De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 22 juli pagina 10

22 juli 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven Schilderkunst JL/e rol oer terzijde s VELEN hebben wellicht gemeend, dat Dirk Coster, na de felle aanval en de moordende critiek die hij enige jaren geleden van Du Perron en zijn vriendenkring te doorstaan had, de litteraire isolatie-dood gestorven was. Nu is Coster echter met Het tweede boek der Marginalia" i) komen be wijzen, dat dit nog niet geheel het geval is. Want ofschoon dit boek met zijn plechtstatige letters, zijn rode initialen en zijn formaat als een psalterium, en meer nog door zijn inhoud het karakter draagt van een posthuum werk, is het niettemin een ge schrift, dat een ernstige uiteenzetting met het leven, met deze tijd en deszelfs eigenaardige onrust poogt te zijn. Dat de schrijver hiervoor de vorm van Marginalia" gekozen heeft, bewijst dat hij zijn rol opvat als die van een voortdurende terzijde-spreker, ietwat ouderwets gelijk terzijde's altijd op het toneel aandoen, en ietwat te schichtig om rechtstreeks aan de discussie deel te nemen of zich in het strijdgewoel te mengen. Wie geen heroïsche natuur bezit, niet enkel fysiek maar ook geestelijk zich liever op de vlakte" houdt en zich niet gaarne aan de strenge discipline van onderzoek en redenering onderwerpt daar elke discipline immers een zeker heroïsme vergt , komt uiteraard tot het bezigen van zulke apodictische vormen, welke niet minder leerstellig en eigengereid aandoen als zij ietwat fluisterend of temerig worden uitgesproken, gelijk hier het geval is. Het zij verre van mij, deze meer voor strelen en spelen bestemde handen te gebruiken tot voort zetting van het beulswerk dat Du Perron met zoveel klaarblijkelijk genoegen heeft opgeknapt, maar het zij toch in alle zachtheid gezegd, dat deze hier zo zwaarwichtig verzamelde, in lange volzinnen opgeloste suikerspreuken nergens of zelden boven de snipperwijsheid der kalenderblaadjes uitkomen, die gelijk men weet, hun bestaan op andere plaatsen eindigen dan met duurgedrukte boeken pleeg' te geschieden. Coster's eerste bundel Marginalia", die een twintigtal jaren geleden moet ontstaan zijn, is zeker niet sympathieker dan deze nieuwe; maar hij bezat tenminste het voordeel veel korter en zake lijker geformuleerd te zijn. De jaren hebben den schrijver breedsprakiger, behoedzamer, achter dochtiger gemaakt hetgeen zeer menselijk en voor-de-hand-liggend is maar zij hebben zijn wijsheid en levensinzicht, voor zover daarvan hier blijk gegeven wordt, niet vergroot. Hetgeen wel jammer is te moeten constateren bij een zo ijverig, ernstig en naar goede zeden strevend man. Van de eerste reeks Marginalia" heeft Greshoff in zijn Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde" met veel welwillendheid gezegd: Het bevat veel wijs heid, tal van goede wenken voor het leven, en daar tussendoor plotseling opengestoten inzichten of horizonten van zielsverlangen." Daar zijn vrienden intussen grondig hun mening omtrent Coster gewijzigd hebben, zal ook Greshoff's waardering nu wel tot het andere uiterste zijn overgeslagen, te meer waar het aforistische genre inmiddels in de mode gekomen is en ook met voorliefde beoefend wordt door auteurs als Du Perron, Ter Braak en Greshoff zelf. HET lijkt wel of Coster in zijn tweede boek met zedekundige uitspraken in het hoofdstuk Over de Laster" de staf breekt over zijn al te felle critici. Hij definieert, niet zonder willekeur: Laster in haar verschillende vormen en gradaties is, ten eerste, de zwakten en ondeugden van een ander mens te constateren met behagen, en deze wederom bewust te maken aan anderen." Op deze wijze wordt ook onder laster gerekend het kunstmatig vergroten van iemands ondeugden, wanneer men ze mededeelt aan anderen, en het veronderstellen van zwakten of ondeugden bij zijn medemens. De ideale criticus, die volgens Costers' voorstelling wel iets moet hebben van van Alphen's lieven vader, die schreit als hij mij slaat", is begrijpelijkerwijze in het andere kamp" ver te zoeken, 's Mensen ijdelheid brengt hem onwillekeurig ertoe critiek met wel behagen uit te oefenen, en zelfs het uiten van weerzin kan met een zeker genoegen gepaard gaan. Maar U R N E T T'S LONDON DRY GIN ? men moet al heel weinig filosoof zijn om dit als laster op te vatten. De enige ware vorm van laster is die waarin men conclusies trekt omtrent een ander, welke steunen op valse argumentatie. Had Coster een hoofdstuk geschreven over de leugen, hij had een mooi thema daarvoor kunnen vinden in De mantel der Liefde", waarmee feilen en vuiligheid, dom heid en schurkendom met schijn van edelmoed even gemakkelijk bedekt worden. HET heeft weinig zin hier in discussie te treden over de pseudo-filosofie der banaliteit, die in deze bladzijden iedere verrassende formulering en zelfs iedere eigenwijze nieuwlichterij mist. Er worden heel veel regelen gewijd aan de vriendschap, zonder dat er eenmaal aan de kern van de zaak geraakt wordt, die reeds vaak genoeg door onbe vooroordeelde onderzoekers geformuleerd is op een wijze, die men zo zou kunnen samenvatten: Vriend schap is een vorm van liefde, met gesublimeerde sexualiteit." Coster echter schermt met slagzinnen als: Vriendschap duurt eeuwig, de vrienden gaan." In het hoofdstuk over de dankbaarheid wordt over God gesproken, evenals in dat omtrent Zeggen en Zijn", en trouwens overal elders in dit boek. In Coster's formules is hiermede een algebraïsch letterteken ingevoerd, dat ieder naar eigen believen kan substitueren door nieuwe formules en kan interpoleren met private gevoelens. Hier verstomt dus alle critiek. . . . In de kapittels over liefde, lust, verliefdheid en huwelijk komen we echter op de begane grond, waar zulke met hun hoofd bij het allerverhevenste wijlende gidsen als Dirk Coster gemakkelijk strui kelen. Bij het struikelen is dan een zekere plat vloersheid niet te vermijden, zoals daar waar de schrijver van leer trekt tegen de waanzinnige wellust van mannen en vrouwen die zich tot knoedels van naakt vleesch verwarden." Daarbij helpt geen hoop dat de menselijke hormonen deze lichtglans doorgeven en in nieuwe ogen als een nieuwe verwondering doen oprijzen." Want het zijn juist de menselijke hormonen, die de ondeugende ge neigdheid tot het knoedelachtige bezitten.... Het doet meer opportunistisch dan pragmatisch aan, dat Coster voor het innigst wezen van het huwelijk de gewoonte" houdt. Hij beroept zich op het oude adagium, dat het menselijk dier na de liefdesdaad steeds treurig is. Gelijk bij al die oude snipperwijsheid, moet men heus de knollen van de citroenen leren onderscheiden; en de mens, die dit gezegde ten volle onderschrijft, heeft een zeer fundamentele ervaring in dit ondermaanse gemist. Niets kweekt slechtere filosofen dan een gestoorde spijsvertering en een onvoldoende bloedcirculatie. HEEFT Coster op het stuk van kantteekeningen ons niets aannemelijks te bieden, zijn antipode J. Greshoff heeft dit evenmin. In het bundeltje Op de Valreep" 2), waarmee hij bij zijn vertrek naar de betere gewesten" van Zuid Afrika afscheid van zijn vriendenkring nam, heeft hij een rijtje aphorismen als Variaties op Vaarwel" bijeenge bracht, die aan alledaagsheid en gewichtigdoenerige onbeduidendheid niets te wensen overlaten. De enkele goede verzen die Greshoff weieens gepubli ceerd heeft, mogen nauwelijks als excuus gelden voor een zo pover resultaat als deze Aphorismen zur Lebensdoofheit". De lapidaire vorm waarin de meeste van zulke sprokkelwijsheden en mengelgedachten vervat zijn, maakt hun gebrek aan per soonlijk inzicht en synthetische doordachtheid opvallender nog dan bij Coster. Het is merkwaardig hoe beide heren dezelfde onderwerpen behandelen: vriendschap, huwelijk, trouw, met slechts n verschil, dat Greshoff zowel het woord als het begrip God" zorgvuldig mijdt en zich verschanst achter een uitspraak die bij hem provocerend als een levensdevies klinkt: Een eerlijk bedrog staat verre boven een bedriegelijke eerlijkheid." Desondanks moraliseert ook Greshoff graag; het is des Hollanders te zedemeesteren, zelfs daar waar risico gelopen wordt, dat iedereen in de gaten krijgt, hoezeer de vos de passie preekt. Aangename of fraaie lectuur zijn geen van deze Marginalia". ... l) Uitg. Querido, Amsterdam 1939. 2) Uitg. van Kampen ?:.- Zn., Amsterdam 1939. Opaanscn e m< DE wereld lijdt en geniet, als altijd. Het i moeilijk aan dit gladde, stille meer, in dez verzorgde, sierlijke stad, den zin te vatte: van het wreede krachten-spel der wereld. Het volker bondspaleis ligt als een museum van een recent vet leden zacht te stoven in de zon. En het echte mu seum van de stad is feitelijk dichter bij het hedei nu het de nooit gedroomde taak volbrengt van eei selectie uit het Prado te bewaren en te toonen Nauwelijks is een burgeroorlog in Spanje voor h oog der wereld uitgevochten of alle aesthetisch roofvogels van Europa, getooid met de fantastisch vederen en kuiven der laatste mode, reppen ziel naar het Prado in Genève. Het genot heeft nu en hier zijn keerzijde: het i vol in de zalen. Een keur van meesterwerken is ver moeiend. Men neemt niet straffeloos in zich op tien tallen en tientallen van de hoogst opgevoerde uitin gen van schilders van een ongewoon formaat. He blijkt alweer spoedig. Het beeld, de beelden, d kleuren en lijnen komen door het oog tot ons, maa ze raken het oog niet alleen. Wiehet opgeeft zich daa rekenschap van te geven, heeft in een paar urei Goya, Velasquez, Tiziano, Tintoretto, Greco, Ru bens, Mantegna, van der Weijden, Jeroen Boscl gezien. Hij zal met welbehagen de doeken herken nen, die de kunstgeschiedenissen blijven verspreiden De trotsche, sombere koninklijke ruiters en di arme kindertjes van het Spaansche hof, zooal: Velasquez ze schilderde. Het is veel keeren mooie dan de kleurenreproducties, maar toch vraagt mei zich af wanneer de kunstgeschiedenissen eens zullei ophouden met altijd maar weer de paradepaardei voor te rijden. Want er is dan toch nog een anden Velasquez. Er is hier een duidelijk onderscheid tus schen Velasquez van de opdrachten, die hem ken nelijk verveelden, maar die hij als een verantwoor delijk meester zoo voortreffelijk mogelijk afle verde, en Velasquez, die geïnspireerd werd door zijr modellen, vaak van geringen stand en ambacht Daar is b.v. het op 17 jarigen leeftijd geschilderde portretje van zijn schoonvader Francisco Pacheco Rijk aan detail, de oppervlakte van de huid onver biddelijk bekeken, maar het geheel wonderbaarlijk groot gezien, van een hevige koelte, een kouc vuur", machtig van oog. En tot diezelfde orde behooren de latere portretten van den tooneelspelei Pablo de Valladolid, waarin het plotselinge trefl van de verschijning, de groote drift die aarzelloos is raak en sterk. Een realisme, dat zijn spiritualiteil dankt aan de volstrektheid, aan de stalen krachl van het natuurlijk oog. HET is een merkwaardige ervaring, op deze ten toonstelling, tusschen Goya en Velasquez in, den Spaanschen Griek El Greco te vinden. Het zal menigeen moeite kosten tusschen beide schilders van een onovertroffen meesterschap van coloriet, de gansch andere kunst van Greco werkelijk te zien in zijn essentie. Want zoo ooit, dan blijkt hier on verholen hoe ver Greco reeds is gegaan in het spiritueele der schilderkunst. Als schilder lijkt hij, tusZOMER ,. " VILLARS PAG. 10 EN II DE GROENE NO. 3242

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl