Historisch Archief 1877-1940
OP het eerste gezicht is de geschiedenis niets dan
een eindelooze stroom feiten en gebeurte
nissen. In de poging dit proces te begrijpen, is het
noodig dien stroom op bepaalde punten te onder
breken: de tijd in te deelen in tijdperken. Men
groepeert de feiten binnen n periode naar hun
gelijksoortige eigenschappen, en contrasteert ze
met die van een volgende. Zulke afscheidingen zijn
nuttig, noodzakelijk zelfs voor een goed begrip. Zij
zijn echter tegelijkertijd bedriegelijk, omdat zij de
neiging hebben, uit het beeld van een tijdperk die
feiten te bannen, die als de langzame ondergang
van de voorafgaande en de geleidelijke voorbe
reiding van de volgende periode gezien zouden
kunnen worden. Het inzicht, door het optrekken
van deze scheidsmuren mogelijk gemaakf, leidt,
naat mate het zich verder ontwikkelt, zelf nood
zakelijk tot hun slooping.
Zoo in het economische. Er zit thans niet veel
nieuws meer in de tegenstelling tusschen aan den
eenen kant een tijdperk, waarin de maatschappelijke
voortbrenging op individualistische grondslag is
ingericht, waarbij de ondernemers vrij den omvang
en den aard van de te produceeren goederen bepalen
en de staat zich in hoofdzaak afzijdig houdt, ver
trouwend op het goede werken van het economisch
mechanisme en aan den anderen kant een collec
tivistisch tijdperk, waarin de staat de leiding van de
productie geheel in handen houdt. Het is thans veel
interessanter te zien naar de menging van beide
elementen, die men tegenwoordig bijna overal kan
waarnemen.
MEN begaat geen onjuistheid indien men zegt,
dat de productie in Nederland individualistisch
georganiseerd is. Maar, om zoo te zeggen, van
buiten naar;binnen, eerder bij de oppositiepartijen
dan bij de overheid zelf, zijn er van tijd tot tijd
teekenen waar te nemen tot een voorbereiding van
een, economisch gesproken, collectivistische of al
thans veel mér collectivistische samenleving. Kort
na den oorlog publiceerde de S.D.A.P. haar radicale
Socialisatierapport. Dit rapport had geringe duur
zame werking. In Nieuwe Organen" (1931) en
Het Plan van de Arbeid (1935) worden gelijkgerichte
ideeën van minder vergaande strekking tot uiting
gebracht.
Een element van deze laatste publicatie, de be
strijding der werkloosheid door de uitvoering van
openbare werken op groote schaal, vindt men terug
i.i het officieuse Rapport-Westhof f. Dit bevat echter
niet het constructieve element van het uitstippelen
van de toekomstige bestemming van 's lands pro
ductieve krachten in het bijzonder de bodem
binnen het kader van de groote lijnen van een
economische politiek op langen termijn zoo als
men dat bijvoorbeeld in de streekplannen van lagere
organen (Utrecht) aantreft.
Van de persen van de Landsdrukkerij is kort geleden
echter een lijvig boekwerk verschenen, dat wél deze
groote lijnen ziet, een Onderzoek naar de blijvende
werkloosheid" en haar bestrijding door een Com
missie, ingesteld door den Hoogen Raad van Arbeid.
Resultaat van een onderzoek, dat, opgezet om de
blijvende werkloosheid te schatten, daarna uit
groeide tot een studie van de maatregelen tot haar
bestrijding. Waarmee tegelijkertijd het voorwerp
van de eerste helft van het onderzoek feitelijk
verviel, en tusschen veelzeggende aanhalingsteekens
geplaatst moest worden: blijvende werkloosheid"
is werkloosheid, die blijft.... als er geen bijzondere
maatregelen tegen genomen worden.
Blijvende werkloosheid" wordt door de Com
missie dan ook al direct gedefinieerd in anticipatie
op de maatregelen om deze blijvendheid te door
breken. Van de geschatte totale werkloosheid over
het jaar 1937, 450.000 personen, worden afgetrokken
40.000 personen op grond van
seizoenswerkloosheid
40. a 120.000 als normale arbeidsreserve
50. a 60.000 op grond van arbeidsonge
schiktheid, en
50. a 75.000 ? den
subnormalen toestand van de con
junctuur,
waarna er 155.000 a 270.000 blijvend werkloozen"
overblijven. Rond een kwart millioen, indien wij,
in navolging van een aanwijzing van de Commissie,
aan den hoogen kant tusschen deze grenzen kiezen.
DEZE werkloosheid is voor een groot gedeelte
ontstaan ten gevolge van een zeer snelle
rationalisatie in de Nederlandsche bedrijven. Over
de laatste tien of vijftien jaar bedroeg deze door
elkaar voor de verschillende industrieën 3 procent
hetgeen beteekent, dat, bij gelijkblijvende pro
ductie, over een periode van slechts 25 jaar de helft
van de arbeiders ontslagen wordt, en de werkge
legenheid slechts op peil blijft wanneer in dien tijd
de productie verdubbeld is. Daarnaast werken andere
oorzaken, zooals de achteruitgang van de inter
nationale handel sinds 1929. Het resultaat van deze
verschillende krachten is niet een groep van kort
stondige werkloozen, die door een zelfwerkend
regeneratieproces weer in het economisch lichaam
worden geabsorbeerd. Deze wederopneming had
vóór den oorlog in het algemeen plaats, toen met
behulp van kapitaalexport naar nieuwe" gebieden
een voortdurende sterke uitbreiding der productie
mogelijk was. Thans echter zijn er weinig nieuwe
landen meer over.
Dus zijn bewuste maatregelen noodig. Van deze
maatregelen mag in het algemeen geëischt worden,
dat zij een stap vooruit beteekenen; dat wil zeggen:
dat zij de tegenwoordige omstandigheden niet alleen
zien als slecht" in vergelijking met het verleden,
maar ook in vergelijking tot de toekomst, tot wat mo
gelijk is. Zoo zijn ook de aanbevelingen van de Com
missie gericht. Zij bepleit steun aan de industrialisatie,
waarbij in Nederland in het bijzonder plaats zou zijn
voor een industrie van kwaliteitsproducten, waarvoor
het gestegen welvaartspeil in de wereld de behoefte
schept. Daarnaast een serie maatregelen, die een
logisch uitvloeisel zijn van de welvaart, door de
snelle rationalisatie mogelijk gemaakt: verlenging
van de leerplicht tot 16 jaar, pensionneering van de
arbeiders van 60 jaar en ouder, verkorting van den
werktijd.
Bescherming tegen goedkoopere buitenlandsche
producten wordt niet naar voren gebracht en
wanneer de uitvoering van openbare werken
wordt bepleit, geschiedt dit onder den wél-gekozen
naam van goederen van algemeen nut" (voorbeeld:
verbetering van den woningtoestand op het platte
land) , waardoor elke associatie van domweg werk
verschaffen terecht geweerd wordt.
Het rapport is uitvoerig gedocumenteerd met
statistische en economische studies van groote
kwaliteit; het is echter wellicht nog belangrijker als
uitdrukking van de toenemende verantwoordelijk
heid van de overheid voor het economische leven.
DR. J. J. POLAK
Van spreke
Wel en wee van het Centr;
Problemen en oplossingen
Om bij het begin te beginnen: de Eerste Afdeeling
van het Centraal Bureau voor de Statistiek te Den
Haag heeft onder anderen de zorg voor de bevol
kingsstatistiek. Zoo wordt er, eens per jaar, het
bevolkingscijfer der Nederlandsche gemeenten vast
gesteld. Eenvoudig werk, is men geneigd te zeggen.
Er komt echter heel wat bij kijken. De statisticus
is ten slotte afhankelijk van dengeen die hem zijn
materiaal geeft. Wie geven dat materiaal? De
gemeentebesturen. Hebt U daar nog veel moeilijk
heden mee", was onze vraag, of zijn de opgaven
meestal wel in orde?"
Met een groot aantal gemeentebesturen moet nog
in correspondentie worden getreden over het in
gezonden materiaal, betreffende de geborenen, de
overledenen, het aantal personen, dat zich in de
gemeente gevestigd heeft of daaruit is vertrokken,
was het antwoord. De correspondentie is o.a. veelal
een gevolg van de onjuiste toepassing van de voor
schriften betreffende het in Juli 1936 nieuw inge
voerde besluit bevolkingsboekhouding. Dat deze
bepalingen nauwkeurig moeten worden toegepast
is begrijpelijk als men bedenkt, dat de uitkeering,
die de gemeenten van het Rijk krijgen, mede af
hankelijk is van het door het Bureau vastgestelde
bevc l dngscij f er.
Dat was de Eerste Afdeeling.
Laat ons nu een sprong nemen naar de Zevende,
die voor de Cultureele Statistiek. Men krijgt daar
gegevens van alle scholen, docenten en leerlingen
in Nederland. De eerste jaren dat deze verzameld
werden, moest een groot deel van de daartoe in
gevulde formulieren en kaarten naar de scholen
teruggezonden worden wegens klaarblijkelijk fou
tieve opgaven. Nu nog maar" vijftien a twintig pCt.
Meen niet dat men deswege op het Centraal Bureau
minachtend neerziet op degenen die al deze ver
gissingen begaan. Zoo ergens, dan is men er daar
van overtuigd dat niets zoo moeilijk is als met
cijfers om te gaan. Geen werk is zoo verantwoorde
lijk.
Of waarom denkt U dat het anders noodig is
geweest om in de residentie een gebouw neer
te zetten, waar dag in, dag uit de meest verschillende
gegevens over Nederland nauwkeurig becijferd
worden? Geen enkele Staat kan het buiten betrouw
bare cijfers stellen. Ook de Nederlandsche Staat
niet. Vandaar het Centraal Bureau voor de Statistiek.
UN VIN EXCELLENT
kruq brut
PAG 4 DE GROENE No. 32«2