De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 8 juli pagina 15

8 juli 1939 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Uit de natuur Wij vangen duizend krokodillen HEEFT U weieens 'n krokodil gevangen? Nee ? Ikke wel: duizend. En dat per jaar, is sinds vijf jaar: 5000 krokodillen. Groot en klein dooreen natuurlijk, niet alleen pronkstukken. Het is traditie geworden: als het voorjaar echt doorzet, als de middaguren Nice'achtige airs aannemen en De Bilt zegt, hoopt of raadt, dat er geen nachtvorst meer komt, dan hoor ik van de telefoonjuf: Hier komt Rhenen voor U !" Dan eten we wat op den Rhenenschen Grebbeberg, dan drinken we wat, dan vangen we wat krokodillen. Dan komen die griezeldieren namelijk uit-het-zuiden-terug, na de zwaluwen. Dat Zuiden" is een nuchter pakhuis met kalen vloer, wat kippengaas en wat zinken bakken, waarin evengoed cokes of bleekpoeder geborgen kon worden, hier uiteraard krokodillen, waarmee maar gezegd wil zijn, dat een (winter) slapende krokodil niet vraagt om een ensceneering met palmen en aloës of wat dies meer zij, dat hem mitsgaders het hem bekijkend pubbliek herinneren moet aan de tropische rivier waarin hij zoo-geografisch thuis hoort". Hier, in dien décorloozen opslagplaats is het tamelijk donker en zoo in 't eerst.... is er geen krokodil te bespeuren. Alleen, zooals het ruischen van de zee weieens, haast abusievelijk, binnen dringt tot aan de bars langs den strandboulevard, zoo suist het er onophoudelijk. Dat wee gesis in het winterarchief, waar de 1000 Krokodillen van Ouwehands Dierenpark 's winters geparkeerd liggen, is de Taal der Crocodili. Hun praten is een zuchtenspraak. Ja, zuchten. Zoodra wij den schuur dieper indringen langs de afzonderlijke vakken waaróm ze in groepen zijn afgezonderd leest U over twintig regels neemt het gezucht toe. 't Is een indroef, door-en-door-móe zuchten. Waar die totaalzucht geslaakt wordt, is niet vast te stellen. Ze ben'mooi wakker," ontleedt de krokodillenoppasser den zuchtingsgraad. Nou" beaam ik, want al doende heb ik ook wat verstand gekregen van het Zucht-esperanto van den alligator mississipiensis zooals deze onlieve dieren zoölogisch heeten. Als we nog dieper den loods ingaan verandert en verergert het aantal decibels met de toonaard en de frequentie der zuchterij. Het gaat over van den verveelden geeuwzucht naar den geprikkelden zenuwzucht. Allemaal klaar?" beveelt directeur Ouwehand en mannen en jongensstemmen brommen van ja. Dan stappen we over het gaashek en staan daarmee op krokodillengrond. Om de situatie te begrijpen, lezer: de reptielen-wintergarage is verdeeld in rennen; elke vak heeft een droog gedeelte zijnde een plankenvloer, en een nat gedeelte t.w. een zinken bak. De meest sobere uitgaaf dus van het begrip Terra rium, dat immers land en water combineert. Bijna alle krokodillen ha !, nu zie ik ze, grillige grijszwarte rotsbergjes en bonkige takken: onbewegelijk liggen in de zwemafdeeling, d.w.z. opgestapeld in hun waterbakken. Eerst deze maar, mannen," en wij stappen in een middenren, waarin de middensoort. Kroko dillen, moet U weten, deelt men uitsluitend in naar hun lengte, want deze Emydosauria hebben een scherp standsgevoel: ze kunnen alleen opschieten met hun gelijken, met hun evengroote soortgenooten. Door de langeren en langsten worden de korteren en kortsten opgegeten. Is zoo'n kleinere toch nog niet genoeg onder den maat om heelemaal door den comparatief vorm verconsumeerd te worden, dan neemt de zwaardere genoegen met hetzij 'n poot of een kaakstuk of een sneedje staart. Vandaar dus, dat ze gescheiden (moeten) worden in zulke groepen van 2/300 elkaar-aankunnende exemplaren. Het beginnen met het type middenmoot" heeft bedrijf stechnische voordeelen. Kijk's aan: hoe kleiner een krokodil, des te quicker. Omgekeerd: hoe langer, hoe suffer. Maar die logge, lompe, plompe kanjers, waar geen beweging in te krijgen is, kunnen weer des te vervaarlijker meppen uitdeelen met hun zwiep-staart en hun kakement is eveneens naar rato. Deze, de middenstand, is de best hanteerbare. Dan komt bovendien het personeel er weer even in, Als het zomerzonnetje doorzet, verhuizen de 1000 krokodillen van Ouwehand van het winterslaaparchief naar den vijver cKompoonekruQ t ri M KI e c »? Tor^iM -^ n D d KI l M f; \- rJ -*"-? RONINGENwant in den afgeloopen winter van 1938/9 heeft Ouwehand geen kind gehad aan dat duizendtal verstijfde sauriërs. Dus: óp naar de middenmaat van M i.?a M 1.30. DAT gaat zóó: n man gaat boven het bassin staan en geeft 'n krokodil met een stok 'n tik op den kop. Het klinkt als op een leege kist; echt krokodillenleer is keihard. Klaarblijkelijk merkt de kilbloedige dikhuid het niet of hij neemt aan, dat er weer een soortgenoot over hem heenkruipt. Nog 'n tik: als reflex opent de krokodil zijn muil. Een grijswitte ruimte, geen bloedroode muil" dus, aan weerskanten onafzienbare rijen tanden.... Hup, 'n tweede man steekt hem vanaf den vasten wal" een knuppel tusschen de kaken. Hap, zegt de krokodil. Hebben, zegt de man. Want, als zoo'n kruipend gedierte iets tusschen zijn tanden krijgt, laat het principieel nooit meer los, bulldoggentactiek. Dus trekt de man aan zijn stok en sleurt zoodoende het heele krokodillengevaarte uit het bassin. Dan komt Man Drie in actie, want die houdt ('n vakfoefje, een kind kan het; het is maar een weet) losjes zijn hand of zelfs vinger óp den bovenkaak, dien de krokodil dan niet meer kan opensperren. Raar maar waar, 'n soort fabricagefout in het krokodillenchassis. Nu is het" gebeurd, immers kleine moeite om nu de kolossale hagedissenpooten te pakken en, deze als handvaten gebruikend, met z'n vieren of met z'n tweeën, al naar de zwaarte, den krokodil in een krat op een karretje te leggen. Geen vang netten, geen touwen. Maar.... .... maar intusschen is er beroering gekomen in de vormlooze rotsblokken en schotsen, die den berg lethargische krokodillen tezaam zoo vormen. Het glibbert en bibbert door elkaar. Of ze den eerstgevangene hebben zien" wegvoeren, of ze nu pas goed wakker zijn of dat de verdedigingszin, bij n geprikkeld, zich telepathisch verspreidt de dieren verstaan mekaar immers zonder gearticuleerde taal, voelen zintuigelijk eikaars onuitgesproken gedach ten" aan? is niet te zeggen. Maar op hun qui-vive zijn ze. Pas op !" klinkt het telkens, Kijk achter je, jongens", Let toch op, ie-die-joot !" De schuur is vervuld van n onheilspellende massazucht: n mille aan zuchtjes tezaam-golvend tot n massieve superzucht, waar de Brug der Zuchten naar zuchten en fluiten kan. Spierwitte gapende muilen, glazige futlooze oogen, de stompzinnige en toch wreede oogopslag der Kruipende Dieren, die biologisch zoo ver van ons, Warmbloedigen, afstaan. Als bajo netten uit den loopgraaf steken al die bovenkaken uit den zinkbak. De mannen raken er" weer in. TERWIJL de jachtploeg onderweg is, nemen wij, die het in het winterpakhuis afkeken (?gaat makkelijk, hè?"), hun baantje over. Ja tjaa, maar nu is er iets, waar ik niet op gelet had. Om namelijk boven het bassin te komen teneinde den een of anderen waaksenen krokodil in je lokstok te laten bijten, moet je er boven.... zweven. Je moet balanceeren op een latje, dat speciaal daarvoor is aangebracht; schijnbaar in der haast getimmerd dan toch, want nog geen gems kan op zoo'n rotsuitsteekseltje blijven staan als die op dien richel langs het krokodillenwater. Maar, toe maar ! En terwijl duizend krokodillen dreigend beneden me zuchten, tien man personeel glimlachen en twee bezoekers schaterlachen, zwaai ik mijn plaagstok boven de bekken. Maar ze happen niet, tot.... vizioenen over doormiddengebeten kaffer meisjes en geluidloos onder water weggetrokken Indianen uit Jules Verne me voor oogen schieten. Maar flink (zou ik dat zonder al die toeschouwers ook zijn?) tik ik op de schedels tot er eentje belieft zijn bek open te sperren en zich vast te klemmen. Los l" roept men me toe. Wat? Mezelf los laten? Nee, den stok! Een ander neemt hem over en trekt de n geworden klomp, krokodil-plus-stok, naar zich toe. Ik krijg een nieuwen lat voor den volgende. Karretje na karretje rijdt weg, dan vangen we het kleine goed. Houd je ze op een bepaalden manier vast, dan kunnen ze niks terugdoen", aldus de boekhouder, die incidenteel een puik krokodillenjager is geworden; zeker de creditzijde eens alliga tors. Alles tot je dienst, boekhouder, maar dat kunstje moet je dan toch maar meteen goed kennen, want je er in oefenen, gaat niet. Zóó hangen die kleine spartelaars aan je bloedende handen en een knappe boekhoudersjongen, die ze er dan weer afkrijgt. Dat lukt niet zonder breekijzer, infectie, pijn en (krokodillen)tranen. Weldra krioelt dan het buitenbassin, wél met palmen, die inclusief de bewoners zelf herinneren aan Florida, Miami en de Panamazóne met zijn gele koorts en gele creolen. De ouden, ouderen en oudsten met de alleroudsten, tevens de maximumkrokodillen, suffen in het zonnetje, dat, dunkt me zoo, ze maar schamel aan de zonovergoten Mississipipoelen zal herinneren. Slapen ze? Doezelen ze? Ik weet het niet en U ook niet. Misschien droomen ze wel van die broekspijpen met inhoud, die daarnet boven hun snuit wapperden en die ze vergaten te verhapstukken. Onze Nederlandsche citroenvlinders houden die hardleeren bonken voor harde turven of andere doode materie en spelen hun fladderend liefdesspel, dat ons aan rupsenplagen helpt, boven hun schubruggen, zetten zich neer op de kartel staarten om zich te laten zonnen en bevruchten. En voldaan, niet heelemaal ontrotsch, kuieren we met de nonchalance, moedige mannen eigen, langs Ouwehands Afrikaansche Steppe", waar struizen met zebra's en giraffen Afrika brengen", terwijl de leeuwen, met hun Je Maintiendrai-blik ons aanstaren en treuren over wat ze aan ons missen door de onover-springbare greppels van dit wonder mooi aangelegd vrijheidsdierenpark. En in mijn ooren suist en ruischt het na: duizend zuchten in nonstop geslaakt. Van het najaar bellen we je wel op . . . . Over het opbergen weer". Ik heb dus een vollen zomer levensprolongatie met twee gave beenen voor den boeg. DE JOSSELIN DE JONG N.v. ARNHEMSCHE HYPOTHEEKBANK HYP. KAPITAAL BESCHIKBAAR TEGEN UITERST BILLIJKE VOORWAARDEN De Directie: Mr J. F. VERSTEEVEN?Mr. H. G. VAN EVERDINGEN PAG. 15 DE GROENE No, 3?4Q

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl