De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 8 juli pagina 16

8 juli 1939 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal van De Groene OM geen proces aan mijn broek te krijgen, moet ik vooropstellen, dat alle personen in dit verhaal slechts in mijn verhit brein be staan met uitzondering van de haring, die onvervalschte Hollandsche nieuwe was. Geplant tegen de ijzeren leuning van de brug oprit zit mijn haringmannetje. Achter hem sluime ren in zalige onwetendheid de gerookte Harderwij kers, de harde bokkingen en de gerookte aal in ordelijke rijen in hun nette kistjes. Rond het stalletje hangt als een onzichtbare mistwolk de geur van zeebanket en uien. En ook mijn haringmannetje straalt een reclamelucht uit als een roodgloeiend potkacheitje zijn weldoende hitte. Als goed Hollander weten we, dat er een seizoen is voor haring, bokking en gerookte aal, een sei zoen, dat merkwaardigerwijs altijd schijnt samen te vallen met onze nationale feestdagen. Dan jubelt en feest Holland en beleeft het haringmannetje dagen, die aan de glorie van de Oost-Indische Com pagnie doen denken. Maar de andere dagen vliedt het leven van mijn haringmannetje rustig voort als het nimmer haas tende water van onze vaderlandsche stroomen. Hij had zijn vaste klantjes; de n met fijngesne den uitjes goed dicht gezaaid op het glanzend haringlijk, de ander met ringuien", die zoo handig op te pikken zijn. Neem toch een stokje" stond op het emaille bordje van mijn haringmannetje, want hij houdt van properheid. Langen tijd had hij het veld" alleen, totdat een energiek handelaar in zuidvruchten met de waar achtige goedertierenheid, die zich soms van het Hoofd van Politie meester maakt, het recht gegeven werd een standplaats te bezetten naast mijn haring mannetje en de sappige uitstalling van Jaffa's, ba nanen, bellefleurtjes en goudgele citroenen leek bijna een feest-versiering van mijn ietwat verslonste ophaalbruggetje. Na een paar dagen was er al een dikke vriend schapsband gegroeid tusschen het haringmannetje en den wakkeren handelaar in Jaffa's c.s. Genoeglijk hingen zij ieder op hun klein houten wiebelbankje, de magere beentjes in afgetrapte broeken als lianen ineen gestrengeld. En geen moment stonden de mummelmondjes van de twee oude baasjes stil. De geuren van de Harderwijkers en de West-Indische bananen bleken evenzeer vriendschap te hebben gesloten en hing thans als een stille bedreiging over de geheele brug. Klant na klant dook in de donder wolk van haring- en bananenlucht. Van den bananenman kreeg je centen terug, die naar haring roken, van den haringman dubbeltjes, die uit de kassa van Fyffes schenen te komen. Tegen twaalven muisden ze hun boterhammetjes op. Op beider schoot lag een opengeslagen krant met de hompige brokken brood en de nieuwsgierige musschen, die in vroeger dagen slechts van de kruimels van het haringmannetje hadden geleefd, zagen hun rantsoen verdubbeld en groeiden tegen de verdrukking in. Ze wisten reeds, dat de murme lende stemmetjes van de oubaasjes geen kwaad be doelden en in steeds dikker wordende drommen eischten ze hun doel op. De vriendschap tusschen die twee werd zoo innig, dat de bananenman een harde bokking bij zijn VOOR ELKE BEURS 'N brood at en het leege vet-druipende vel aan de meeu wen toewierp, terwijl zijn vriend de haringman niettegenstaande zijn emaille devies ,,De Haring in het land, de Dokter aan de kant" een banaantje bij zijn brood verschalkte. Het was een gemoedelijke ruilhandel, waar alles met gesloten beurzen betaald werd. Zoo was alles pais en vree en het leek of de hechte band van vriendschap, althans gedurende hun aardsch bestaan, onverbreekbaar zou zijn. Maar broodnijd loert verraderlijk rond alle hoeken en ook hier zou de ellendige ,,jalousie de métier" een einde maken aan wat een Paradijs op aarde leek. Het zonnetje lachte helder aan een azuren hemel. Gezellig zaten ze op hun wiebelstoeltjes te kletsen. Een gesprek, waar nimmer een einde aan be hoefde te komen, omdat er eigenlijk heelemaal geen begin aan was. Het zonnetje lachte dus en de zilve ren ruggetjes van de in kistjes gerijde haringen glommen en lonkten. Het was een echte haring-dag. TTOEN verscheen Isegrim, een slordige stadsI reiziger, die wellicht den vorigen avond een biertj e meer gedronken had dan goed voor hem was en getrouw aan de wijze leuze Haring moet zwem men" zijn oog wellustig over het glimmende ruggetje van een nieuwe Hollandsche liet glijden. ,,'n Hollandsche.... in mooten.... met dik uien asjeblieft" nijdasde Isegrim. Het haringmannetje sprong op, greep zijn schubbedekt keukenmesje en boorde zijn tot op het vleesch afgesneden nagels in het blanke spek van het haringruggetje. Ze bin best, meheer," mummelde hij verge noegd en met ware virtuositeit sneed hij het vischje in mooten, stalde ze uit op een stuk vetvrij papier en besprenkelde het geheel met een witte laag ge sneden uitjes. Van wege de properheid prikte hij er ten slotte een tandenstoker in. Isegrim hapte, smakte, proefde, fronsde de wenk brauwen, keek als een Feldwebel, die een ongepoetste knoop heeft ontdekt en bulderde: Noem je dat Hollandsche haring?.... Dat.... dat is Schótsche haring !" Het haringmannetje verschoot. Zijn bananenvrindje, dat nog geen handgeld had gehad, keek gemeen grinnikend den anderen kant uit. Maar, meheer," stamelde het haringbaasje, Schosse?.. . . Hoe durf u het te segge. . . . Het binne je reinste Hollandsche nieuwe. ..." Nijdig hapte Isegrim het laatste mootje naar bin nen, gooide zijn zes centen op het betaalbordje en terwijl hij nog even een paar vergeten stukjes ui inpikte bulderde hij: Moet je mij misschien vertellen wat Hollandsche nieuwe is. ... Vuiligheid, zeg ik je. ... Hollandsche nieuwe. .. Schótsche haring is 't, dat zeg ik je. .." en Isegrim verdween, terwijl het bedeesde haring mannetje als een geslagen hond achter bleef. Toen kreeg hij zijn moed terug: Schosse. . .. Schosse zeit ie. ... Heb je zoo ies meegemaakt?.... MIJN haring, m'n beste Hol landsche nieuwe zeit ie zalle me Schosse zijn. . .. Nou, nou," dit tegen West-Indië, nou.... seg dan 's wat. ..." Verlegen grinnekend schurkte de bananenman op zijn krukje. Wat mot ikke nou segge. . . . Weet ik veel of f e dat Schosse of Hollandsche haringe benne." De haring-magnaat werd bleek. Wat seg ie me daarfan?. . . . Hij weet niet of f e dat Hollandsche of Schosse benne. . . . Hij hep seker geen Hollandsche nieuwe bij zijn broodje op sitte smikkele. . . . Nee, hè.... jij weet niks, hè? Laat ik de minse misschien segge, datte jouw Jaffa's uit Abessiniëkomme. . . ." Nu werd Fyffes bleek. Hij gilde: Abessiniësal je me segge. . . . Mijn Jaffa's uit Abessinië!. . . . Al wil jij de minse oplichte met je Schosse. ..." Schosse. ... hij zeit Schosse !" gilde de ander. De menschen stonden stil. Zelfs de bruggewach ters, die anders slechts voor hun Gouwenaar en hun bruggetje leven, keken op. Het haringmannetje en de zuidvruchten-enthousiast kwamen adem te kort. Het publiek trotseerde de haring-uien- en bananenwolk. . . . Eindelijk hapte de haringman naar zijn buurman: Jij, jij. ... fuile bedrieger. ... Jij. ..." hij kon er bijna niet meer uitkomen, Dan gilde hij: Jij.... Kamerlid, dat je me d'r bent. ..." Toen werd het vechten en verschenen witte garen handschoenen: Het gezag ! ALLAN PENNING ?juiiiiulliiiii min iiiiini iiilimillilllllltllliliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiimiiiiMtmiiiimii mm m, ninii iiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiui iiiiiiiitniiiii uu u i Merkwaardige berichten Als wij dit naar Amsterdam telefoneeren, is het daar precies half drie middernacht." (H.) Hij was een man die n enkele maal een ei van Columbus naar het licht heeft mogen heffen en daarvoor onze blijvende erkentelijkheid ver dient." (H.) CHARIVARIA Zij hebben van de affaire-Oss een galg willen maken voor l arbertjcGoseling." (Tijd) Lees Max Havelaar nog eens over, Tijd. Het Engelsche offficierscorps ,,l)e poht ie-ot l icier Goddard \vas beschuldigd bij liet binnensmokkelen van illegale immigranten hulp te bcbbeii verleend." f A'. J Paindeluxe-brood Overhelling naar n kant kon echter niet uitblijven." (Volksbl.) Op het Binnenhof te Den Haag werd Woensdag het eerste van een reeks komende zomerconcerten ge geven." (Zw. C.) Dat lastige Hollandsen Het was een leerzamen en prettigen middag." (Geld. Bode) Een verkrachting van den meest elementairen goeden trouw. Treedt binnen door den oudsten poort." (G.) Het schip heeft rust zalen met rustbedden waarvan de passagiers, die daaraan behoefte gevoelen, gratis gebruik kunnen maken," (R.) Andere passagiers moeten er een kleinigheid voor betalen. Deze keer heeft \Valscliap liet happy-end gekozen." (R.) De volgende keer het happy ending kiezen, Walschap. Onze uitdragers ..Men mag een volksgroep niel bet uitdragen harer beginselen ont zeggen.11 (Lih. \VbI.) ,,Sleehts die partij kan de ware verdraagzaamheid uitdragen." (R.) ,, Wij moeten geen middel onbe proefd la t en on ze ideeën uit t e dragen." (L.' \V.) ,,I)e jongeren dienen zich voor bet uitdragen van de liberale beginselen beschikbaar te. stellen." f W.J BROCHES 20 STUKS Meemaaksels ,,De medewerkers zijn ons bekend voor de microfoon, doch in de zaal hebben we deze nog niet meegemaakt." ( Varablaadje) Wij leven in een bemoeizuchtigen tijd, die graag meemaakt hoe men roert in eikaars modder." (G.) Dr. Hulst heeft reeds herhaalde lijk zulke misdrijven meegemaakt." (T.) Onze pedagogen Men behoeft niet alles te lezen (misschien is het boek anders te lang), terwijl de inhoud naar ik geloof zal boeien. Men vindt bier een schat van wetenswaardigheden die slechts moei zaam zelf bijeen te brengen zou zijn." (Lerende Talen) Een lezer schrijft ons, met binnenhoogachting, dat hij met veel buitenpret in E. d. D. heeft gelezen: Met veel binnenpret hebben wij den heer Adolphe Max hooren spreken." De opbrengst en het omdenksel Gero moest nu eens de zedelijke moed opbrengen om dat te doen." (II,,11. H'bl.) Tegen ons kostbaarst bezit, ons lichaam hebben wij lang niet zooveel omdenkcn." (Gr,m. DM.) Steenen des aanstoots ,,lk lees in de X.K.C.: K. gaf blijk van een eenigszins oversolde positie. OiVi-MiiW is in handelskringen alge meen bekend, doch als men ook al gaat spreken van een oversolde positie dan wordt er toe h \sel wat al te erg niet einze taal, zoowel als niet de Kngelsrhc gesold." (J!, te R.) PAG. 16 DE GROENE No. 3240

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl