Historisch Archief 1877-1940
De reportage van de week
Als iedereen een auto had....
Zoo zouden de Hollandsche pleinen er uit zien. als
iedereen een auto had. Nu is het nog een plein bij
een bijzondere gelegenheid: het stadionplein tijdens
een internationalen wedstrijd
ALS er nu eens een fee kwam, die zei: Nu
mogen jullie n wensch doen," dan zouden
onmiddellijk 300.000 Nederlanders zeggen:
Geef ons een motorrijtuig".
Maar die fee is er niet, en dus zijn er in ons land
300.000 menschen, die wél een rijbewijs hebben
maar geen motorrijtuigen die dus vol afgunst staren
naar de 200.000 overige rijbewijsbezitters, die wel
een eigen stuur hebben om achter te kruipen.
U kunt nu dat totïle aantal autobezitters deelen
op de bevolking en dan krijgt U, dat er in elke
Hollandsche auto 99 personen moeten zitten, wil
de heele bevolking zich per personenauto verplaat
sen. In de Vereenigde Staten van dat wonderbare
Amerika zitten ze daarmee vergeleken ontzettend
ruim, met zijn vijven in n wagen. In tien
Europeesche landen zitten ze bovendien eveneens ruimer
dan wij, opeengepakte Nederlanders: België, Dene
marken, Duitschland, Frankrijk, Groot-Brittannië,
Ierland, Luxemburg en Zweden gaan voor ons uit.
En ook, als je niet alleen het aantal
personenautos neemt, maar de bevolking verdeelt over alle
beschikbare motorrijtuigen, dat zijn dus:
personenautos, bussen, motorfietsen en driewielers, ook dan
zitten wij maar erg benauwd. De Amerikanen doen
het weer het best. Zij zitten met zijn vieren. En
wij met zijn achtenvijftigen! In 16 Europeesche
landen zit je ruimer; in 21 zit je nauwer. In Monaco
gaan er 12 in n motorvervoermiddel. In Bulga
rije 1484. Het kan dus beter en ook nog veel erger.
De regeering voelt dit alles wel. Zij heeft, vooral
als men schreeuwt, een open oog voor de benauwd
heden der inwoners. En dus probeert men er iets
aan te veranderen. Wat zijn de redenen, dat niet
elke vijf menschen een auto hebben? Wel, het zou
kunnen zijn, omdat een auto duur is. Goed,
koop dan een goedkoope. Dat kan. Betaal de ver
zekering en ga rijden ! Maar hoeveel moet ik nu
per jaar aan den Staat der Nederlanden betalen
om zulk een gemiddelde en middelmatige auto te
rijden? Dat zal U niet meevallen. U betaalt den
fiscus direct in zijn fiscale handen of indirect
opgelost in benzine en olie per jaar ongeveer
450 harde Hollandsche guldens. Is het wonder, dat
wij met zijn negenennegentigen in n auto zitten?
Op elke liter benzine van !33/4 cent betaalt U 73/4
cent belasting. U betaalt per jaar (natuurlijk met
z'n allen) 233/4 millioen gulden wegenbelasting en
ieder van U betaalt nog eens een slordige vijftig,
honderd gulden personeele belasting voor Uw
auto. Is het wonder dat, zoo men al rijdt, men met
oude autos rijdt, dat men zoo weinig mogelijk
rijdt, dat de meesten niet rijden? Is het wonder,
dat de automobilisten, georganiseerd o.a. in de
K.N.A.C., hun protesteerende stem lieten en laten
hooren? En is het geen wonderlijk prettig bericht,
dat de regeering de personeele belasting op auto's
af wil schaffen, daar deze (ik citeer den minister
en zijn heele departement) abnormaal remmend
werkt, op de aanschaffing van een auto". Wel
was er vermindering van hoofdsom en de vele
onberekenbare (maar wel degelijk berekende)
opcenten voor hen die de auto in beroep of bedrijf
zeiden te gebruiken. Maar bewijs maar eens, wan
neer dat het geval is en wanneer niet. Als dokter
Pietersens bij zijn rijken patiënt Janssens gaat
eten, is dat beroep of plezier? Het hangt van het
diner af en vertel dat eens aan een inspecteur van
de personeele belasting !
De verminderde (personeele) belastingopbrengst
wordt door de regeering natuurlijk weer ergens an
ders op verhaald. Men verwacht toeneming van het
aantal automobielen met ongeveer 10%. En, dat is
natuurlijk auto-logisch gedacht, al die 10% moeten
ook weer benzine koopen om te kunnen rijden,
anders heb je niets aan een auto, want je kunt ten
slotte je familie niet laten duwen. En dus koopen al
die nieuwbakken automobilisten ook weer zoet hun
litertjes extra boven de 500.000.000 die er al gesleten
worden, en daarvan haalt Oom Staat ook weer zijn
zeven centjes per liter. Zoo wordt er meer geïmpor
teerd, meer auto's en meer onderdeelen. Meer men
schen vinden er werk. Wagens worden eerder ver
nieuwd. Er worden wellicht grootere en duurdere
wagens gekocht. En grootere wagens vragen meer
benzine en zwaardere wagens betalen meer wegen
belasting. En zoo zou iedereen tevreden zijn, als de
automobilisten het ook waren, die toch blijven kla
gen, dat de groote bedragen uit hun zak in het we
genfonds vloeien en vandaar weer te weinig over
wegen, bruggen, verlichting en verbreeding.
MAAR hoe zouden die automobilisten eerst kla
gen, als die fee van daarnet kwam en inderdaad
met autos ging rondstrooien! Het moet wel een fee
zijn, want anders komt het er niet van. Want onze
levensstandaard is niet zoo hoog als in het in dit
opzicht Amerikaansche paradijs; onze wegen
zijn niet zoo talrijk als in vele omringende landen.
Onze afstanden zijn niet zoo groot en.... onze
fietsen zijn zoo gemakkelijk en zoo goedkoop en zoo
onuitroeibaar. Maar goed, als nu die fee eens kwam...
Dan reden, laten wij zeggen, op zijn Amerikaansch,
elke vijf Nederlanders met een auto. Dat zijn er dus
ongeveer twintig maal zoo veel als het er nu zijn. U
kunt gerust zeggen, dat onze wegen tien maal te
kort zouden schieten. Amsterdam's Leidschestraat
op een spitsuur zou een puinhoop zijn, een automa
tisch autokerkhof. En dus zouden de auto's buiten
de steden moeten blijven. Parkeerruimte zou in
hemelhooge torens moeten gevonden worden of onder
den grond.
De tram zou slechts in de binnenstad nog
rendeeren .Daarbuiten zouden de menschen voetje voor
voetje vervoerd worden in de honderdduizenden
autos. De groote wegen zouden dubbel zoo breed
moeten zijn, de kleine zouden uitvallen. Heel ons
land zou een queue puffende, hijgende, remmende,
racende, botsende, stinkende, vloekende en door-én
schietende autos zijn. Geen lucht van hooi en bloe
men, slechts benzinedamp; geen stilte en kalmte,
getoeter en gejacht. En als we dat bedenken, zijn
wij blij niet meer in den tijd van sprookjes en feeën
te leven, en voor een fiscale wetgeving die, om het
zacht te zeggen, niet zachtzinnig is. En zoo schar
relen we getroost door met onze 200.000 motor
rijtuigen. Het kon ruimer, nee, het moest ruimer.
Het zou ook heel vél ruimer kunnen. Maar dat zou
eerst recht benauwend zijn! H. B. F.
Kleine perikelen
HET is merkwaardig hoe het
zelfde ding, dezelfde ver
schijning, hetzelfde verhaal, het
zelfde bericht, verschillende reac
ties kunnen teweeg brengen. Neemt
u bij voorbeeld het geval van den
Parijschen banketbakker die van
zijn vrouw af wilde. Vóór een
banketbakker van zijn vrouw af
wil, moet er heel wat gebeuren.
Een banketbakker is niet iemand
die de ijdelheden der wereld achter
na loopt, in zijn vak is niets
dat hem praedisponeert tot Don
Juannerie de wedrennen bren
gen hem het hoofd niet op hol.
Doch deze man had een vrouw
die hem gewoonweg negerde en
zoo verschrikkelijk uitschold dat
de room in de taartjes zuur werd.
Maar ze was zoo listig, hem niet
onder getuigen uit te schelden en
wat deed nu de banketbakker?
Hij plaatste een gramofoon-op
name-toestel en toen zijn platen
in kannen en kruiken waren, bij
wijze van spreken, liep hij naar
den rechter....
Je zou zeggen: een rechter is
óók een man. Doch de Parijsche
rechter wilde van de
gramofoonplaten niets weten en snauwde
den advocaat van den banket
bakker bijna af. Het was, vonden
de heeren, geen deugdelijk bewijs
middel, want een opname kon
je op allerlei manieren vervalschen.
Alsof een getrouwd man niet
direct aan een scheldplaat zou
kunnen hooren of deze echt is of
vervalscht....
In ons gezin, dat beu is van
Danzig en den Corridor, wekte
het proces de hevigste belang
stelling ....
Ik sta aan de zijde van de
vrouw", zei Gisse. Wanneer
een man met een opnamekistje
moet scharrelen om zijn vrouw
in het ongeluk te storten, dan is
die man een knoeier en een
gniepert. Dan verdient die man
die vrouw niet!"
En die man wil van die vrouw
af! Dat klopt dan toch maar.
Je doet bovendien net of je die
vrouw kent...."
Ken jij dan dien banketbak
ker?"
Neen! Maar ik ken banket
bakkers in het algemeen. Dat
zijn zachte menschen. Nooit werd
een banketbakker in de historie
van de misdaad met een sterretje
vermeld . . . . "
Een vrouw kan van een man
genoeg krijgen, al bakt hij taar
tjes. Wij moeten eerst weten
waarom die vrouw schold en in
hoeverre zij geprikkeld werd door
haar man. Misschien bakte hij
uitsluitend taartjes, en een mensch
leeft niet van taartjes alleen.
Misschien was het een suf fert.. .."
Zijn gramofoonuitvinding wijst
eerder op een zekere slimheid..."
Misschien was hij te slim.
Dat vinden vrouwen óók niet
prettig. In ieder geval was het
een gemeenheid! Er zijn nog
rechters in Parijs."
Dat was plagiaat. Maar het
toont voldoende de afschuwelijke
afgrond die er geeuwt tusschen
man en vrouw. Wat moet voor
taan een man doen die door zijn
vrouw uitsluitend in de intimiteit
wordt uitgescholden? Geen op
name-apparaat. Moet hij soms
een deurwaarder met twee ge
tuigen in de kleerenkast binnen
smokkelen? Heeft iedereen een
kleerenkast die zoo groot is, bij
de tegenwoordige architectuur ?
Moet hij terugschelden ?
Moet hij zijn vrouw slaan?
Als hij dat had gedaan, zou
zijn vrouw vermoedelijk niet meer
hebben gescholden", zei Gisse.
En nu moet je maar weten hoe
je dat opvatten moet....
J. VAN HOORN
PAG. 7 DE GROENE No. 3240