De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 8 juli pagina 4

8 juli 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

EEN artikel in de Moskou'sche Prawda bracht vorige week Donderdag de bevestiging van het vermoeden" dat de Fransche en Engelsche regeering de Russische regeering verzocht had den de onafhankelijkheid van Nederland te garandeeren. Dit bericht wekte in Nederland een schijn-opwinding, die des te minder gegrond was omdat aan de openhartigheid van den heer Zjdanow die het bedoelde Praiwfa-artikel had geschreven, slechts in geringe mate behoefte was. In bevoegde kringen, die nu opeens deden of hun een donderslag bij helderen hemel trof, wist men reeds lang wat er in internationale milieu's gaande was. Toen men, eind Januari van dit jaar, op grond van zekere geruchten, in diplomatieke kringen ernstig ongerust was over de mogelijkheid van een Duitschen aanval op Nederland en Zwitserland, hebben de Fransche en Engelsche regeering reeds overleg gepleegd wat hun in dat geval te doen stond. In den avond van den 28sten Januari deelde Sir Eric Phipps, de Engelsche gezant te Parijs, de Fransche regeering mede dat Engeland een Duitsche bezetting van Nederland als casus belli zou beschou wen. Hij verzocht Frankrijk, eenzelfde houding aan te nemen. Bij ontstentenis van den heer Bonnet, minister van buitenlandsche zaken, deelde Daladier namens zijn regeering aan Sir Eric Phipps mede, dat ook Frankrijk een aanval op Nederland als casus belli zou opvatten, mits Enge land een zelfde houding zou aannemen in geval van een aanval op Zwitserland. Een dag later was tusschen Londen en Parijs overeenstemming bereikt. Men vindt het relaas van deze onderhandelingen in het nummer van 18 Maart van het Parijsche weekblad l'Europe Nouvelle, dat bekend staat om zijn voortreffelijke relaties met Daladier per soonlijk en met de groep Eden-Churchill in Engeland. VAN nationaal-socialistische zijde in binnen- en buitenland insinueert men nu, dat Frankrijk en Engeland niets minder van plan zijn dan onder het mom bescherming der onafhankelijkheid" te gelegener tijd een aanval op ons land te plegen. Laat men de zaken toch niet uit overmaat aan formalisme in een verkeerd daglicht stellen! Het agressie-gevaar in het huidige West-Europa komt van de zijde van Duitschland. Dat geldt voor ons land, zoo goed als voor alle andere landen. Het gaat ons er hier niet om, na te speuren, door welke complexen van oorzaken het zoover gekomen is dat men thans Duitschland in de eerste plaats voor het agressie-gevaar aansprakelijk moet stellen. Het gaat ons om het feit. Meer niet. En laat ons vooral uit de nood der neutraliteitspolitiek geen positieve deugd maken I OP i October 1938 op het hoogtepunt van de Tsjechische crisis schreef dit blad: Er zou een oogenblik kunnen komen, waarop de collectieve veiligheidsgedachte en de belangen der staten, die uiteindelijk stellig in overeenstemming met de belangen van ons land de bestaande inter nationale rechtsorde verdedigen, met zich brengen dat de Nederlandsche neutraliteit niet dan met groote politieke, economische en strategische nadeelen gehandhaafd kan blijven. Zou dat beteekenen dat Nederland zich eo ipso aan de zijde moet scharen van hen, wier daden en woorden den gewapenden strijd met zich hebben gebracht f Wij meenen van niet. Met een dergelijk automatisch trekken der consequenties eener neutraliteits-politiek zonden niet de belangen van het recht, noch die van ons land, maar slechts die van de oorspronkelijke agressoren gediend zijn. De Groene" heeft op dit oogenblik aan deze woorden niets toe te voegen. ^1 tjispen ' / woninginrichting ____?-' meubelen lampen amsterdam den haag rotterdam Minder boter, mér Problemen van den oorlog dien de Japansche regeering aan het binnenlandsche front moet strijden Waar het om gaat Wanneer het waar is, dat de Atlantische Oceaan, aan wereldhistorischen maatstaf gemeten, afgedaan heeft, en de Stille Oceaan de Oceaan der Toekomst is, dan verdient het huidige Japansch-Chineesche incident" alle aandacht als een der belangrijkste gebeurtenissen der twintigste eeuw. Slechts met de Britsche verovering van Voor-Indiëlaat zich een poging vergelijken als die Japan thans onder neemt. Het wil China's honderden millioenen aan zich onderwerpen en, steunend op de arbeids krachten en bodemrijkdommen van dit onmetelijke land, een staat opbouwen welks gelijke de wereld wellicht nooit heeft aanschouwd. Nu de oorlog bijkans twee jaar lang gevoerd wordt, schijnt het tijdstip gekomen te zijn waarop men zich de vraag moet stellen of Japan's gigantische poging kans van slagen heeft, Wil men deze vraag beant woorden, dan dient men aanstonds enkele onbe kenden te elimineeren. In de eerste plaats de kans op een wereldoorlog waarbij Japan betrokken wordt. In de tweede plaats de kans op een gewapend conflict met de Sowjet-Unie. Men moet, met andere woorden, den huidigen Japansch-Chineeschen oorlog isoleeren, en zich afvragen: hoe zal deze oorlog zich ontwikkelen, verondersteld dat er geen storen de" invloeden van buiten optreden? Men houde deze veronderstelling bij het hiervolgende in het oog ! Dit onderzoek kan, ondanks deze beperkingen, van belang zijn, omdat velen, vooral in het kamp der optimistische democraten, keer op keer de voorspelling wagen, dat ook zonder het ingrijpen van vreemde mogendheden het Japansche avon tuur" in China tot mislukking gedoemd is. China, zeggen zij is een onmetelijk groot land. Japan heeft eenvoudig geen troepen genoeg om het geheel te bezetten. Bovendien zal Tsjang-kai-Tsjek er in verloop van tijd in slagen een leger te vormen, dat sterk genoeg is om de Japanners te verdrijven. Tenslotte wordt de economische en financiëele toestand van Japan voortdurend slechter. De goud voorraad verdwijnt, de prijzen stijgen, de bank~ biljetten-circulatie neemt buitensporig toe, de export daalt catastrofaal, de staatsschuld groeit jaarlijks met miüiarden yen aan, kortom: Japan staat op den rand van den economischen afgrond. Spoedig komt de ineenstorting en zal het zijn troepen uit China moeten terugtrekken. Aldus de optimisten. Eenigen tijd geleden is in dit blad een artikel verschenen over het Nieuwe China, waarin betoogd werd dat de nieuwe staat dien Tsjang-kai-Tsjek in het Zuidwesten poogde op te bouwen, wel zekere ontwikkelings-mogelijkheden bezat, doch dat men niet mocht aannemen dat hij reeds de eerstvolgend6 jaren de kracht kon ontwikkelen, noodig om de Japanners te verdrijven. Bezien wij thans de zaak eens van den anderen kant; stellen wij de vraag of de situatie in Japan inderdaad zoo critiek is als door menigeen wordt beweerd. Op jacht naar ijzer en petroleum Het is zoo langzamerhand gemeengoed geworden, dat een oorlog niet wordt gewonnen op het slag veld, maar in de fabrieken. Het komt er in casu niet op aan of Japan na in China een groote troepen macht op de been kan houden, of het er nu bommen werpers, oorlogsschepen en tanks naar toe kan zenden, maar of het dat kan blijven doen. Over het al of niet slagen van de Japansche verovering wordt in de eerste plaats beslist door de structuur van de Japansche industrie. Als elke industrie is de Japansche van drie factoren afhankelijk: arbeidskracht, grondstoffen en kapitaal. Kon Japan vrij beschikken over vol doende arbeidskracht, voldoende grondstoffen en voldoende kapitaal, dan kon het den oorlog gedurig uitbreiden. In werkelijkheid heeft Japan echter een tekort aan grondstoffen en kapitaal. Slechts aan arbeidskracht heeft het geen gebrek: de bevol king breidt zich gestadig uit; door de slechte levens voorwaarden op het vaak half-verhongerde platte land trekt per jaar een klein half millioen arbeiders en arbeidsters naar de groote steden om er voor een belangrijk gedeelte door de groote en kleine fabrie ken opgeslokt te worden. Welke maatregelen heeft nu de Japansche regee ring genomen om te verhoeden dat het tekort aan grondstoffen en kapitaal catastrofale vormen aannam? Catastrofaal" wil hier zeggen: dus danige vormen dat zij den strijd in China zou moeten staken. Teneinde dat te verhinderen heeft deze Japansche regeering de geheele industrie verdeeld in twee groepen: de groep die militair van belang is, en de groep die militair niet van belang is. De ontwikke ling van de eerste groep wordt voortdurend gestimu leerd, de ontwikkeling van de tweede wordt zooveel mogelijk geremd. Het tekort aan grondstoffen is van meet af aan de nachtmerrie geweest van de Japansche regeering. Petroleum, rubber, ijzer, steenkool, tin, katoen zij had van alles te weinig: zij moest dus van alles koopen. Zoodra het conflict echter uitbrak, besloot zij den geheelen buitenlandschen handel onder haar controle te nemen. In September 1937 werden grondstoffen en materialen in groepen verdeeld: Japansche recruten, gereed om te sneuve/en in China's b/nnen/anden PAG. 4 DE GROENE No. 32-tO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl