Historisch Archief 1877-1940
enus~
e
Een verhaal van De Groene
door A. J. D. van Oosten
IN den tuin van het groote buitenhuis
loopt de jonge opvolger van de respec
tabele heeren Van Macaberen. Hij loopt
langzaam van het groote rozenpark voor
het huis, naar het majestueuze hek van
den tuin, bij de inrijlaan. Tuin is eigenlijk
te weinig gezegd voor het complex der
gronden rond het huis. Maar een park
kan men dit terrein toch ook niet noemen.
Een park behoort, om in stijl te blijven:
bij een kasteel. Het kasteel der Van
Macaberen's ligt afgezonderd en verweg
sedert elf eeuwen in Gelderland. Daar zijn
zij tot dat aanzien geklommen dat hen
onmisbaar maakte in de buurt van het
hertogelijke hof. Sindsdien konden zij zich
buitenhuizen in de omgeving, de illustere
omgeving van de vorstelijke residentie ver
oorloven, om niet te zeggen: aanmatigen.
En zulke buitenhuizen hebben tuinen, die
in omvang bijna met parken kunnen
wedijveren, omdat hun eigenaars nu een
maal moeten wedijveren in het elkaar
afsteken van de loef, onder het oog van
den vorstelijken heer.
De jonge opvolger is de eenige aan
staande erfgenaam, ook van den ouden,
door-adelden naam der voorvaderen. Hij
is gebeten op dien naam als op een vijand,
die onder valsche vlag vaart. Op het lyceum,
dat hij met leeraren en al, evenzeer haat,
laat hij zich Nand noemen, gewoon Nand.
Zulks uit weerzin tegen de bevroren
reeks voornamen, die hem erfelijk toe
bedacht is. Jonkheer Hildebrandus,
Ewaldus, Amandus, Ferdinandus Van Macaberen
tot Ondergaanderen! Van vader op zoon
zijn de oudste kinderen onder dit vonnis
van vreeselijke namen ten doop gehou
den; steeds in hooge tegenwoordigheid
van den vorst!
Nand zegt hij, wanneer hij zich moet voorstellen
en voor wie hem niet nader kennen, voegt hij er
met zekeren wrevel aan toe: Van Gaanderen.
Hij is nu van 't rozenpark bij 't hek aangekomen
en kijkt verveeld de diepe laan in. Aan het eind ervan
ligt de groote weg. Zijn jonge argeloosheid over
wint geleidelijk zijn verveling. Hij gaat echter niet
naar buiten, den grooten weg op, maar slaat links-af
en loopt het tuin-park, den park-tuin in. Het ver
vloekte examen zit hem dwars, dat hij heeft moeten
afleggen. Met een telkens nog terugkeerende ver
bittering denkt hij aan de sof van gisteren. Ook
dit is een erfenis van het voorgeslacht. Geen der
spelers en jagers uit de roemruchte rijen der Maca
beren's heeft hem het voorrecht geschonken, bij
zijn toekomstig bezit óók nog over hersens te be
schikken.
Hij ergert zich nog steeds, nu hij de brug van
boomstammen over trekt, die de beide tuinhelften
verbindt. Een der Van Macaberen's, het moet de
XVIde of de XVIIde geweest zijn, heeft in de jaren
kort voor de Fransche revolutie zijn lijfeigenen aan
het graven van een vaart gezet, rondom het buiten
huis. Een speelsche trek, door toedoen van een
levenslustige moeder in zijn karakter tot uiting ge
komen, had dezen Vaartenlegger ertoe verleid, om
een aftakking der waterstroomen kronkelend door
den tuin te trekken. Dit maakte toen ook de brug
noodig.
Daarachter lag sindsdien een open veld, waar
de edele dames en heeren het bal-spel op allerlei
wijzen met liefde beoefenden. Somtijds sloeg deze
liefde voor het spel om in het spel van de liefde. De
jonge Nand zocht daarin nog een verklaring van
de voorkeur, die hij altijd boven zijn studie, aan het
tennissen gaf.
NU lag achter de brug een tennisveld, op de
plaats waar vroeger, minder reglementair,
met den bal was gespeeld. Een rood-cementen vloer.
Nand loopt erlangs en ziet in gedachten opeens
de slanke gestalten van Juultje en Andrea weer
op de baan. Andrea de tengere, het H.B.S.-freuletje,
Restaurant DORRIUS
N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam
PLATS DU JOUR EN A LA CARTE
een beetje mondain maar overigens nog meisjes
achtig. Juultje, krachtig en hartstochtelijk, en reeds
geraffineerder.
Zijn gedachten omspinnen Andrea met teedere
droomgewaden. Zij zou verbaasd zijn, als ze daar
iets van wist. Andrea is nog niet ingewijd, maar
wel heeft ze op de H.B.S. allang geleerd, dat
droomen goed is voor zeer veel later, wanneer je aan
iets terug kunt denken. Thans denkt Andrea vooruit,
het is nu de tijd voor de veroveringen, hoe dan ook.
De droomen en het zeer-veel-later bergt zij achter
een beveiligend waas van stil vergeten. Ze heeft
heel goed gemerkt, dat Nand verrekt slecht"
speelt, wanneer hij tegenover haar staat met ten
nissen. Zij weet ook, dat zijn examen een worgstuk
voor hem zal zijn. Hoe het afgeloopen is, kan ze
nog niet weten.
Maar wel is ze er zeker van, dat er bij Nand met
verstandig aanvatten meer te bereiken is, dan met
gedroom. En wanneer een vrouw eenmaal zoo
oordeelt, kan men haar de zaak wel overlaten.
Andrea denkt reeds dikwijls aan haar grooten dag.
Nand heeft daar, als een rechte man, nog geen
flauw besef van. Hij passeert het prieel, dat achter
de tennisbaan ligt. De meisjes trekken zich daar
altijd terug, om zich te verkleeden na het spel, ter
wijl de jongens bescheiden een cigaretje blijven
rooken bij de baan.
Het prieel heeft, voorzoover uit de klimop valt
af te leiden, een hoogen ouderdom. Mogelijk is
het zoo oud als de brug naar het bal veld, mis
schien stond het er zelfs eerder. Zelfs kunnen
de Heeren Van Macaberen XII en XIII er reeds
hebben geluisterd naar het gekweel der tallooze
vogelen in den tuin, of naar het gezang der
nachtigalen. Nand overweegt zonder argwaan een con
clusie, die de logica hem op dit oogenblik voorhoudt:
dat het prieel wel heel veel gezellige en aardige din
gen zou kunnen vertellen, wanneer het redelijker
wijze een mond had!
SOMBER denkt hij hierna weder aan zijn mis
lukt examen. De tijden zijn voorbij, waarin
de Spelers en Jagers uit zijn geslacht door de wereld
kwamen als Mannen van Aanzien. Nu hij het prieel
voorbij is, doorkruist hij een tuin-gedeelte, dat door
den Vaartenlegger en diens opvolgers niet zonder
bijbedoelingen, doch naar zij voorgaven: alleen
om wille van de romantiek, woest gelaten is. Er
staan daar geen bloemen van schoon fatsoen, doch
manshoog onkruid en teugelloos struikgewas.
Deze omgeving werkt op zijn
ongenoegelijke gevoelens als een verbeelding van de
toekomst. Er is weinig aanlokkelijks in
te vinden. Nand weet, dat hij niet meer
onbezorgd kan leven, van wat hem als erf
deel zal overblijven. Over de wildernis langs
het overwoekerde tuinpad, hangt een sfeer
van eenzaamheid en beklemming. Hij
bepeinst de mogelijkheid van een leven zonder
droeve geldzorgen, liefst te bereiken langs
betere en rustiger wegen, dan die van
studie en slavenwerk. Want ook als militair
waren de Van Macaberen's geen personae
gratae meer....
Nand zag slechts n enkelen uitweg:
het smalle pad van 't avontuur. Niet van
het ridderlijk avontuur, aangezien dit al
eeuwenlang uit den tijd is; het was het
economisch avontuur, waar hij een laatste
kans in zag. Handel en koopmanschap ver
vingen zwaard en schild. En waren het
niet de rasechte vervangers van het Spel en
de Jacht der oude Heeren Van Macaberen ?
Nand zag in gedachten zijn statig voor
geslacht goedkeurend knikken. Dit visioen
schenkt hem meteen de ingeving, aan de
huidige huis-autoriteiten een voorstel te
doen voor zijn opleiding in den groothandel.
Zij b2hoeven niet anders dan het noodige
kapitaal te fourneeren. Zelf zal hij dan
wel een ruk aan 't rad van de fortuin
geven. Het is misschien de
weder-opstanding van zijn geslacht!
Daarbij: de wildernis der maatschappij
lokt tot het waagstuk. Al voortgaande
door den woestgelaten achtertuin, is
hij aan 't eind van 't pad gekomen.
Vandaar kan hij het antieke bouw
werkje zien, ter bekroning van zijn
waterwerken door den Vaartenlegger
opgericht. Het Venustempeltje; het staat
er onschuldig als alle verblijven van
dien aard aan den waterkant. De
Heeren XVII, XVIII, XIX en XX
zijn met hun tijd meegegaan, in het
buitenhuis is veel gemoderniseerd, maar het
zeer typische meubilair in deze kleine ruimte
hebben zij onveranderd gelaten. Het meubilair!
Nand treedt er binnen en zet zich op den eenigen
stoel. Aan hun beminnelijke gaden hebben de
Heeren Van Macaberen steeds medegedeeld, dat
in dit hutje hun jachtmateriaal bewaard werd.
De gaden, voorzoover zij uit jeugdige ervaring niet
beter wisten, berustten bij gebrek aan onderschei
dingsvermogen voor jachtmaterialen, zonder nader
onderzoek in deze verklaring. Zij die wel beter
wisten, berustten wijselijk.
NAND keek uit door het kleine venster, dat half
openstond boven het water. Hoe dikwijls waren
van hieruit no^ teedere afscheidswoorden ge
fluisterd naar een vertrekkende schepelinge! Hoe
vaak ook hadden hier de Heeren, niet zonder de
noodige beklemming, naar de verte gestaard!
Daar was de achtergevel van het buitenhuis zicht
baar. Welk een indruk maakten dan de verlichte
vensters op een gemoed, dat zich juist in het eerste
stadium van een lichte bedmktheid voelde gera
ken, of een weinig serieus berouw ervoer, om het
al te mild afstaan van de dierbare dukatons! Het
spel had de zulken dan den zelfden avond wel weer
getroost, of de jacht des anderen daags alle zorgen
weer verdreven.... Voor Nand bestond echter
van dit alles nog niets, dan de droom rond Andrea,
in de eenzaamheid van dit liefelijk tempeltje.
Geplas van water wekte hem uit dien droom. Ver
rast zag hij om de bocht van de vaart een lichte
kano te voorschijn schieten. De slanke armen van
een meisje bewogen de pagaai. Eerst nu kon hij haar
gezicht onderscheiden, zag hij dat het Andrea wer
kelijk was. Behoedzaam stuurde zij de kano langs
den vlonder en keek lachend op naar den ridder,
die haar hier wachtte. Zij stond weldra tegenover
hem, soepel en gebruind: een sportmeisje in haar
badpak, zonder droom.
Hoe is je examen afgeloopen? Kan ik je
feliciteeren?"
,,Klap op het dak geweest" zegt Nand.
,,Ik heb het gevreesd of moet men zeggen:
ik had het gevreesd?"
Waarom ben je hierheen gekomen?" is zijn
laatste vraag.
Zij loopt langzaam naar de deur van het Venus
tempeltje. Hij gaat haar volgzaam achterna. Binnen
zegt zij met een stem vol overgave:
Omdat ik van je houd, Nand van Gaanderen."
PAG. 16 DE GROENE No. 32-41