Historisch Archief 1877-1940
Uit de natuur
,Gods goochelaartjes"
Rinke Tolman
IN welk seizoen vliegen de vlinders?
De leek is geneigd deze vraag kort
en bondig te beantwoorden: Natuur
lijk alleen in lente en zomer". De
entomoloog kan u echter vertellen,
dat, al mogen inderdaad in genoemde
jaargetijden heirscharen van
schubvleugeligen op vlugge wieken door
de ruimten stuiven de dagvlinders,
wanneer de zon schijnt en de numeriek
veel sterker horden nachtvlinders in
de uren van schemering en duisternis
ook in den herfst tientallen vlinder
soorten, de eene al boeiender dan de
andere, zijn op te sporen. Zelfs in den
winter verbreken nog wel vlinders
in de vrije natuur de pophuid, zoodat
er geen enkele maand van het jaar is,
dat de gelegenheid ontbreekt om
kennis te maken met het rapvleugelige
insectengoedje, door wijlen Augusta
de Wit eens aangeduid als Gods
goochelaartjes".
Het aantal Nederlandsche vlinders
loopt in de tientallen, in de honderden,
overschrijdt de duizend verre en verre.
En dan hebben wij alleen nog maar
op het oog de z.g. groote vlinders, de
macrolepidopteren of macro's, zooals
de insectenkenners hen kortheids
halve noemen.
Ondanks den overstelpenden soorten
rijkdom krijgt de leek toch van al die
vlinders er maar af en toe n te zien.
Zij, die twintig vlindersoorten kennen,
kunnen werkelijk tot de uitblinkers
worden gerekend. Het meest nog
trekken de dagvlinders de aandacht:
de witjes, de citroentjes, de vossen,
de dagpauwoogen, de nummervlinders,
de blauwtjes, de koninginnepages. Zij
vliegen door het warme zonlicht,
wapperen door de tuinen, taleeren
daar hun bonte patroon en zuigen
nectar uit de bloemen. De nachtvlin
ders, die over het algemeen worden
gekenmerkt door gedekter kleuren,
die de leek over n kam pleegt te
scheren en die hij alle pleegt aan te
duiden met den naam uilen, al schuilen
daar spanners, spinners, beren enz.
onder, zijn nog minder populair;
niettemin kan de laatste tijden een
verandering ten gunste worden vast
gesteld, dank zij het feit, dat hoe
langer hoe meer in geïllustreerde
artikelen voor deze boeiende
insectengroep op geestdriftige wijze
aesthetische en biologische belangstelling
wordt gevraagd.
HOE verwerven nu de insecten
kenners al de vlindersoorten,
die den rijkdom uitmaken van onze
fauna? De vangmethodes zijn vele
en velerlei. Ten eerste wordt het
vlindernet gehanteerd. Hier heeft men
dus te doen met een wijze van ver
schalken der schubvleugeligen, die
overeenkomst vertoont met het vangen
van visschen in schakels, fuiken e. d.
Wanneer de gevangen vlinders wijfjes
zijn, kan men deze eieren laten leggen,
deze laten uitkomen en de rupsen
verder kweeken. Op deze manier
men spreekt hier van ab ovo- en
ex /arva-kweek kan men aan hon
derden vlinderindividuen komen. Ook
in de vrije natuur kan men rupsen
verzamelen. Men bedient zich in dat
geval meermalen van een paraplu,
plaatst die onder een struik, klopt met
een stok op de twijgen, waarna, indien
het geluk op de hand van den verzame
laar is, tientallen rupsen tusschen de
baleinen vallen, welke daarop in ver
zekerde bewaring worden gesteld. Even
eens kan men de bladeren van boomen,
struiken en kruiden met het oog af
zoeken naar vlindereieren en rupsen.
Ook het verzamelen van poppen biedt
uit den aard der zaak goede kansen
om gave vlinders te verwerven.
Wanneer men zich echter niet
den last van een kweek (die overigens
tevens een groote reeks genoegens
verschaft) op den hals wil halen, kan
men er zich ook toe bepalen slechts
imagines (onder imago verstaat men het
insect in zijn volkomen, d.w.z. vlinder
staat) te verzamelen. Wij wijzen in dit
verband op de lichtvangst; indien men
op een geschikt terrein een krachtige
lichtbron plaatst, b.v. een sterke
electrische lamp in de serre, dan duurt het in
den zomer, zoodra de schemering
is aangebroken en de weersomstandig
heden wat medewerken, meestal niet
lang, of honderden vlinders (uilen,
spanners, spinners, pijlslaarten, beren)
worden als door een magneet naar
binnen getrokken. Op avonden, wanneer
alles meeloopt, kan het soms gebeuren,
dat zoo'n serre, waarvan de deur open
staat, ineens wemelt van tientallen
bonte wieken: van wild rondsnorrende
en onstuimig tegen de ruiten botsende
uilen, tegen het gladde glas taxi-ende
spanners enz. Door de nadrukkelijke
seinen van het licht laten soms nog
tot ver na middernacht allerhande
soorten zich lokken.
Niet minder spannend is echter de
z.g. smeermethode. Smeer heeft in
dit verband niets met vet te maken,
maar met smeren. Tegen een boom
stam wordt een vloeistof, vermengd
met alcohol, uitgestreken. Recepten te
dezer zake bestaan er in grooten
getale. Het is moeilijk te zeggen welk
mengsel in de hoogste mate een lok
kend vermogen bezit. De waardeering
van bepaalde combinaties hangt mees
tentijds af van de successen, die som
mige experimentatoren er toevallig mee
hebben bereikt. Wij persoonlijk geven
de voorkeur aan een heel eenvoudige
cocktail: keukenstroop en
brandspiritus. Deze worden flink door elkaar
geroerd en ongeveer een half uur, voor
dat de schemering invalt, met een
kwast op boomstammen gestreken.
Zoodra het donker is geworden, is
een zeer spannend oogenblik aange
broken: wanneer men dan met een
zaklantaarn de bij voorkeur
handpalmgroote smeervlakken belicht, is meer
malen de verrassing van den waar
nemer buitengewoon groot. Als het
namelijk een goede vliegavond is,
krioelt en wemelt het aan den
welvoorzienen disch, waarvan de geuren
kilometers ver in het landschap zijn
doorgedrongen, van velerhande vlin
ders. Soms merk je enkele
spanrupsvlinders op, doch die zijn als smeer
dieren over het algemeen uiterst zeld
zaam. Het hoofdcontingent der snoepers
en smullers wordt steeds gevormd
door vertegenwoordigers van de groep
der uilen. Een fantastisch gezicht
is het heel zoo'n schare, soms onrustig
door elkaar heen wriemelende, soms
geheel door den maaltijd geabsorbeerde
vlinders de zuigers, net uitgerolde
horlogeveeren, te zien mikken in de
vloeibare lekkernij. Bepaalde soorten
domineeren dikwijls: menigten kloeke
huismoeders, waarvan het geel der
achtervleugels helder oplicht, glanzende
pyramidevlinders, muisgrauwe
boksbaardvlinders, fantastisch fijn
geteekende braam- en frambozenuiltjes,
roode en blauwe, schichtige wees
kinderen, elegante roesjes met sierlijk
gehakkelde vleugelranden, voorname
agaatvlinders, splinterstrepen met een
uitvoerig netwerkpatroon, gulzige
grasworteluilen, glimmende levervlekken
en hoe al deze vlinderklanten verder
mogen heeten.
Het zijn echter niet alleen vlinders,
die zich de geurige tractatie laten
smaken: kevers en pissebedden,
langpootmuggen en slakken, duizendpooten
en hooiwagens, oorwormen en soms
Boven: Pas u/tgeJcomen boomwitje. Onder: Koninginnepage
zelfs een enkele schietmot, heel deze
verscheidenheid van vaak groteske
dieren neemt haar deel van den
zoeten buit. Het is een dringen en
duwen van je welste, een af- en aan
vliegen van telkens nieuwe individuen.
En het aardige is, dat die lekkernij,
zonder dat zij ververscht behoeft te
worden, nog dagenlang op de insecten
een bijna magische aantrekkingskracht
blijft uitoefenen. En den volgenden
dag, wanneer de uren zich stralend
aaneenrijen, komen behalve
heirlegers wespen en bromvliegen, ook
sommige dagvlinders op de
smeerzoetigheid af: bevallige bonte zand
oogjes en in voornaam habijt gestoken
admiralen.
IN het vroege voorjaar doet zich
voor den entomoloog, die zich
voor het leven der vlinders interesseert,
een nieuwe gelegenheid voor om met
tal van uilen kennis te maken. Als
namelijk de wilgen bloeien, komen
van her en der, uit alle windstreken de
nachtvlinders in menigten opdagen
om van den edelen wilgennectar te
genieten. Honderden van die fijn
proevers worden dan gelokt door den
uitbundigen bloei der katjes.
Doch niet alleen wilgenhoning, smeer
en electrisch licht maken het mogelijk
zich een denkbeeld te vormen van
den Nederlandschen vlinderrijkdom.
Ook plegen ettelijke nachtvlinders
overdag een rusthouding aan te nemen
tegen palen, schuttingen en, niet te
vergeten, boomstammen. Wie over
een groote mate van geduld beschikt
en er niet tegen opziet zijn blikken,
scherp turend, langs honderden en
duizenden boomstammen te laten glij
den men inspecteere den kant van
den boom, die van den wind is afge
wend zal ontmoetingen hebben met
de meest uiteenloopende
spanrupsvlinders en uilen. Meermalen zal het
zijn aandacht trekken, dat sommige
vlinders voor een leek bijna onzicht
baar zijn: patroon en kleur komen
soms zoo verrassend met de omgeving
overeen, die zij tot rustplaats hebben
uitgekozen, dat niet-geroutineerden
stellig de helft van de vlinders met
hun verrassende schutkleuren over
het hoofd zullen zien.
Het is door de toepassing van
bovengeschetste zeer uiteenloopende vang
methodes, dat de entomoloog, wan
neer hij ze alle vele jaren lang en
systematisch toepast, in staat kan
worden gesteld zich een idee te vormen
van de uitgebreidheid van de vlinder
fauna eener bepaalde streek. Hoe men
de vlinders echter ook beschouwt,
door den aesthetischen bril of van den
biologischen gezichtshoek uit, steeds
zijn zij belangwekkend. En hun vor
men, n hun kleuren n hun levens
wijze, waaraan tal van boeiende
problemen vastzitten is alleen de
metamorphose niet reeds een verschijn
sel, dat sterk tot de verbeelding spreekt ?
stempelt hen tot geheimzinnige en
wonderlijke insecten, die een bron van
nobel genieten kunnen zijn zoowel voor
den speurder naar avontuur en schoon
heid als voor hem, die dorst naar
wetenschap.
PAG. 15 DE GROENE No. 3243