde te zien geeft. WANNEER men spreekt over beeldhouwkunst die den weg der schilderkunst betreedt, dan zou, zoo geloof ik, Carpeaux nog eerder genoemd dienen te worden dan Rodin. Want zijn kunst is de meest krasse tegenspraak van de architectonische idee welke men zich denken kan, en ieder detail maakt zich, naar eigen behagen, los uit den opbouw en de bundeling. Carpeaux is een Rubens van de beeldhouwkunst, hij denkt in festoenen en guirlanden, waarin hij de lichamen gebruikt als bloemen en bladeren. Het sterkst ziet men dat aan het alle gorische relief in het Flora-paviljoen van het Louvre. Het is een geraffineerd spel van hol en bol, waarvan het verbazingwekkende is, dat men overal de behaagzucht speurt, het parfum ruikt, en toch het gevoel behoudt dat de kunstenaar een groot ruischen onderging, dat schelpen en zeeschuim de grond van zijn bezieling waren. Wie de roes van het zinnelijke vreest, van het edel-zinnelijke waarin het vleesch licht wordt, voor hem is Carpeaux geen meester. Hij heeft Frankrijk een laat Italiëgegeven, de muzikaalste barok welke men zich denken kan. Werk van hem, en van Rude, moet men eigenlijk zien op de plaatsen waar het zijn ornamentale functie vervult, want het heeft, ondanks de tendenz van het tegendeel, altijd nog vél meer gevoel voor den architectonischen opbouw dan men meenen zou. Maar men kan moeilijk den Are de Triomphe en de Groote Opera van Parijs naar Amsterdam doen verhuizen. Ook de fragmenten die wij op de tentoon stelling vinden, bewijzen echter, dat bij alle pathe tiek en bij alle zinnelijk ruischen, een edele eenvoud van handwerk den kunstenaar heeft gediend. De ware tegenspraak, het gesplitste en het dia bolische van het romantisme vindt men alleen bij Daumier. Zijn Ratapoil" is een grimas over het tijdperk, een ode aan den oplichter en gelukzoeker die zich uit ruïnes een keizerrijk wilde stichten, een lied op een enkele quint voor den havelooze. Licht vervoerbaar is de Franschman, maar altijd leeft daarnaast een vermogen tot diepe en hunet Oteaelijk mane critiek. Zelfcritiek en geestelijke reinheid. RODIN is een universum. Hij gaat de maat der dingen te buiten en is zelf mateloos. Hij is in het Egyptische koningsgraf en op de steigers van Reims, hij kruipt in de huid van Michel Angelo en zit aan de voeten der vrouwen van Kambodsja, hij zou de primitiviteit der holbewoners willen ver binden aan de muzikaliteit van Carpeaux. Maar geen eclecticus, niets van den arrangeur van aesthetische zaken ! Hij is een verlengstuk van de natuur, al haar krachten heeft hij opgeslorpt en al wat hij aan theorie ontdekt, heeft hij eerst proefondervindelijk doorleefd. Zijn fonds aan leefkracht is onuitputtelijk, zijn sensibiliteit is waarlijk zijn genie en zijn zenu wen mogen fijn verdeeld zijn, zij vertoonen nergens veegt eid en zwakheid. Van de edele bloedeloosheid van Rilke begreep hij niets. Het schijnt hier en daar tot de mode te behooren Rodin een overwonnen standpunt te achten. Waar en wanneer is het genie een afgedane zaak? Van niemand zoozeer als van dezen heros kan men zeggen, dat hij te laat geboren was, maar dan zoeke men bij hem geen zweem van vermoeidheid, doch alleen ondanks zijn brillant en van energie overschuimend leven de onmogelijkheid om te werken aan het groote monument, dat hem als een rad der gedachte door zijn hoofd draaide. Deze onmogelijkheid kwam niet op zijn rekening, doch op die van het tijdvak. Sommigen verdedigen het standpunt, dat een groot en waarachtig kunstenaar onmogelijk het verkeerde genre kan kiezen, den vorm niet wil na streven dien zijn tijd en zijn omstandigheden niet kunnen opbrengen en begunstigen. Voor deze op vatting is zeer veel te zeggen, doch zij faalt in de enkele gevallen die van nature gehouden zijn om, zonder imitatie, vormen voort te brengen waarvoor de tijd geen maatschappelijken achtergrond heeft. Rodin is zulk een geval. Hij was, voorloopig, de laatste uomo universale en had zooveel kracht dat hij zich rijk en geldig kon uitdrukken in iederen vorm dien hij verkoos. Al wat bestaat aan menPAG. 10 EN II DE GROENE NO. 3239

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl