De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 15 juli pagina 16

15 juli 1939 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

enus~ e Een verhaal van De Groene door A. J. D. van Oosten IN den tuin van het groote buitenhuis loopt de jonge opvolger van de respec tabele heeren Van Macaberen. Hij loopt langzaam van het groote rozenpark voor het huis, naar het majestueuze hek van den tuin, bij de inrijlaan. Tuin is eigenlijk te weinig gezegd voor het complex der gronden rond het huis. Maar een park kan men dit terrein toch ook niet noemen. Een park behoort, om in stijl te blijven: bij een kasteel. Het kasteel der Van Macaberen's ligt afgezonderd en verweg sedert elf eeuwen in Gelderland. Daar zijn zij tot dat aanzien geklommen dat hen onmisbaar maakte in de buurt van het hertogelijke hof. Sindsdien konden zij zich buitenhuizen in de omgeving, de illustere omgeving van de vorstelijke residentie ver oorloven, om niet te zeggen: aanmatigen. En zulke buitenhuizen hebben tuinen, die in omvang bijna met parken kunnen wedijveren, omdat hun eigenaars nu een maal moeten wedijveren in het elkaar afsteken van de loef, onder het oog van den vorstelijken heer. De jonge opvolger is de eenige aan staande erfgenaam, ook van den ouden, door-adelden naam der voorvaderen. Hij is gebeten op dien naam als op een vijand, die onder valsche vlag vaart. Op het lyceum, dat hij met leeraren en al, evenzeer haat, laat hij zich Nand noemen, gewoon Nand. Zulks uit weerzin tegen de bevroren reeks voornamen, die hem erfelijk toe bedacht is. Jonkheer Hildebrandus, Ewaldus, Amandus, Ferdinandus Van Macaberen tot Ondergaanderen! Van vader op zoon zijn de oudste kinderen onder dit vonnis van vreeselijke namen ten doop gehou den; steeds in hooge tegenwoordigheid van den vorst! Nand zegt hij, wanneer hij zich moet voorstellen en voor wie hem niet nader kennen, voegt hij er met zekeren wrevel aan toe: Van Gaanderen. Hij is nu van 't rozenpark bij 't hek aangekomen en kijkt verveeld de diepe laan in. Aan het eind ervan ligt de groote weg. Zijn jonge argeloosheid over wint geleidelijk zijn verveling. Hij gaat echter niet naar buiten, den grooten weg op, maar slaat links-af en loopt het tuin-park, den park-tuin in. Het ver vloekte examen zit hem dwars, dat hij heeft moeten afleggen. Met een telkens nog terugkeerende ver bittering denkt hij aan de sof van gisteren. Ook dit is een erfenis van het voorgeslacht. Geen der spelers en jagers uit de roemruchte rijen der Maca beren's heeft hem het voorrecht geschonken, bij zijn toekomstig bezit óók nog over hersens te be schikken. Hij ergert zich nog steeds, nu hij de brug van boomstammen over trekt, die de beide tuinhelften verbindt. Een der Van Macaberen's, het moet de XVIde of de XVIIde geweest zijn, heeft in de jaren kort voor de Fransche revolutie zijn lijfeigenen aan het graven van een vaart gezet, rondom het buiten huis. Een speelsche trek, door toedoen van een levenslustige moeder in zijn karakter tot uiting ge komen, had dezen Vaartenlegger ertoe verleid, om een aftakking der waterstroomen kronkelend door den tuin te trekken. Dit maakte toen ook de brug noodig. Daarachter lag sindsdien een open veld, waar de edele dames en heeren het bal-spel op allerlei wijzen met liefde beoefenden. Somtijds sloeg deze liefde voor het spel om in het spel van de liefde. De jonge Nand zocht daarin nog een verklaring van de voorkeur, die hij altijd boven zijn studie, aan het tennissen gaf. NU lag achter de brug een tennisveld, op de plaats waar vroeger, minder reglementair, met den bal was gespeeld. Een rood-cementen vloer. Nand loopt erlangs en ziet in gedachten opeens de slanke gestalten van Juultje en Andrea weer op de baan. Andrea de tengere, het H.B.S.-freuletje, Restaurant DORRIUS N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam PLATS DU JOUR EN A LA CARTE een beetje mondain maar overigens nog meisjes achtig. Juultje, krachtig en hartstochtelijk, en reeds geraffineerder. Zijn gedachten omspinnen Andrea met teedere droomgewaden. Zij zou verbaasd zijn, als ze daar iets van wist. Andrea is nog niet ingewijd, maar wel heeft ze op de H.B.S. allang geleerd, dat droomen goed is voor zeer veel later, wanneer je aan iets terug kunt denken. Thans denkt Andrea vooruit, het is nu de tijd voor de veroveringen, hoe dan ook. De droomen en het zeer-veel-later bergt zij achter een beveiligend waas van stil vergeten. Ze heeft heel goed gemerkt, dat Nand verrekt slecht" speelt, wanneer hij tegenover haar staat met ten nissen. Zij weet ook, dat zijn examen een worgstuk voor hem zal zijn. Hoe het afgeloopen is, kan ze nog niet weten. Maar wel is ze er zeker van, dat er bij Nand met verstandig aanvatten meer te bereiken is, dan met gedroom. En wanneer een vrouw eenmaal zoo oordeelt, kan men haar de zaak wel overlaten. Andrea denkt reeds dikwijls aan haar grooten dag. Nand heeft daar, als een rechte man, nog geen flauw besef van. Hij passeert het prieel, dat achter de tennisbaan ligt. De meisjes trekken zich daar altijd terug, om zich te verkleeden na het spel, ter wijl de jongens bescheiden een cigaretje blijven rooken bij de baan. Het prieel heeft, voorzoover uit de klimop valt af te leiden, een hoogen ouderdom. Mogelijk is het zoo oud als de brug naar het bal veld, mis schien stond het er zelfs eerder. Zelfs kunnen de Heeren Van Macaberen XII en XIII er reeds hebben geluisterd naar het gekweel der tallooze vogelen in den tuin, of naar het gezang der nachtigalen. Nand overweegt zonder argwaan een con clusie, die de logica hem op dit oogenblik voorhoudt: dat het prieel wel heel veel gezellige en aardige din gen zou kunnen vertellen, wanneer het redelijker wijze een mond had! SOMBER denkt hij hierna weder aan zijn mis lukt examen. De tijden zijn voorbij, waarin de Spelers en Jagers uit zijn geslacht door de wereld kwamen als Mannen van Aanzien. Nu hij het prieel voorbij is, doorkruist hij een tuin-gedeelte, dat door den Vaartenlegger en diens opvolgers niet zonder bijbedoelingen, doch naar zij voorgaven: alleen om wille van de romantiek, woest gelaten is. Er staan daar geen bloemen van schoon fatsoen, doch manshoog onkruid en teugelloos struikgewas. Deze omgeving werkt op zijn ongenoegelijke gevoelens als een verbeelding van de toekomst. Er is weinig aanlokkelijks in te vinden. Nand weet, dat hij niet meer onbezorgd kan leven, van wat hem als erf deel zal overblijven. Over de wildernis langs het overwoekerde tuinpad, hangt een sfeer van eenzaamheid en beklemming. Hij bepeinst de mogelijkheid van een leven zonder droeve geldzorgen, liefst te bereiken langs betere en rustiger wegen, dan die van studie en slavenwerk. Want ook als militair waren de Van Macaberen's geen personae gratae meer.... Nand zag slechts n enkelen uitweg: het smalle pad van 't avontuur. Niet van het ridderlijk avontuur, aangezien dit al eeuwenlang uit den tijd is; het was het economisch avontuur, waar hij een laatste kans in zag. Handel en koopmanschap ver vingen zwaard en schild. En waren het niet de rasechte vervangers van het Spel en de Jacht der oude Heeren Van Macaberen ? Nand zag in gedachten zijn statig voor geslacht goedkeurend knikken. Dit visioen schenkt hem meteen de ingeving, aan de huidige huis-autoriteiten een voorstel te doen voor zijn opleiding in den groothandel. Zij b2hoeven niet anders dan het noodige kapitaal te fourneeren. Zelf zal hij dan wel een ruk aan 't rad van de fortuin geven. Het is misschien de weder-opstanding van zijn geslacht! Daarbij: de wildernis der maatschappij lokt tot het waagstuk. Al voortgaande door den woestgelaten achtertuin, is hij aan 't eind van 't pad gekomen. Vandaar kan hij het antieke bouw werkje zien, ter bekroning van zijn waterwerken door den Vaartenlegger opgericht. Het Venustempeltje; het staat er onschuldig als alle verblijven van dien aard aan den waterkant. De Heeren XVII, XVIII, XIX en XX zijn met hun tijd meegegaan, in het buitenhuis is veel gemoderniseerd, maar het zeer typische meubilair in deze kleine ruimte hebben zij onveranderd gelaten. Het meubilair! Nand treedt er binnen en zet zich op den eenigen stoel. Aan hun beminnelijke gaden hebben de Heeren Van Macaberen steeds medegedeeld, dat in dit hutje hun jachtmateriaal bewaard werd. De gaden, voorzoover zij uit jeugdige ervaring niet beter wisten, berustten bij gebrek aan onderschei dingsvermogen voor jachtmaterialen, zonder nader onderzoek in deze verklaring. Zij die wel beter wisten, berustten wijselijk. NAND keek uit door het kleine venster, dat half openstond boven het water. Hoe dikwijls waren van hieruit no^ teedere afscheidswoorden ge fluisterd naar een vertrekkende schepelinge! Hoe vaak ook hadden hier de Heeren, niet zonder de noodige beklemming, naar de verte gestaard! Daar was de achtergevel van het buitenhuis zicht baar. Welk een indruk maakten dan de verlichte vensters op een gemoed, dat zich juist in het eerste stadium van een lichte bedmktheid voelde gera ken, of een weinig serieus berouw ervoer, om het al te mild afstaan van de dierbare dukatons! Het spel had de zulken dan den zelfden avond wel weer getroost, of de jacht des anderen daags alle zorgen weer verdreven.... Voor Nand bestond echter van dit alles nog niets, dan de droom rond Andrea, in de eenzaamheid van dit liefelijk tempeltje. Geplas van water wekte hem uit dien droom. Ver rast zag hij om de bocht van de vaart een lichte kano te voorschijn schieten. De slanke armen van een meisje bewogen de pagaai. Eerst nu kon hij haar gezicht onderscheiden, zag hij dat het Andrea wer kelijk was. Behoedzaam stuurde zij de kano langs den vlonder en keek lachend op naar den ridder, die haar hier wachtte. Zij stond weldra tegenover hem, soepel en gebruind: een sportmeisje in haar badpak, zonder droom. Hoe is je examen afgeloopen? Kan ik je feliciteeren?" ,,Klap op het dak geweest" zegt Nand. ,,Ik heb het gevreesd of moet men zeggen: ik had het gevreesd?" Waarom ben je hierheen gekomen?" is zijn laatste vraag. Zij loopt langzaam naar de deur van het Venus tempeltje. Hij gaat haar volgzaam achterna. Binnen zegt zij met een stem vol overgave: Omdat ik van je houd, Nand van Gaanderen." PAG. 16 DE GROENE No. 32-41

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl