De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 29 juli pagina 10

29 juli 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

V an net leven dat dm wert Albert Heiman OMDAT ergens in een achteraf hoekje van het hart van den cultuurmens nog steeds een primitieve animist woont, zijn wij ook vandaag nog gemakkelijk toegankelijk gebleven voor sprookjes. En daar de dichter en de dichterlijke mens bij uit stek archaisch" denken, is het kenmerkend voor nagenoeg alle literatuur, zelfs de modernste, dat de dingen daarin nooit als volkomen levenloze ob jecten optreden. Altijd hebben de schrijvers daarbij het streven gehad levenloze dingen te bezielen en functioneel", dat is: levend, voor te stellen. En al vergaten zij daarbij gewoonlijk het sprookjesachtige, zij bezigden niettemin het sprookjes-procédé, en vertoonden zodoende nog de mentaliteit van de oerdichters der natuur mythen en de scheppers der grote tellurische my thologieën, zij het ook in zeer bescheiden proporties. Zelden echter komt het bij iemand op, dat ook de omgekeerde gang van zaken mogelijk is, en dat men sprookje of mythe objectiveren" kan, het ding-achtige in het levende kan gaan zien, als een soort van fenomenologisch eind-proces, dat nog geenszins een ontluistering behoeft te zijn. Het is, als men wil, een uitermate goddeloze, en zeker materialistische instelling, die dwars tegen de geijkte waardeschattingen in gaat, wijl het Leven" niet hoger stelt dan Zijn", en feitelijk geen grenzen erkent tusschen het in onveranderlijkheid bestaande en het nog wordende, groeiende. Men kan de zaak ook minder zwaarwichtig zien. Vroeger boezemde het voorwerp vrees in; men zag het levend, en uitsluitend in zijn relatie tot den mens. Alles werd vermenselijkt; in de dierfabels traden beesten op als mensen, in de mythen deden de goden precies hetzelfde; en in de sprookjes praten de planten, handelt Andersen's tinnen soldaat] e zelf standig, wordt de geconstrueerde Golem een be zielde" figuur, en beleven Aztekische vulkanen idylle's die niet onderdoen voor die van Philemon en Baucis. De tekenfilms die met hun poëtische pseudokinderlijkheid typische producten van onze tijd zijn, hebben dit soort animisme tot de uiterste consequen ties doorgevoerd. En wij zijn nog altijd in staat er van te genieten, doordat stilzwijgend bij dit alles aangenomen wordt, dat de mens maat van alle dingen is". Het omgekeerde echter, het levende te zien als levenloos, wordt door de meesten als een degradatie opgevat; men vermoedt cynisme achter het feit dat mensen aangezien worden als machteloze pionnen bij een schaakpartij van onkenbare kam pioenen; men wraakt het genadeloos substitueren van vee en planten voor geld in het soort van boerenromans dat een tegenhanger zou moeten vormen van het genre van Hun grond verwaait", of van alle Scandinavische pantheïsten-boeken. En toch, waarom kan niet zonder al deze bijgedachten, in koelen bloede en zelfs met een nieuwe dichterlijk heid het anti-sprookje geschreven worden, dat opzichzelf toch weer een nieuw soort sprookje wordt? Om niet te zeggen een eigenaardige soort van roman kunst, waarin niet meer de voorwerpen dienen om het menselijk leven te karakteriseren, maar het zelfstandig bestaan van het voorwerp uit het leven afgeleid wordt, het dode" ding in heel het drama van zijn ontstaan en zijn" uit het leven wordt geabstraheerd. HET zou moeilijk wezen hierover te spreken, als er niet toevallig een voorbeeld bij de hand lag, dat het denkbeeld verduidelijkt, en dat onbe doeld misschien aantoont op welke wijze de roman van het-leven-dat-ding-werd" geschreven zou kunnen worden. Het gaat om het boek van iemand, die zich niet minder dan zijn lezers verbazen zal, in de literatuur-rubriek en niet in de technische besproken te worden, ofschoon reeds de titel, en nog meer de indeling en uitvoering van het boek volop daartoe aanleiding geeft. De Haagse houthandelaar en hout-expert W. Boerhave Beekman heeft twintig jaar gewerkt aan het verzamelen van materiaal voor de samenstelling van zijn bekoorlijk en boeiend verhaal Hout, van Oerwoud tot Interieur" i), welks zevenhonderd bladzijden inderdaad de gehele ge schiedenis bevatten van het plantaardig leven, dat in een wonderlijk, naar het sprookjesachtige ge meten: in een regressie-proces, voortdurend meer vitale, dat is ook toevallige en wisselvallige bestand delen verliest, om tenslotte tot object te worden. Handelsobject eerst, voor de grote exporteurs; gebruiksobject daarna, bij de bouw, in de meubel constructie; kunstobject ook, als beeld en versie ring; en eindelijk cultusobject. Dat was de levende boom in het exotische oerwoud vaak ook, en daar mee is de kringloop op het specifieke bestaansniveau van Hout" als het ware gesloten. Het spreekt vanzelf dat dit een persoonlijke inter pretatie is van het zakelijke materiaal dat Boerhave toch met zooveel liefde en kennelijk genoegen bij elkaar bracht. Want dit is een nuchter en docu mentair, maar tegelijkertijd blij en animerend boek. En dat is een even zeldzame als gelukkige combi natie van eigenschappen. Ook doet zich hier het tekort aan schrijverschap zelden gevoelen; immers waar het beeldend en beschrijvend vermogen van den expert ontoereikend was, heeft hij prachtig fotografisch materiaal te hulp genomen, en zijn werk in een rustige, stijlvolle opmaak voorzien van honderden illustraties die sprekender zijn dan welke taal ook. Bij-elkaar geven ze ongeveer hetzelfde effect als de fotografische detective-verhalen van Simenon: ze hebben een eigenaardige, haarscherpe suggestiviteit die het grootste deel van ieders par ticuliere fantasie uitschakelt, en streeft naar objec tiviteit. OMGEKEERD als in de gewone roman wordt hier van het algemeene naar het bizondere, van het type naar het individuele gewerkt. Eerst voert de schrijver ons op een lange maar prettige wereldreis rond in alle bossen der aarde en leren wij waardevolle of opmerkelijke bomen kennen, raken wij georiënteerd in de geografie en de sociologie van het levende plantenvolk, ervaren wij iets van de grondbegrippen van hun speciale biologie, om des te beter de eerste acte van het drama te verstaan: de Aankap; de peripetie en dreiging: Ontbossing en Droogte; de menselijke poging om het Lot te be zweren: de Herbebossing, het trachten naar levens vernieuwing in volgende generaties. Maar het planten-individu, de waardevolle boom, gaat daarbij over tot een nieuw bestaan, het autonome van materie en gevormde materie. Had de schrijver meer als dichter dan als houtexpert zijn gegeven behandeld, hij zou hebben kun nen beginnen bij Beethoven's misanthropische uit lating: Ein Baum ist mehr als ein Mensch", om het dan waar te maken met de aandoenlijke passage van den Grieksen houtkenner, die aan zijn Hol landsen collega onder andere de volgende aanwij zing geeft: Hoe ertsrijker de bodem, hoe meer ijzerhoudend het water, hoe fraaier de tekening van het hout, mits en dit is het voornaamste, men tevens er op uit is die bomen te kiezen die het in hun leven hard te verduren hebben. Ga naar de streken die des winters bar koud zijn met uitge sproken lage temperaturen, zoek naar de bomen die het meest van de wind hebben te lijden, die gebeukt worden door de storm. En als er dan nog bijkomt de ertsrijke bodem, dan kunt ge zeker zijn van uw zaak. Een dergelijke boom, al mag hij dan ook wat gescheurd en krom zijn, heeft hout dat een juweel is en tienmaal meer opbrengt dan de tamme en gemakkelijk levende bomen." Is het niet alsof een zeer wijs man bezig is over zijn medemensen te spreken? En als men dan ziet, hoe karakter en levensloop van deze edele stammen zich voorgoed aftekend in hun nerf en vlamming, gelijk een man die waarlijk geleefd heeft ook na zijn dood een stempel blijft drukken op zijn om geving, door hetgeen hij gedacht en gevoeld heeft, dan leert men, hoe het tot ding worden van het leven een minstens even mooi sprookje kan zijn als het levend worden der dingen. NIET voor niets heeft sedert duizenden jaren de mens in zijn stomme en verbeten aanval op de bomen toch een respect behouden voor de adellijke en sprookjesachtige schoonheid van het hout. Als totem-paal en fetisch-pop, als versierde boog of ingelegde sarcofaag; als heiligenbeeld, paneel, relief of koorbank; als kast en tafel, stoel en bed, dingen die met het intiemste leven nauw vergroeiden. Als modern kunstvoorwerp en vooral.... als fineer, in een muzikale, boven-realistische voorstellingswereld van fraaie kleuren en tekeningen, een grillig en toch harmonisch spel van schaduwen en tinten, curven en vlekken. Een plastische wereld op zich zelf; de mythen van soms eeuwenoud plantendramatisch leven. Bijna aan het slot van zijn boek zegt de heer Boerhave Beekman: Een der meest verwoestende explosie-stoffen voor luchtbommen wordt uit hout gemaakt (cellulose nitraat)". Daarmee is weereen andere cirkel, die van 's mensen aanval op het hout gesloten. Het drama eindigt met bevredigende gerechtigheid en straf. i) Uitgave N.V. Kluwer, Deven'er 2. j. In memoriam A. M, Hammacher MET Mendes da Costa heeft ons verlaten een dei laatsten van de vruchtbare en geestrijke gene ratie der monumentalen, met Der Kinderen ingezet Toen aan het einde van het vorige jaar met Rolanc Holst een der zuiversten van overtuiging voorgoec tot de groote stilte ging, werd het zeer eenzaam orr de enkele getrouwen. Der Kinderen, Roland Holst Toorop, Thorn Prikker, Verwey, Berlage, Gorter.... het is al herinnering geworden. Mendes had vooi ons reeds iets van een legendarische figuur. In tegenstelling tot Roland Holst, die tot hel laatste toe strijdend en werkend telkens nog in hel openbare leven trad, was Mendes reeds eenige jarer gekomen in die vervulde stilte en afzondering, waai de menschen toeven, die van het leven niets meer t« verwachten hebben en in beschouwend afwachten zich verzoenen met de geringe mate van werkzaam heid, die hun nog is toegemeten. Zijn figuur staat nu voor ons in zijn werken. Zijn beteekenis in de beweging der monumentalen en zijn beteekenis als beeldhouwer zijn niet te scheiden. Hij heeft den strijd tegen het impressionisme, den strijd voor het architectonische inzicht, op geheel eigen wijze gevoerd. Mendes had het geluk, dat hij de architectonische idee niet alleen begreep als een stijl probleem voor de kunst, maar als een sociaal pro bleem, waarin de houding van den kunstenaar en zijn levensverband voluit begrepen waren. Toch zou dit theorie gebleven zijn, omdat men nu eenmaal met de beste levensbeschouwing geen kunstwerken kan scheppen, ware het niet, dat Mendes van nature een hecht verband had met zijn omgeving, met het leven van zijn tijd en de achtergronden daarvan. Vooral dat laatste weegt. Mendes was als scheppend kunstenaar een van die zeldzame aristocraten van geest, die het ver leden, de rijkdommen der cultuur, niet langer als een aanklacht tegen het heden misbruiken, maar als een levende bron, als een klankbord, waar hij het heden tegen hoorde. Mendes reageerde op het leven om hem heen, niet direct, doch met afstand en reserve. Hij was een scherp en tegelijk warm waarnemer van de menschelijke natuur. De Amsterdamsche jodenbuurten gaven hem stof te over. En in regelrecht verband met een Jan Steen en Rembrandt, op even rake, levende en mensche lijke wijze typeerde hij wat hem trof in de jodenvrouwtjes, in de kooplui aan de kraampjes, in de buuivrouwen, die over elkanders leven roddelen. Hij zag dat alles met humor. En deze creaties in gebakken aarde (het pottenbakkersambacht was hem vertrouwd) zouden al voldoende geweest zijn om hem een vaderlandsche reputatie te bezorgen. Er stak een deel zeventiende-eeuwsche traditie in en tegelijk deed hij baanbrekend werk voor de boetseerende beeldhouwkunst, die zich in ons land eindeloos verveelde met de engeltjes, nymphen en officieele personen, die haar uitsluitende bezigheid waren. Mendes bracht waarachtig nieuw leven, in de vormen, in de motieven. MAAR hij ging verder. Hij was breeder en dieper nog. Hij las de groote litteratoren, de wijsgeeren, zonder daarmee een litterair-symbolist te worden. Hij verstond het Oude Testament: in zijn beeldende krachten maar vooral in zijn religieuse diepten. Hij wist wie Spinoza was. En zoo ontstond langzamerhand een cultus in dezen beeldhouwer OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAG - NASSAUPL.EIN 6 EASTERN ART D. A. Hoogendijk & Co. Keizersgracht 640 b ij de V ij zeistra at AMSTERDAM OUDE SCHILDERIJEN PAG. 10 EN U

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl