De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 22 juli pagina 12

22 juli 1939 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

'rouwen en vrouwenleven LUNCHTIJD in een Britsch-Indisch plantershuis. Op den weg vóór de bungalow be wegen zich, in ondoordringbare wolken stof de hoogopgeladen suikerrietkarren voort, op weg naar de fabriek. Leeg liggen hier en daar de afge sneden rietvelden met hun troostelooze stompen en afgevallen blaren en overal wordt door de ryats" druk ge ploegd om den dorren grond voor de komende rijstoogst klaar te maken. Met een voorwereldlijk houten ploeginstrument wordt de grond zoo'n beetje gekeerd 't is al gauw mooi genoeg en de magere rijst die er af komt, schijnt voldoende te zijn voor de lage levenseischen van het NoordIndische volk. De heer des huizes verschijnt voor 't middagmaal. 't Begint warm te worden, kind, en er steekt tegen elf uur al zoo'n bekende blaaswind op.... de warmte is in aantocht!" Met een zucht bekijken we de omgeving van ons huis.... de eindelooze, lichtgrijze vlakte, kaal tot aan den horizon, met hier en daar als eenige onderbreking een paar kleihutten, een mangobosch en op een paar honderd meter afstand de suiker fabriek met haar rustelooze harteklop en ijle rookpluim. Nergens een spoor van Europeesche civilisatie, behalve het spoorlijntje, dat ons met de bewoonde wereld ver bindt. De warmte is in aantocht we constateeren het met een zucht. Want in dit land heeft de warmte niets liefelijks, niets dat ook maar eenigszins het hart verheugt. De khitmegar" draagt het eten op. Twee gebraden geitepootjes (ander vleesch is hier niet te krijgen), wat late groente uit den tuin, leerachtig en ongezellig van smaak en een laatste, overjarige tomaat. Hoe was 't in de fabriek vandaag? nog iets bizonders?" Nee, de campagne loopt op z'n eind en dat is maar goed, 't wordt al gloeiend onder 't dak bij die hitteuitstralende machines. Wacht, dat is waar, 'k heb toch iets te vertellen dat je misschien interesseert. Van morgen ontbrak er in de fabriek een van mijn beste suikerkokers, die nooit op de wacht mankeert". Ziek?" Nee, hij zelf niet, maar zijn vrouw schijnt na de geboorte van een kind erg ziek te zijn. En nu dacht ik, dat jij misschien eens naar de zenana" kon gaan om te zien of er met iets te helpen valt. Zal ik vragen of je naar haar kan komen kijken?" Ik knik dat het goed is en bedenk of ik mogelijk iets kan meenemen voor de kraamvrouw. In een land als Britsch-Indiëmet zijn strenge kastewetten, is het aan bieden van hulp, hoe goed bedoeld ook, vaak een uiterst netelig probleem. Voor een groote groep der bevolking is de blanke onrein" en lang niet Als U geregeld losse nummers koopt . . . . hebt U kans dat juist het nummer dat U speciaal interesseert U door een of andere oorzaak ontgaat. NEEM LIEVER 'N ABONNEMENT! altijd is een geschenk welkom, dat uit onreine handen komt. MIDDAGS krijg ik bericht uit de vrouwenverblijven van de ge bouwen waar het fabriekspersoneel woont, dat de Memsahib" verwacht wordt. Een Hindujongetje komt me afhalen om den weg te wijzen. We trampelen samen een eind door het mulle zand naar een laag, troosteloos steenen ge bouw, we gaan een poortje door, een binnenplaats over, dan door een paar leege vertrekjes en komen in een laag, broeiheet hokje, waar in 't schemer donker een paar vrouwen om een houten slaapbank gehurkt zitten. Lakshmi-dji, hier is de Memsahib om te kijken hoe 't met je gaat." De jonge kraamvrouw op de houten bank licht nauwelijks het hoofd op. Twee van koorts brandende oogen kijken me aan uit een kindergezicht. Hoe oud zou dit moedertje zijn? Veer tien, vijftien jaar? Ik vraag, wat ik voor de zieke kan doen. Zal ik ijs sturen uit de frigidaire? wat vruchten op water? Heeft de zieke al iets ge geten, of heeft ze geen trek? De vrouwen op den grond, die bezig zijn met wierook op een comfoor, leggen omstandig uit, hoe slecht het met Lakshmi gesteld is. Ze heeft al sedert de geboorte van het kind, dus acht dagen, vreeselijke pijnen en wil niets eten. Ze hebben haar gemasseerd, ze hebben dagenlang wierook gebrand onder 't bed, er is een vrouwelijke priester geweest om de booze geesten te verdrijven, maar 't geeft niets, zeggen ze, Lakshmi gaat dood. ,,En 't kind?" vraag ik, ondanks alles toch geschokt door deze open hartigheid in presentie van de zieke. O, 't kind is niet hier." Maar 't leeft toch? Is het naar een andere Zenana gebracht?" Op dat oogenblik klinkt er vanuit een hoek van het kamertje een heesch, klaaglijk schreien, de stem van een klein, verongelijkt leven. Ik loop er heen. Op den grond ligt, op een hoop lappen, een pasgeboren kind. Het gezichtje krioelt van vliegen, de handjes slaan hulpeloos in de lucht . . .het is alles deerniswekkend, vuil, treurig. Een oud wijfje komt erbij staan. Het is geen goed kind, Memsahib, het is zoo klein en slap, niemand wil het verzorgen nu de moeder ziek is, want het is maar een meisje." Hoe graag zou je dit ongelukkige hoopje mensch willen optillen en weg dragen naar een menschwaardiger om geving, maar.... ik mag het niet aan raken, ook al is dit een nagenoeg waardeloos leventje. Want ik, de eenige blanke in dit uitgestrekte stukje wereld, ben in Hindu-oogen onrein". De aanraking van mijn hand kan alleen noodlot brengen en het is dus verstandig niets met mijn handen te beroeren. IK ga naar huis, maak wat vla klaar en laat het schaaltje door een der bedienden naar de Zenana" brengen. De huisjongen neemt het aan met een kleineerend lachje. Mankeert er iets aan? Het is klaar gemaakt van meel, melk, room en suiker, dat zijn toch dingen, die elke kaste-Hindu eten mag?" De jongen gaat met het schaaltje op weg. Als de kok het had klaar gemaakt zou 't goed zijn geweest, maar nu u 't zelf hebt gemaakt, zal Lakshmi het niet eten, Memsahib", zegt hij cha grijnig. Den volgenden dag stuur ik ijs en een paar blikken vruchten, ook den dag daarop. Ik vraag de bedienden, hoe 't met de vrouw van den pan man" gaat, maar niemand weet er veel van. De Hinduvrouw leeft zoo afgesloten van de wereld, en haar welzijn is in Hinduoogen van zóó gering belang. De dagen verstrijken en langzaam, lang zaam rijst de temperatuur. lederen dag moeten ramen en luiken van de bungalow vroeger gesloten worden om de hitte te weren, iederen dag wordt het later koel en donker. En vrijwel eiken dag steekt tegen elf uur de storm op. Eerst een licht briesje, dat speelsch het woestijnzand mee voert in ijle, dansende draaikolken. Op onbegroeide stukken grond is het telkens of gedurende n vluchtig moment een slank geleeste vrouwe figuur voorbij dartelt, hooger, wilder, tot ze zich dooddanst in de brandend witte lucht.... een schim van ijlend wit zand. Maar bij het voortschrijden der uren wordt het windgeweld sterker, genadeloozer. Ik sta op de veranda en kijk uit naar 't Westen waar de duistere hemel een groote zandstorm aankondigt. Over een half uur, een kwartier mis schien zal de storm er zijn met zijn onheilspellende stofwolken, die uren lang het zonlicht verduisteren en die ons in het hermetisch gesloten huis ge vangen houden. Maar dit moment vóór het geweld losbreekt is immer fascineerend, mooi, grootsch in z'n onheil spellende dreiging. Terwijl ik op de veranda uitkijk over het landwegje, zie ik een troepje Indiërs voorbijgaan. Iets in de vreemde regelmaat van hun stappen dwingt tot nauwkeuriger kijken.... ze dragen samen iets wits op den schouder. Het is een smalle lijkbaar, omwik keld met wit katoen. DE huisjongen, die bezig is de ve randakussens naar binnen te dragen, blijft ook even treuzelen en zegt: Daar wordt een doode wegge bracht. Als ze zich niet haasten, moeten ze met het verbranden wachten tot vannacht, want met een zandstorm is het onmogelijk een goed vuur te maken." Wie is het?" vraag ik, een fabriekskoelie?" Hij klopt twee ve randakussens uit, zoodat het stof er uitwolkt dan legt hij een heele stapel netjes op elkaar, vouwt het tafel kleedje op en zegt laconiek: Nee, 't is Lakshmi, de vrouw van den suiker koker, waar Memsahib de vruchten en 't ijs heeft laten heenbrengen. De vruchten hebben alle familieleden op gegeten en het ijs ook, maar de pap niet, want die had Memsahib zelf gemaakt". En het kind?" O, dat is eergisteren al gestorven, maar ze hebben het bewaard tot de moeder ook dood was, dan konden ze samen verbrand worden dat kost minder hout". Hij pakt de heele inventaris van de veranda in zijn armen, wipt met een teen de deur naar de zitkamer open, waar hij alles op een bank deponeert en zegt met een wenk naar de trieste lijkprocessie daarbuiten: Wat geeft het, 't was maar 'n meisje." A. DEN HERTOG-BARTELINK ?DE ONMISBARE Illlllllllllllllllllllllllllllllll'De moderne vrouw kan hem doodeenvoudig niet missen. Hij omgeeft haar waar zij gaat of staat; misschien is er een deel van den dag, waarop zij hem de rust gunt, die hij per slot van rekening noodig heeft om zich later weer naar haar wenschen te kunnen voegen. Zonder hem kan zij zichzelf niet zijn. Natuurlijk moet hij van de goede soort zijn, zich niet slap en willoos laten gaan, want anders ver veelt hij haar al heel gauw. Heeft hij echter de noodige ruggegraat, en is ook bij haarzelf de fond goed, dan ziet zij er nooit beter uit dan met haar tailleur. De tailleur is nu eenmaal het alpha, en bijna het omega van de vrouwelijke uitrusting (het omega is natuurlijk eigenlijk de avondjapon, maar zelfs die heeft dikwijls zijn snit in hoofdzaak aan de tailleur ontleend) ; de moderne tailleur houdt zich niet meer strikt aan de mannelijke snit, maar wordt pas echt chic bevonden als hij door kleur of détail een zekere oorspronkelijkheid verraadt. Nieuwer dan de tailleurtjes, waarvan rok en jaquetje van verschillende, hoewel bij elkaar passende stof gemaakt zijn, is het \ costuum van n stof; dat van \ de afbeelding bestaat uit cara\ melgeelflanel met witte streep; \ stroohoed in dezelfde kleur, f met donkerbruin lint; blouse \ van gebloemd crêpe de chine \ in bijpassende tinten. "iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiimfiiiiifiiimiiiiiiiiiiiiiiiii PAG. 12 DE GROENE No.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl