De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 22 juli pagina 4

22 juli 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

OP het eerste gezicht is de geschiedenis niets dan een eindelooze stroom feiten en gebeurte nissen. In de poging dit proces te begrijpen, is het noodig dien stroom op bepaalde punten te onder breken: de tijd in te deelen in tijdperken. Men groepeert de feiten binnen n periode naar hun gelijksoortige eigenschappen, en contrasteert ze met die van een volgende. Zulke afscheidingen zijn nuttig, noodzakelijk zelfs voor een goed begrip. Zij zijn echter tegelijkertijd bedriegelijk, omdat zij de neiging hebben, uit het beeld van een tijdperk die feiten te bannen, die als de langzame ondergang van de voorafgaande en de geleidelijke voorbe reiding van de volgende periode gezien zouden kunnen worden. Het inzicht, door het optrekken van deze scheidsmuren mogelijk gemaakf, leidt, naat mate het zich verder ontwikkelt, zelf nood zakelijk tot hun slooping. Zoo in het economische. Er zit thans niet veel nieuws meer in de tegenstelling tusschen aan den eenen kant een tijdperk, waarin de maatschappelijke voortbrenging op individualistische grondslag is ingericht, waarbij de ondernemers vrij den omvang en den aard van de te produceeren goederen bepalen en de staat zich in hoofdzaak afzijdig houdt, ver trouwend op het goede werken van het economisch mechanisme en aan den anderen kant een collec tivistisch tijdperk, waarin de staat de leiding van de productie geheel in handen houdt. Het is thans veel interessanter te zien naar de menging van beide elementen, die men tegenwoordig bijna overal kan waarnemen. MEN begaat geen onjuistheid indien men zegt, dat de productie in Nederland individualistisch georganiseerd is. Maar, om zoo te zeggen, van buiten naar;binnen, eerder bij de oppositiepartijen dan bij de overheid zelf, zijn er van tijd tot tijd teekenen waar te nemen tot een voorbereiding van een, economisch gesproken, collectivistische of al thans veel mér collectivistische samenleving. Kort na den oorlog publiceerde de S.D.A.P. haar radicale Socialisatierapport. Dit rapport had geringe duur zame werking. In Nieuwe Organen" (1931) en Het Plan van de Arbeid (1935) worden gelijkgerichte ideeën van minder vergaande strekking tot uiting gebracht. Een element van deze laatste publicatie, de be strijding der werkloosheid door de uitvoering van openbare werken op groote schaal, vindt men terug i.i het officieuse Rapport-Westhof f. Dit bevat echter niet het constructieve element van het uitstippelen van de toekomstige bestemming van 's lands pro ductieve krachten in het bijzonder de bodem binnen het kader van de groote lijnen van een economische politiek op langen termijn zoo als men dat bijvoorbeeld in de streekplannen van lagere organen (Utrecht) aantreft. Van de persen van de Landsdrukkerij is kort geleden echter een lijvig boekwerk verschenen, dat wél deze groote lijnen ziet, een Onderzoek naar de blijvende werkloosheid" en haar bestrijding door een Com missie, ingesteld door den Hoogen Raad van Arbeid. Resultaat van een onderzoek, dat, opgezet om de blijvende werkloosheid te schatten, daarna uit groeide tot een studie van de maatregelen tot haar bestrijding. Waarmee tegelijkertijd het voorwerp van de eerste helft van het onderzoek feitelijk verviel, en tusschen veelzeggende aanhalingsteekens geplaatst moest worden: blijvende werkloosheid" is werkloosheid, die blijft.... als er geen bijzondere maatregelen tegen genomen worden. Blijvende werkloosheid" wordt door de Com missie dan ook al direct gedefinieerd in anticipatie op de maatregelen om deze blijvendheid te door breken. Van de geschatte totale werkloosheid over het jaar 1937, 450.000 personen, worden afgetrokken 40.000 personen op grond van seizoenswerkloosheid 40. a 120.000 als normale arbeidsreserve 50. a 60.000 op grond van arbeidsonge schiktheid, en 50. a 75.000 ? den subnormalen toestand van de con junctuur, waarna er 155.000 a 270.000 blijvend werkloozen" overblijven. Rond een kwart millioen, indien wij, in navolging van een aanwijzing van de Commissie, aan den hoogen kant tusschen deze grenzen kiezen. DEZE werkloosheid is voor een groot gedeelte ontstaan ten gevolge van een zeer snelle rationalisatie in de Nederlandsche bedrijven. Over de laatste tien of vijftien jaar bedroeg deze door elkaar voor de verschillende industrieën 3 procent hetgeen beteekent, dat, bij gelijkblijvende pro ductie, over een periode van slechts 25 jaar de helft van de arbeiders ontslagen wordt, en de werkge legenheid slechts op peil blijft wanneer in dien tijd de productie verdubbeld is. Daarnaast werken andere oorzaken, zooals de achteruitgang van de inter nationale handel sinds 1929. Het resultaat van deze verschillende krachten is niet een groep van kort stondige werkloozen, die door een zelfwerkend regeneratieproces weer in het economisch lichaam worden geabsorbeerd. Deze wederopneming had vóór den oorlog in het algemeen plaats, toen met behulp van kapitaalexport naar nieuwe" gebieden een voortdurende sterke uitbreiding der productie mogelijk was. Thans echter zijn er weinig nieuwe landen meer over. Dus zijn bewuste maatregelen noodig. Van deze maatregelen mag in het algemeen geëischt worden, dat zij een stap vooruit beteekenen; dat wil zeggen: dat zij de tegenwoordige omstandigheden niet alleen zien als slecht" in vergelijking met het verleden, maar ook in vergelijking tot de toekomst, tot wat mo gelijk is. Zoo zijn ook de aanbevelingen van de Com missie gericht. Zij bepleit steun aan de industrialisatie, waarbij in Nederland in het bijzonder plaats zou zijn voor een industrie van kwaliteitsproducten, waarvoor het gestegen welvaartspeil in de wereld de behoefte schept. Daarnaast een serie maatregelen, die een logisch uitvloeisel zijn van de welvaart, door de snelle rationalisatie mogelijk gemaakt: verlenging van de leerplicht tot 16 jaar, pensionneering van de arbeiders van 60 jaar en ouder, verkorting van den werktijd. Bescherming tegen goedkoopere buitenlandsche producten wordt niet naar voren gebracht en wanneer de uitvoering van openbare werken wordt bepleit, geschiedt dit onder den wél-gekozen naam van goederen van algemeen nut" (voorbeeld: verbetering van den woningtoestand op het platte land) , waardoor elke associatie van domweg werk verschaffen terecht geweerd wordt. Het rapport is uitvoerig gedocumenteerd met statistische en economische studies van groote kwaliteit; het is echter wellicht nog belangrijker als uitdrukking van de toenemende verantwoordelijk heid van de overheid voor het economische leven. DR. J. J. POLAK Van spreke Wel en wee van het Centr; Problemen en oplossingen Om bij het begin te beginnen: de Eerste Afdeeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek te Den Haag heeft onder anderen de zorg voor de bevol kingsstatistiek. Zoo wordt er, eens per jaar, het bevolkingscijfer der Nederlandsche gemeenten vast gesteld. Eenvoudig werk, is men geneigd te zeggen. Er komt echter heel wat bij kijken. De statisticus is ten slotte afhankelijk van dengeen die hem zijn materiaal geeft. Wie geven dat materiaal? De gemeentebesturen. Hebt U daar nog veel moeilijk heden mee", was onze vraag, of zijn de opgaven meestal wel in orde?" Met een groot aantal gemeentebesturen moet nog in correspondentie worden getreden over het in gezonden materiaal, betreffende de geborenen, de overledenen, het aantal personen, dat zich in de gemeente gevestigd heeft of daaruit is vertrokken, was het antwoord. De correspondentie is o.a. veelal een gevolg van de onjuiste toepassing van de voor schriften betreffende het in Juli 1936 nieuw inge voerde besluit bevolkingsboekhouding. Dat deze bepalingen nauwkeurig moeten worden toegepast is begrijpelijk als men bedenkt, dat de uitkeering, die de gemeenten van het Rijk krijgen, mede af hankelijk is van het door het Bureau vastgestelde bevc l dngscij f er. Dat was de Eerste Afdeeling. Laat ons nu een sprong nemen naar de Zevende, die voor de Cultureele Statistiek. Men krijgt daar gegevens van alle scholen, docenten en leerlingen in Nederland. De eerste jaren dat deze verzameld werden, moest een groot deel van de daartoe in gevulde formulieren en kaarten naar de scholen teruggezonden worden wegens klaarblijkelijk fou tieve opgaven. Nu nog maar" vijftien a twintig pCt. Meen niet dat men deswege op het Centraal Bureau minachtend neerziet op degenen die al deze ver gissingen begaan. Zoo ergens, dan is men er daar van overtuigd dat niets zoo moeilijk is als met cijfers om te gaan. Geen werk is zoo verantwoorde lijk. Of waarom denkt U dat het anders noodig is geweest om in de residentie een gebouw neer te zetten, waar dag in, dag uit de meest verschillende gegevens over Nederland nauwkeurig becijferd worden? Geen enkele Staat kan het buiten betrouw bare cijfers stellen. Ook de Nederlandsche Staat niet. Vandaar het Centraal Bureau voor de Statistiek. UN VIN EXCELLENT kruq brut PAG 4 DE GROENE No. 32«2

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl