De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 1 juli pagina 17

1 juli 1939 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal van De Groene INBRAAK BIJ DE GROENE" Inbrekers hebben zich vermoede lijk in den afgeloopen nacht toe gang verschaft tot het kantoor van de Groene Amsterdammer", Kei zersgracht 355. De dieven zijn waarschijnlijk door een dakraam binnengeklommen en hebben op het kantoor alles doorzocht. Zij moesten zich met een klein bedrag aan geld, dat zich in een lessenaar bevond, tevredenstellen. De recher che van het bureau Marnixstraat stelt een onderzoek in. DIT bericht heeft ieder uwer in de dagbladen kunnen lezen op Maandagavond 26 Juni j.l. Het berust geheel op waarheid. Dien ochtend om half acht kwam de weikster als ge woonlijk de bureaux opruimen, voor dat de leden van administratie en redactie hun werk zouden aanvangen. Zij vond de laden van een bureauministre opengetiokken, een zich daar in bevindend geldkistje geledigd. Een rek met boeken en voorwerpen, dat boven op de brandkast stond, was er afgegooid en boven in het gebouw stond een deur open, die naar een plat j e leidde. De werkvrouw belde de politie op en verwittigde de directie. Er werd een onderzoek ingesteld. Men zocht naar vingerafdrukken en toen later de ver schillende menschen op hun kantoor kwamen, werden zij beurt voor beurt ondervraagd. Den ochtend daarop ontving ik een britf: GEACHTE HEER, U zou wel willen weten, wie DE INBRAAK bij U gepleegd heeft? Ik zal het U zeggen: ik heb de inbraak gepleegd. U geloof mij niet? Luister U maar. U heb Zaterdagmiddag tegen kwart voor drie uur het gebouw vei laten en ik heb U nog tegen de deur zien drukken maar U heb mij niet ge zien want dat kon U niet want ik stond er tegenover in de portiek. Maai als U dacht dat ik toen maar naar binnen ben gewandeld, dan ken U mij niet. Niks. Ik heb ge wandeld tot acht uur en toen ben ik naar huis gegaan. Maar 's Zon dag om 2 uur in de morgen ben ik teruggekomen. Vijf huizen verder staat er een verdieping leeg. Die deur open te krijgen is voor mij een klein kunsje. Ik naar binnen en ik over de vijf daken naar U dak en ik mij laten zakken en ik op het plat j e en daai eenmaal is het geen groot kunsje meer en ik naar binnen en ik heb de deur weer ge sloten en heb rustig naar beneden en een onderzoek. De brandkast was mij te zwaar maar het kleine geld niet. Maar waarom zoo weinig ? En daarom kom ik tot U met een bede. Ik heb het DRINGEND NOODIG. Kunt U mij niet helpen aan zestig gulden dan kan ik het land niet veilaten. U kunt mij ont moeten vanavond om zes uur aan den hoek van de Brouwersgracht en den Heerengracht. Maar geen verdachte aardig heidjes, dan ziet U mijn niet. U beleefde G. Nadat ik dezen brief ontvangen had, verkeerde ik in tweestrijd. Moest ik dit ter bevoegder plaatse deponeeren opdat een arme drommel gepakt werd of zat hier voor mij wellicht prachtige copij in ? Ik besloot niets te zeggen en om zes uur mijn beleefde G", op te zoeken. Met een eenigszins angstig gemoed stond ik op de aangegeven plaats. Tien minuten over zes zag ik een man langs loopen, die mij opviel tusschen de velen die zich hier naar hun huis repten. En toen hij voor de tweede maal langs kwam sprak ik hem aan: Kunt U mij ook zeggen, hoe laat het is? Ik heb hier om zes uur een af spraak". De man grijnsde. Maak geen flauwsies", zei hij. Ik noodig je uit op een borrel daarzoo" en hij wees naar een vriendelijk kroegje, dat op dit oogenblik een prettige pleister plaats was van de werkende manne lijke bevolking van dit kwartier. Wij gingen naar binnen. Mijn vriend, de beleefde G., keek mij grijnzend aan. Niet mis, hèvader?" zei hij vrien delijk. Dat is een intressant stukje voor de krant. En nou me zestig gulden!" Ik legde hem uit, dat ik heelemaal niet van plan was, zijn brutalen eisch in te willigen. Hij mocht zich er mee tevreden stellen, dat ik hem niet direct had aangegeven. Dat is je geraden", zei G. Maar kijk U es, de zaak zit zoo. Ik ben getrouwd en ik heb een beste vrouw. Je zal der nog wel leeren kennen. En nou zoeken ze me voor een moeilijkheidje met een winkellade in Oost en nou wou ik niet, dat ze me pakten voor mijn vrouw en daarom wou ik weg en dan kan ze na komen en nou wou ik dat U op der paste en daarom gaan we nou naar der toe, dan ken je der leeren kennen". Hij stond niet toe, dat ik betaalde en haalde met een royaal gebaar een van onze rijksdaalders te voorschijn. Het huis van mijn beleefde vriend G. was werkelijk allergezelligst. Op de deur stond in een keurig plaatje zijn naam gegrift, die inderdaad met een G. begon. Er was een smal maar helder gangetje en twee vriendelijke kamertjes. En G. 's vrouw was inderdaad een beste. Een jonge vrouw, een blonde jordaansche meid van een bekorende jonge schoonheid met iets moederlijks en tegelijk uitdagends. Voor deze vrouw had de beleefde G. dus wet en geweten omzeild. Marie", zei G., dat is nou de meneer, die mij het geld wil geven om in Belgiëwerk te vinden. Zie je wel, dat er nog goede menschen zijn?" Marie toonde zich met een fel Liedeklein -j-T t ? 1 J > Hond in de gracht Er lag daarnet een hond in de gracht Op weg naar kantoor heb ik even gewacht Er stonden wel honderd menschen op de brug En de hond in de gracht zwom heen en weer terug. Want zoolang die zwom kon hij niet verzuipen Maar hij kon ook niet tegen de wal opkruipen. Die was veel te hoog. En de menschen staarden Geboeid. Enkelen hielpen en staken naar den Hond een stok met een haak, maar het dier kon 'm niet pakken En begon door moeheid aldoor dieper te zakken. Toen kwam er een vrachtboot met twee brave knapen Die voeren achteruit om het dier op te rapen Zij waren vlakbij. Maar de hond kon niet meer Zijn zwarte kop zakte en kwam niet weer Naar boven. De menschen aan den kant Hadden tranen in hun oogen en veegden met hun hand. Toen nam de eene- vent van de boot nog eens de haak Dregde onder water en ja, het was raak Druipend en nat en half verzopen Kwam het dier aan dek, dee zijn oogen open Men legde het aan land ja, het kon nog loopen 'En 't is, druipend en bevend, gauw weggekropen. Hoeveel meer bewust lijdt een mensch dan een hond Hoeveel dieper de Oceaan dan de grachtengrond Hoeveel menschen probeeren zich nog drijvend te houden En zouden niet verzuipen, als wij maar helpen zouden! Wij hebben slechts meelij als wij 't ongeluk zien Dan is n hond meer waard dan een mensch of tien. Op weg naar kantoor heb ik dit,goed verstaan: ,,Liever als hond in de gracht, dan als zwerver op d' oceaan!" IKS blauwen blik dankbaar en keek vol teederheid naar haar man. Hij zit z'n eigen op te vreten van de lammelendigheid. 't Is goed als hij wat omhanden krijgt. Reuze vriendelijk, dat U Piet wilt helpen". Ik wilde Piet niet helpen, maar deze vrouw teleur stellen in de wereld, in mij en in Piet was meer dan ik kon. En dus zweeg ik. En zet nou een kop koffie voor meneer, dan kunnen we over zaken praten". WE praatten over zaken. Toen ik dien avond thuis kwam en rustig mijn krant zat te lezen, verbaasde ik mij erover, hoe ik er in 's hemelsnaam toe gekomen was Piet G. plechtig, op handslag, vijftig gulden te beloven tegen den volgenden dag vier uur 's middags. Moest ik een belofte breken, die het leven van een man en een jonge vrouw zou redden? Moest ik naar de politie loopen en een vrijwillig geschonken vertrouwen schenden? Ik kon nog zeggen, dat ik hem aan het lijntje had willen houden en hem aan de recherche overleveren. Maar het geloof in de oogen van de vrouw, het vertrouwen in dien vreem den meneer en in haar Piet van wiens nachtelijke escapades zij niets scheen te weten, dat mocht ik niet beschamen. Ik probeerde het nog met een brief. BESTE PIET. Het spijt mij wel. Ik kan het geld niet geven. Ik zal zwijgen, maar val mij niet meer lastig". Dit verzond ik nog dien avond. Den volgenden morgen stond Piet voor mijn deur te wachten. Hij was heel vriendelijk, maar zei me, dat de politie bij zijn arrestatie heel verwonderd zou zijn over een brief van een lid van de redactie. En zoo zwichtte ik. Piet kreeg het geld. Dien avond kwam Piet dan weer bij mij. Hij zat keurig in de kleeren, en hij rook naar kapper en goede siga retten. Hij bedankte mij vriendelijk en liet mij vol trots een tweede klas kaartje naar Ostende zien. Tevens ver zocht hij mij, zijn vrouw te gaan troosten, die hij huilende had achter gelaten. Ik vertrok naar zijn gezellige woning. Ik vond er de jonge vrouw, in tranen, doch bereid zich door mij te laten troosten met de vaste belofte van bioscoopbezoek, zoolang Piet op werk in het buitenland was. En onder dit opbeurende gesprek werd er aan de deur geklopt. De rechercheur, die mij drie dagen geleden op onze kantoren had ondervraagd, trad binnen en toonde een haast dilettantische ver wondering, toen hij mij in deze woning aan trof. Hij richtte zich tot de vrouw: Is je man thuis?". Piet was er niet. Maar ik was er. De rechercheur keek mij peinzend aan. Hij vroeg mij, of ik den volgenden morgen even op het bureau zou willen komen. Toen de rechercheur gegaan was, zag Marie mij onbekommerd aan. Zij zei iets van bioscoop". Ik knikte be vestigend. Buiten riep ik een taxi aan en zei: station". In Roozendaal stapten we uit. En met een oude Ford van een inhaligen garagehouder reden wij 's nachts Belgiëbinnen. Nu zit ik te Brussel te schrijven. Marie telefoneert met Ostende. En dit is de eerste copij, die ik aan De Groene moet sturen om mijn schuld, mijn moreele misstap af te lossen. H. B. FORTUIN ;..... Was DE GROENE juist uitverkocht toen U er naar vroeg ? EEN GOEDE RAAD: NEEM EEN ABONNEMENT! PAG. 17 DE GROENE No. 3239

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl