De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 22 juli pagina 11

22 juli 1939 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

ters te G schen de twee Spanjaarden in, aanvankelijk mak ker, minder begaafd, in beheersching van den vorm en in zijn kleur. Maar zoo is het niet. Er hangen hier reeksen portretten, die, onderling vergeleken, wel degelijk verschillen van visie en van behande ling. Hij heeft goed toegekeken. Maar het groote verschil met de Spanjaarden is de vergeestelijking van zijn kunst, waardoor hij tenslotte het moderne hart raakt. Het spiritueele van. deze portretten ligt in de eigenaardige wijze waarop hij een gezicht als het ware doorzichtig heeft gemaakt. Er is iets in, dat een mensch tot zijn wezenlijkste verbintenissen met het ongekende terugbrengt. Er schijnt iets uit, dat een heimwee mag worden genoemd. Greco geeft het gelaat niet als een vaststaande hevige vorm (Velasquez) noch als een wereldsche zinnelijke ver schijning met een merkwaardige psychologische analyse (Goya), hij schildert zijn menschen niet meedoogenloos, niet betooverend, deftig noch harts tochtelijk. Hij kent aarzelingen, bevingen. Hij ziet overgangstoestanden. Hij ziet het gelaat als een doortocht. Er is iets in van de eerste bewustwording der jeugd en iets van dat vermoeide heimwee van zieken. HET gaat niet aan, deze selectie uitvoerig te behandelen. Het belang is niet alleen elke figuur apart te zien, maar bepaald opwindend zijn de vergelijkingen, die hier voortdurend mogelijk zijn en het oog van een beschouwer als het ware herboren doen worden met zijn ware geestelijke natuur. In n zaal b.v. zal hij Jeroen Bosch vinden, met Patinir, Bouts, Breugel, Memling, Cranach. Hij zal dan Jeroen Bosch als een zeer groot schilder zien tusschen grooten. Bosch is er niet in zijn latere volle, strenge en pure waarde. Memling heeft het hier uiterst moeilijk. Maar Patinir is de verrassing. Het groote doek van de Verzoekingen van den Heili gen Antonius, waarin Quinten Matsys de figuren schilderde, is een grootsch, donker landschap, rijk van bewogenheid en waarin de zwier der vrouwen is opgenomen als een aardsche pracht, die Antonius tot onpasselijkheid toe doet verbleeken. Jeroen Bosch blijft echter in elk opzicht de zaal beheerschen met het drielui van de Aanbidding der Koningen. De hooiwagen", kennelijk vroeger (zie het bruiloftspaneel in Boymans en de Weensche kruisdraging), heeft bedenkelijk slechte deelen. Onvergelijkelijk geschilderd is echter de aanbidding. Een rustige Bosch, met den Koninklijken neger in zijn witte kleed en een rijkdom aan details, die den speelschen, duivelschen Bosch verraden, in de koppen, die door kieren kijken en het sacrale ge beuren niet ernstig nemen of op het dak zitten en stilletjes waarnemen en het hunne er van denken. Maar telkens treft zijn wonderlijke kleur. Het ijle, teedere blauw, het onzegbare rose, het zachte overheerschende groen van het groote landschap. En zoo zou men er toe komen de Italianen bijna te vergeten, Tiziano, Tintoretto, Raphael en de Vlamingen en de gobelins. Doch ook het bestek van dit artikel dwingt tot een beperking, die doet be sluiten met het ne kleine paneel vanMantegna, oudere tijdgenoot van Bosch. De dood van Maria. Curieus, het gelaat van de stervende is slechts enkele vierkante centimeters van dit oppervlak. Alles om haar heen is grooter. Het landschap met de breede lichte stroom en de maanlichtwolkjes in de grijs blauwe lucht. De drie zachtjes zingende heiligen, elk met een kaars en heel die groep van stille ge tuigen, die de overgang afwachten. Alles om haar heen is grooter en kleuriger, als door een graveur geschilderd, zoo vast en gespierd en dun van lijn, zoo precies van indeeling en koel-welluidend van kleuren. Maar dat kleine gegroefde gelaat en het wonder van het landschap met de wolkjes, het eigenaardige verband tusschen die twee, dat is toch de hoofdzaak hier. De rest is entourage. Het land schap is het herboren landschap, het is het stroomende water en het is de stad en het is de hemel, maar het is boven alles het licht op de wolkjes, die daar drijven en het kleine stille gezicht van de Maagd, dat niet meer is en even ver als een wolkje tusschen het volume en de grootheid der omstanders. OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAG - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART £? Greco: Portret van een onbekende Montegna; De dood van Maria

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl