Historisch Archief 1877-1940
EEN artikel in de Moskou'sche Prawda bracht
vorige week Donderdag de bevestiging van
het vermoeden" dat de Fransche en Engelsche
regeering de Russische regeering verzocht had
den de onafhankelijkheid van Nederland te
garandeeren. Dit bericht wekte in Nederland
een schijn-opwinding, die des te minder gegrond
was omdat aan de openhartigheid van den heer
Zjdanow die het bedoelde Praiwfa-artikel had
geschreven, slechts in geringe mate behoefte was.
In bevoegde kringen, die nu opeens deden of hun
een donderslag bij helderen hemel trof, wist men
reeds lang wat er in internationale milieu's gaande
was.
Toen men, eind Januari van dit jaar, op grond
van zekere geruchten, in diplomatieke kringen
ernstig ongerust was over de mogelijkheid van een
Duitschen aanval op Nederland en Zwitserland,
hebben de Fransche en Engelsche regeering reeds
overleg gepleegd wat hun in dat geval te doen
stond. In den avond van den 28sten Januari deelde
Sir Eric Phipps, de Engelsche gezant te Parijs, de
Fransche regeering mede dat Engeland een Duitsche
bezetting van Nederland als casus belli zou beschou
wen. Hij verzocht Frankrijk, eenzelfde houding
aan te nemen. Bij ontstentenis van den heer
Bonnet, minister van buitenlandsche zaken, deelde
Daladier namens zijn regeering aan Sir Eric
Phipps mede, dat ook Frankrijk een aanval op
Nederland als casus belli zou opvatten, mits Enge
land een zelfde houding zou aannemen in geval
van een aanval op Zwitserland. Een dag later
was tusschen Londen en Parijs overeenstemming
bereikt.
Men vindt het relaas van deze onderhandelingen
in het nummer van 18 Maart van het Parijsche
weekblad l'Europe Nouvelle, dat bekend staat
om zijn voortreffelijke relaties met Daladier per
soonlijk en met de groep Eden-Churchill in Engeland.
VAN nationaal-socialistische zijde in binnen- en
buitenland insinueert men nu, dat Frankrijk
en Engeland niets minder van plan zijn dan onder
het mom bescherming der onafhankelijkheid"
te gelegener tijd een aanval op ons land te plegen.
Laat men de zaken toch niet uit overmaat aan
formalisme in een verkeerd daglicht stellen! Het
agressie-gevaar in het huidige West-Europa komt
van de zijde van Duitschland. Dat geldt voor ons
land, zoo goed als voor alle andere landen. Het gaat
ons er hier niet om, na te speuren, door welke
complexen van oorzaken het zoover gekomen
is dat men thans Duitschland in de eerste plaats
voor het agressie-gevaar aansprakelijk moet stellen.
Het gaat ons om het feit. Meer niet. En laat ons
vooral uit de nood der neutraliteitspolitiek geen
positieve deugd maken I
OP i October 1938 op het hoogtepunt van
de Tsjechische crisis schreef dit blad:
Er zou een oogenblik kunnen komen, waarop de
collectieve veiligheidsgedachte en de belangen der
staten, die uiteindelijk stellig in overeenstemming
met de belangen van ons land de bestaande inter
nationale rechtsorde verdedigen, met zich brengen
dat de Nederlandsche neutraliteit niet dan met
groote politieke, economische en strategische nadeelen
gehandhaafd kan blijven. Zou dat beteekenen dat
Nederland zich eo ipso aan de zijde moet scharen
van hen, wier daden en woorden den gewapenden
strijd met zich hebben gebracht f Wij meenen van
niet. Met een dergelijk automatisch trekken
der consequenties eener neutraliteits-politiek zonden
niet de belangen van het recht, noch die van ons land,
maar slechts die van de oorspronkelijke agressoren
gediend zijn.
De Groene" heeft op dit oogenblik aan deze
woorden niets toe te voegen.
^1 tjispen
' / woninginrichting
____?-' meubelen lampen
amsterdam den haag rotterdam
Minder boter, mér
Problemen van den oorlog dien de Japansche
regeering aan het binnenlandsche front moet strijden
Waar het om gaat
Wanneer het waar is, dat de Atlantische Oceaan,
aan wereldhistorischen maatstaf gemeten, afgedaan
heeft, en de Stille Oceaan de Oceaan der Toekomst
is, dan verdient het huidige Japansch-Chineesche
incident" alle aandacht als een der belangrijkste
gebeurtenissen der twintigste eeuw. Slechts met
de Britsche verovering van Voor-Indiëlaat zich
een poging vergelijken als die Japan thans onder
neemt. Het wil China's honderden millioenen aan
zich onderwerpen en, steunend op de arbeids
krachten en bodemrijkdommen van dit onmetelijke
land, een staat opbouwen welks gelijke de wereld
wellicht nooit heeft aanschouwd.
Nu de oorlog bijkans twee jaar lang gevoerd wordt,
schijnt het tijdstip gekomen te zijn waarop men zich
de vraag moet stellen of Japan's gigantische poging
kans van slagen heeft, Wil men deze vraag beant
woorden, dan dient men aanstonds enkele onbe
kenden te elimineeren. In de eerste plaats de kans
op een wereldoorlog waarbij Japan betrokken
wordt. In de tweede plaats de kans op een gewapend
conflict met de Sowjet-Unie. Men moet, met andere
woorden, den huidigen Japansch-Chineeschen oorlog
isoleeren, en zich afvragen: hoe zal deze oorlog
zich ontwikkelen, verondersteld dat er geen storen
de" invloeden van buiten optreden? Men houde
deze veronderstelling bij het hiervolgende in het oog !
Dit onderzoek kan, ondanks deze beperkingen,
van belang zijn, omdat velen, vooral in het kamp
der optimistische democraten, keer op keer de
voorspelling wagen, dat ook zonder het ingrijpen
van vreemde mogendheden het Japansche avon
tuur" in China tot mislukking gedoemd is.
China, zeggen zij is een onmetelijk groot land.
Japan heeft eenvoudig geen troepen genoeg om het
geheel te bezetten. Bovendien zal Tsjang-kai-Tsjek
er in verloop van tijd in slagen een leger te vormen,
dat sterk genoeg is om de Japanners te verdrijven.
Tenslotte wordt de economische en financiëele
toestand van Japan voortdurend slechter. De goud
voorraad verdwijnt, de prijzen stijgen, de bank~
biljetten-circulatie neemt buitensporig toe, de export
daalt catastrofaal, de staatsschuld groeit jaarlijks
met miüiarden yen aan, kortom: Japan staat op
den rand van den economischen afgrond. Spoedig
komt de ineenstorting en zal het zijn troepen uit
China moeten terugtrekken. Aldus de optimisten.
Eenigen tijd geleden is in dit blad een artikel
verschenen over het Nieuwe China, waarin betoogd
werd dat de nieuwe staat dien Tsjang-kai-Tsjek
in het Zuidwesten poogde op te bouwen, wel zekere
ontwikkelings-mogelijkheden bezat, doch dat men
niet mocht aannemen dat hij reeds de eerstvolgend6
jaren de kracht kon ontwikkelen, noodig om de
Japanners te verdrijven. Bezien wij thans de zaak
eens van den anderen kant; stellen wij de vraag
of de situatie in Japan inderdaad zoo critiek is
als door menigeen wordt beweerd.
Op jacht naar ijzer en petroleum
Het is zoo langzamerhand gemeengoed geworden,
dat een oorlog niet wordt gewonnen op het slag
veld, maar in de fabrieken. Het komt er in casu
niet op aan of Japan na in China een groote troepen
macht op de been kan houden, of het er nu bommen
werpers, oorlogsschepen en tanks naar toe kan
zenden, maar of het dat kan blijven doen. Over
het al of niet slagen van de Japansche verovering
wordt in de eerste plaats beslist door de structuur
van de Japansche industrie.
Als elke industrie is de Japansche van drie
factoren afhankelijk: arbeidskracht, grondstoffen
en kapitaal. Kon Japan vrij beschikken over vol
doende arbeidskracht, voldoende grondstoffen en
voldoende kapitaal, dan kon het den oorlog gedurig
uitbreiden. In werkelijkheid heeft Japan echter
een tekort aan grondstoffen en kapitaal. Slechts
aan arbeidskracht heeft het geen gebrek: de bevol
king breidt zich gestadig uit; door de slechte levens
voorwaarden op het vaak half-verhongerde platte
land trekt per jaar een klein half millioen arbeiders
en arbeidsters naar de groote steden om er voor een
belangrijk gedeelte door de groote en kleine fabrie
ken opgeslokt te worden.
Welke maatregelen heeft nu de Japansche regee
ring genomen om te verhoeden dat het tekort
aan grondstoffen en kapitaal catastrofale vormen
aannam? Catastrofaal" wil hier zeggen: dus
danige vormen dat zij den strijd in China zou moeten
staken.
Teneinde dat te verhinderen heeft deze Japansche
regeering de geheele industrie verdeeld in twee
groepen: de groep die militair van belang is, en
de groep die militair niet van belang is. De ontwikke
ling van de eerste groep wordt voortdurend gestimu
leerd, de ontwikkeling van de tweede wordt
zooveel mogelijk geremd.
Het tekort aan grondstoffen is van meet af aan
de nachtmerrie geweest van de Japansche regeering.
Petroleum, rubber, ijzer, steenkool, tin, katoen
zij had van alles te weinig: zij moest dus van alles
koopen. Zoodra het conflict echter uitbrak, besloot
zij den geheelen buitenlandschen handel onder
haar controle te nemen. In September 1937 werden
grondstoffen en materialen in groepen verdeeld:
Japansche recruten, gereed om te sneuve/en in China's b/nnen/anden
PAG. 4 DE GROENE No. 32-tO