De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 8 juli pagina 14

8 juli 1939 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

UITHU1ZIGHEDEN Stadsinventaris Tegenkomen IN elke stad wonen menschen en in elke stad komen menschen elkaar tegen. Hoe gaat dat, tegenkomen? Je loopt op het stoepje en in de verte komt meneer Van Brug aan. Dat is aardig, je zal hem groeten. En je gezicht gaat al in een lachende plooi staan. Maar dat wil je niet. Je wilt meneer Van Brug toch niet lachend tegenkomen en hem lachend groeten? Ondertusschen denkt de heer Van Brug: Daar heb je wa rempel meneer Van Zee. Ik zal hem groeten, vriendelijk en beleefd. Maar waarom moet ik nu lachen?" En de heeren Van Brug en Van Zee trekken aan hun gezichten tot ze weer eenigermate in de plooi zijn als zij elkaar pas seeren; zij groeten elkaar met een inge houden zenuwachtigen lach, die heel goed voor een vriendelijk gezicht door kan gaan, als niet de tinteling van hun oogen hen zou verraden. Dit was nu het gunstigste geval. Maar nu is Meneer Van Brug niet zeker, of meneer Van Zee hem nog wel direct zal herkennen. En meneer Van Brug zou liever op slag sterven dan Meneer Van Zee groeten als die hem niet terug zou groeten. Hetzelfde denkt echter de heer Van Zee. En dus komen ze op elkaar toe, allebeide broedend, wie nu het eerste zal groeten, of ze elkaar wel zullen herkennen, wegkijkend, naar elkaar toekijkend, tot op het laatste oogenblik meneer Van Zee, denkend dat Meneer Van Brug nu het eerst groet, onmiddellijk overdreven beleefd en buigend vriendelijk groet, waarop me neer Van Brug, blijde verrast door zoo veel onverwachte hartelijkheid van meneer Van Zee, aan wien hij nog juist getwijfeld had, of die hem wel zou her kennen, nog veel vriendelijker teruggroet, zeggend, terwijl hij zich nog naar hem omdraait: ,,ik had U eerst niet eens herkend !", waarop meneer Van Zee voorneemt, nooit meer meneer Van Brug te groeten. Dit zijn nu nog ongecompliceerde schoolgevallen. Ingewikkeld wordt het eerst, als men elkaar geld schuldig is, als men gisteren ruzie gehad heeft, als men met eikaars vrouw geflirt heeft of als men gezegd heeft: ik ga morgen naar Egypte met vacantie" en dat nu al weer vijf dagen geleden is. Moeilijker wordt het nog, als het gaat om dames, die men groeten wil, hoewel zij met een heer loopen, die men niet kent, waarop de dame denkt, dat gij haar niet wilt zien, en dat gij dus.... Dit is nog slechts het begin van het groet-code. Het zijn de basis-gevallen. En wij groeten den heelen dag. Wat maken wij het ons toch onnoodig moeilijk! Revue Buziau in de Bouwmeesterrevue (Stadsschouwburg) BUZIAU, dat is, elk jaar weer, een lach, een verlegen lach, een malwit gezicht, met rood aangezette sla pen. Buziau, dat is oneindig fijne kod digheid in drie, vier gebaren, een clown, die uit de volheid van een warm hart de wereld in de flits van n ondeelbaar oogenblik van kwajongensachtigheid dwars en op zijn kop zet. Buziau, dat is de man, die achter den rooden knolneus aankomt, zooals een vlindertje fladdert, blijde, kinderlijk blijde, in een dwaze wereld, die voor iedereen eens klaps dwaas geworden is, terwijl ze zoonet nog somber en droevig was. Ook bij Buziau is de wereld vaak treurig. Maar het is meer de treurig heid van een heel wijs en ver man; het is al poëzie geworden, het fladdert en het huppelt al. In Buziau zijn vele clownsgenres vereenigd. Hij is de crazy-clown; als hij in een theaterloge zit, is het ding bin nen een paar minuten afgebroken, heeft hij binnen twintig tellen twintig dwaze acrobatische touren bedacht en uitgevoerd. Buziau is de muzikale clown; als hij quasi cello speelt is het een we reld van concertzaal, ijdelheid en pot sierlijkheid. Buziau is de pierrot, in verlangen naar geluk; harlekijn in dwaze streken en onberekenbaarheid. Buziau is August, de man die de klappen krijgt; hij is de man, die het lied in Uw brievenbus stopt en die morgen beleefd antwoord komt ha len". Hij is de vergeten nachtwaker, die zijn heele leven al had willen slaBuz/'ou pen, maar die altijd maar weer waken moest, omdat zijn zoons werkloos zijn. Buziau is Jan Klaassen (in een on betaalbare poppenkast-parafrase), de man, die tegen de heele wereld, dood en fiscus, bakker en slager moet vech ten. Buziau in vele gedaanten, is de vol maakte vorm, die een clown kan krij gen, na vele, vele jaren. Laten wij hem in eere houden. Tooneel 'n Partijtje poker (Centraal Theater) De klucht ,,'n Partijtje Poker" is, als alle kluchten, vermakelijk, on waarschijnlijk en haalt zijn onderwerp uit het leven van iedereen: twee com pagnons, die niet met elkaar kunnen opschieten, daardoor zoo hevige ruzie krijgen, dat hun advocaat hun een partij poker voorstelt met als inzet, dat de verliezer een jaar lang huis knecht bij den ander zal zijn. De ruzie, de booze blikken van knecht" en heer" zijn hier stof tot Huisknecht-jan van Ees; Heer-Lou/s de Bree een zomeravond met veel vroolijkheid. Van Ees is een luchtige huisknecht, Myra Ward zijn kranige verloofde, De Bree een compagnon-heer vol leed vermaak. Tine Medema, Ans Koppen, Madeion Waldorp, Fred. Sterneberg en Sam de Vries helpen de serieuzere zijde van de handeling op gang. Film Neen m'n Dochter, Neen! C EES Laseur schijnt een zelfde voorkeur voor bepaalde Amerikaansche tooneelstukken te hebben als de producten te Hollywood; men kan nu tenminste bijna zijn geheele reper toire in filmbewerking herzien: Golden Boy, You can't take it with You, Soubrette en thans ook Yes my darling Daughter. Men herinnert zich mis schien nog het conflict: de botsing tusschen een moderne moeder, ge wezen suffragette en strijdster voor de vrouwenemancipatie en haar niet minder moderne dochter, die moeder's geavanceerde denkbeelden in de prac tijk wil brengen. Een juweel van een intrigue, veel humor en een paar harde waarheden. Humor op de film is een zeldzaam artikel, een enkele geniale regisseur kan het U leveren. Maar de regisseur van deze film is geen genie en hij maakt er dus een lawaaierig blijspel van met een moderne dochter, die voortdurend huilt, een geëmanci peerde moeder, die stuurloos doet en een onwaarschijnlijke grootmoeder, die moderner is dan ma en dochterlief tezamen. MIJN VRIEND, DE THUISZITTER over: HET WEER ALS het weer", aldus mijn vriend, de Thuiszitter, en hij belde naar ?** het dienstmeisje om het bier uit de ijskast te halen, ,,als het weer niet al bestond zou het uitgevonden moeten worden. Jij," aldus mijn vriend, jij beseft dat niet zoo omdat jij in het geheel niet veel snapt. Maar oorspron kelijke geesten zooals ik hebben dat allang voor zich zelf uitgemaakt, proost" zei mijn vriend, en dronk de schuimende kop van zijn ijskoud glas. Als het weer niet bestond, zou ,,'t" altijd gelijkmatig zijn, nooit veranderen. Er zou geen wind en geen windstilte, geen warmte en geen koelte, geen droogte en geen regen, geen zon en geen wolken zijn. Er zouden dus ook geen kapperswinkels meer bestaan, want waar zou men over moeten praten. De menschen zouden niet meer op theevisite gaan, op de tram zou men niets te zeggen hebben. Seizoenen waren er niet meer en het heele jaar zou U vrouw zeuren, dat zij eiken dag het zelfde aan moest trekken, hoewel ik er niet aan twijfel of de vrouwen zouden er wel iets op vinden om toch weer verschillende modes uit te denken. De krant miste zijn weerbericht, immers het zou weer eiken dag hetzelfde moeten zijn, de Bildt zou zijn slechten naam kwijt raken. IJssalons, znembaden, bontmakers, regenjasfabrieken, Chamberlain zouden hun attractie kwijt zijn. Revoluties en oorlogen zouden kunnen uitbreken op het oogenblik dat ze dat zelf maar wilden, en aangezien ze het achteraf zelf nooit gewild hebben, zou de wereld er dus veel rustiger door worden. En dus is een wereld zonder weer waarschijnlijk te verkiezen boven n mét weer: voor welke opvatting al dadelijk sterk pleit, dat wij het al eenige millioenen jaar mét weer geprobeerd hebben. En was dat zoo schitterend? Wij moeten dus het weer afschaffen, als het kan makrokosmisch, als het dan moet, alleen maar mikrokosmisch. Wij stellen de doodstraf op het denken over, reageeren op, praten, schrijven, teekenen over, kleeden naar aanleiding van, schelden over en genieten van het weer. En als dan alles ideaal verloopt en iedereen klaagt, dat hij nergens meer over kan klagen, zeuren of schelden, dan vinden wij tweeën het weer uit en worden beroemd, geëerd en schatrijk. Jammer dat jij die voortreffelijke idee nu weer niet gehad hebt en dat ik die nu weer moest hebben." Nieuwe Uitgaven DE Utrechtsche hoogleeraar prof. dr. P.Geyl heeft een uitvoerige stu die gewijd aan de familiebetrekkingen tusschen de Oranje's en de Stuart'stusschen de jaren 1641 en 1672. (P. Geyl: Oranje en Staart, 1641?1672, Uitg.: Oosthoek, Utrecht). Tegen dezen ach tergrond schildert hij de staatkundige ontwikkeling van de Republiek in het behandelde tijdperk op grond van veelal nog ononderzocht bronnen materiaal. Het boek geeft dus veel meer, dan de titel doet vermoeden. De afbeeldingen zijn ietwat duf, de uit voering is verder zeer fraai. DR. Arnoldus Noach heeft aan de zeld zame literatuur over onze Amsterdamsche Oude Kerk een zeer lezens waardig en vooral een uitvoerig en scherpzinnig gedocumenteerd boek toe gevoegd (De Oude Kerk te Am^tfrdam, N. H. Uitg. Mij., A'dam) Het vermeldt stoutmoedige hypothesen en vertelt aardige bijzonderheden uit de historie van dit gebouw, die voor een deel al vermeld werden in het artikel over de Oude Kerk, dat eenige weken geleden in dit blad verschenen is. De schrijver is niet slechts aan zijn onderwerp gegaan gewapend met kunst historische wetenschap, maar is het gebouw allereerst gaan bezien met een open oog voor de schoonheid en voor de taal die steenen en gewelven door hun uiterlijk reeds zelf vertellen. Dit maakt het boek in waarheid een levens-beschrijving van een gebouw. DRIE publicaties van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de Drooggelegde Zuiderzeepolders hou den zich met de Wieringermeer bezig. Mr. J. in 't Veld behandelde de Bestuurs inrichting, Dr. A. van Heek geeft een kundig overzicht van Economische en Sociale Problemen van de Wieringer meer, mr. dr. J. H. van Zanten heeft de Statistiek van de Wieringermeerbevolking d.d. i Januari 1938 opge maakt. (Uitgave van Samson te Al phen a. d. Rijn). De Stichting heeft nog een elftal publicaties in voorbereiding. Nuttig wetenschappelijk werk ten dienste van de practijk ! ZUID-AFRIKA is een land met een industrieele toekomst. Dat is de voornaamste conclusie van de lezens waardige dissertatie van den heer Bos man over de industrialisatie van dit gebied (G. C. R. Bosman: The industrialisation of South Africa, Uitg.: Den Boer, Middelburg en Rotterdam). De schrijver geeft een overzicht van de economische geschiedenis en huidige positie van dit Britsche dominion. Hij betoogt de wenschelijkheid van groote kapitaals-beleggingen. Zijnstudie wordt door enkele foto's en een bruikbare kaart vergezeld. EEN historisch-economische disser tatie die eveneens de aandacht van een wijder publiek verdient, is de studie over het leenstelsel van den heer dr. J. J. A. Wijs, reeds doctor in de scheikunde. (Bijdrage tot de kennis van het Leenstelsel in de Republiek Holland, N.V. Drukkerij De Resi dentie", Den Haag 1939). Vooral de jurist zal in deze studie merkwaardig en belangrijk materiaal vinden. AAN de verhouding tusschen Enge land en Europa in de tweede helft der i8e eeuw wijdde dr. H. Krekel een belangrijke studie (Engeland en Europa, M. Nijhoff, Den Haag). De kundige schrijver verloochende in zijn dissertatie zijn Hegeliaansch uitgangs punt niet. Volgens hem moet men de geschiedenis primair zien als een strijd tusschen beginselen. Ook zij die dit uitgangspunt overwonnen achten, zullen uit dit gedegen, voortreffelijk geschreven werkstuk zeer veel leeren. PAG. 14 DE GROENE No. 3240

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl