De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 29 juli pagina 15

29 juli 1939 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Uit de natuur ,Gods goochelaartjes" Rinke Tolman IN welk seizoen vliegen de vlinders? De leek is geneigd deze vraag kort en bondig te beantwoorden: Natuur lijk alleen in lente en zomer". De entomoloog kan u echter vertellen, dat, al mogen inderdaad in genoemde jaargetijden heirscharen van schubvleugeligen op vlugge wieken door de ruimten stuiven de dagvlinders, wanneer de zon schijnt en de numeriek veel sterker horden nachtvlinders in de uren van schemering en duisternis ook in den herfst tientallen vlinder soorten, de eene al boeiender dan de andere, zijn op te sporen. Zelfs in den winter verbreken nog wel vlinders in de vrije natuur de pophuid, zoodat er geen enkele maand van het jaar is, dat de gelegenheid ontbreekt om kennis te maken met het rapvleugelige insectengoedje, door wijlen Augusta de Wit eens aangeduid als Gods goochelaartjes". Het aantal Nederlandsche vlinders loopt in de tientallen, in de honderden, overschrijdt de duizend verre en verre. En dan hebben wij alleen nog maar op het oog de z.g. groote vlinders, de macrolepidopteren of macro's, zooals de insectenkenners hen kortheids halve noemen. Ondanks den overstelpenden soorten rijkdom krijgt de leek toch van al die vlinders er maar af en toe n te zien. Zij, die twintig vlindersoorten kennen, kunnen werkelijk tot de uitblinkers worden gerekend. Het meest nog trekken de dagvlinders de aandacht: de witjes, de citroentjes, de vossen, de dagpauwoogen, de nummervlinders, de blauwtjes, de koninginnepages. Zij vliegen door het warme zonlicht, wapperen door de tuinen, taleeren daar hun bonte patroon en zuigen nectar uit de bloemen. De nachtvlin ders, die over het algemeen worden gekenmerkt door gedekter kleuren, die de leek over n kam pleegt te scheren en die hij alle pleegt aan te duiden met den naam uilen, al schuilen daar spanners, spinners, beren enz. onder, zijn nog minder populair; niettemin kan de laatste tijden een verandering ten gunste worden vast gesteld, dank zij het feit, dat hoe langer hoe meer in geïllustreerde artikelen voor deze boeiende insectengroep op geestdriftige wijze aesthetische en biologische belangstelling wordt gevraagd. HOE verwerven nu de insecten kenners al de vlindersoorten, die den rijkdom uitmaken van onze fauna? De vangmethodes zijn vele en velerlei. Ten eerste wordt het vlindernet gehanteerd. Hier heeft men dus te doen met een wijze van ver schalken der schubvleugeligen, die overeenkomst vertoont met het vangen van visschen in schakels, fuiken e. d. Wanneer de gevangen vlinders wijfjes zijn, kan men deze eieren laten leggen, deze laten uitkomen en de rupsen verder kweeken. Op deze manier men spreekt hier van ab ovo- en ex /arva-kweek kan men aan hon derden vlinderindividuen komen. Ook in de vrije natuur kan men rupsen verzamelen. Men bedient zich in dat geval meermalen van een paraplu, plaatst die onder een struik, klopt met een stok op de twijgen, waarna, indien het geluk op de hand van den verzame laar is, tientallen rupsen tusschen de baleinen vallen, welke daarop in ver zekerde bewaring worden gesteld. Even eens kan men de bladeren van boomen, struiken en kruiden met het oog af zoeken naar vlindereieren en rupsen. Ook het verzamelen van poppen biedt uit den aard der zaak goede kansen om gave vlinders te verwerven. Wanneer men zich echter niet den last van een kweek (die overigens tevens een groote reeks genoegens verschaft) op den hals wil halen, kan men er zich ook toe bepalen slechts imagines (onder imago verstaat men het insect in zijn volkomen, d.w.z. vlinder staat) te verzamelen. Wij wijzen in dit verband op de lichtvangst; indien men op een geschikt terrein een krachtige lichtbron plaatst, b.v. een sterke electrische lamp in de serre, dan duurt het in den zomer, zoodra de schemering is aangebroken en de weersomstandig heden wat medewerken, meestal niet lang, of honderden vlinders (uilen, spanners, spinners, pijlslaarten, beren) worden als door een magneet naar binnen getrokken. Op avonden, wanneer alles meeloopt, kan het soms gebeuren, dat zoo'n serre, waarvan de deur open staat, ineens wemelt van tientallen bonte wieken: van wild rondsnorrende en onstuimig tegen de ruiten botsende uilen, tegen het gladde glas taxi-ende spanners enz. Door de nadrukkelijke seinen van het licht laten soms nog tot ver na middernacht allerhande soorten zich lokken. Niet minder spannend is echter de z.g. smeermethode. Smeer heeft in dit verband niets met vet te maken, maar met smeren. Tegen een boom stam wordt een vloeistof, vermengd met alcohol, uitgestreken. Recepten te dezer zake bestaan er in grooten getale. Het is moeilijk te zeggen welk mengsel in de hoogste mate een lok kend vermogen bezit. De waardeering van bepaalde combinaties hangt mees tentijds af van de successen, die som mige experimentatoren er toevallig mee hebben bereikt. Wij persoonlijk geven de voorkeur aan een heel eenvoudige cocktail: keukenstroop en brandspiritus. Deze worden flink door elkaar geroerd en ongeveer een half uur, voor dat de schemering invalt, met een kwast op boomstammen gestreken. Zoodra het donker is geworden, is een zeer spannend oogenblik aange broken: wanneer men dan met een zaklantaarn de bij voorkeur handpalmgroote smeervlakken belicht, is meer malen de verrassing van den waar nemer buitengewoon groot. Als het namelijk een goede vliegavond is, krioelt en wemelt het aan den welvoorzienen disch, waarvan de geuren kilometers ver in het landschap zijn doorgedrongen, van velerhande vlin ders. Soms merk je enkele spanrupsvlinders op, doch die zijn als smeer dieren over het algemeen uiterst zeld zaam. Het hoofdcontingent der snoepers en smullers wordt steeds gevormd door vertegenwoordigers van de groep der uilen. Een fantastisch gezicht is het heel zoo'n schare, soms onrustig door elkaar heen wriemelende, soms geheel door den maaltijd geabsorbeerde vlinders de zuigers, net uitgerolde horlogeveeren, te zien mikken in de vloeibare lekkernij. Bepaalde soorten domineeren dikwijls: menigten kloeke huismoeders, waarvan het geel der achtervleugels helder oplicht, glanzende pyramidevlinders, muisgrauwe boksbaardvlinders, fantastisch fijn geteekende braam- en frambozenuiltjes, roode en blauwe, schichtige wees kinderen, elegante roesjes met sierlijk gehakkelde vleugelranden, voorname agaatvlinders, splinterstrepen met een uitvoerig netwerkpatroon, gulzige grasworteluilen, glimmende levervlekken en hoe al deze vlinderklanten verder mogen heeten. Het zijn echter niet alleen vlinders, die zich de geurige tractatie laten smaken: kevers en pissebedden, langpootmuggen en slakken, duizendpooten en hooiwagens, oorwormen en soms Boven: Pas u/tgeJcomen boomwitje. Onder: Koninginnepage zelfs een enkele schietmot, heel deze verscheidenheid van vaak groteske dieren neemt haar deel van den zoeten buit. Het is een dringen en duwen van je welste, een af- en aan vliegen van telkens nieuwe individuen. En het aardige is, dat die lekkernij, zonder dat zij ververscht behoeft te worden, nog dagenlang op de insecten een bijna magische aantrekkingskracht blijft uitoefenen. En den volgenden dag, wanneer de uren zich stralend aaneenrijen, komen behalve heirlegers wespen en bromvliegen, ook sommige dagvlinders op de smeerzoetigheid af: bevallige bonte zand oogjes en in voornaam habijt gestoken admiralen. IN het vroege voorjaar doet zich voor den entomoloog, die zich voor het leven der vlinders interesseert, een nieuwe gelegenheid voor om met tal van uilen kennis te maken. Als namelijk de wilgen bloeien, komen van her en der, uit alle windstreken de nachtvlinders in menigten opdagen om van den edelen wilgennectar te genieten. Honderden van die fijn proevers worden dan gelokt door den uitbundigen bloei der katjes. Doch niet alleen wilgenhoning, smeer en electrisch licht maken het mogelijk zich een denkbeeld te vormen van den Nederlandschen vlinderrijkdom. Ook plegen ettelijke nachtvlinders overdag een rusthouding aan te nemen tegen palen, schuttingen en, niet te vergeten, boomstammen. Wie over een groote mate van geduld beschikt en er niet tegen opziet zijn blikken, scherp turend, langs honderden en duizenden boomstammen te laten glij den men inspecteere den kant van den boom, die van den wind is afge wend zal ontmoetingen hebben met de meest uiteenloopende spanrupsvlinders en uilen. Meermalen zal het zijn aandacht trekken, dat sommige vlinders voor een leek bijna onzicht baar zijn: patroon en kleur komen soms zoo verrassend met de omgeving overeen, die zij tot rustplaats hebben uitgekozen, dat niet-geroutineerden stellig de helft van de vlinders met hun verrassende schutkleuren over het hoofd zullen zien. Het is door de toepassing van bovengeschetste zeer uiteenloopende vang methodes, dat de entomoloog, wan neer hij ze alle vele jaren lang en systematisch toepast, in staat kan worden gesteld zich een idee te vormen van de uitgebreidheid van de vlinder fauna eener bepaalde streek. Hoe men de vlinders echter ook beschouwt, door den aesthetischen bril of van den biologischen gezichtshoek uit, steeds zijn zij belangwekkend. En hun vor men, n hun kleuren n hun levens wijze, waaraan tal van boeiende problemen vastzitten is alleen de metamorphose niet reeds een verschijn sel, dat sterk tot de verbeelding spreekt ? stempelt hen tot geheimzinnige en wonderlijke insecten, die een bron van nobel genieten kunnen zijn zoowel voor den speurder naar avontuur en schoon heid als voor hem, die dorst naar wetenschap. PAG. 15 DE GROENE No. 3243

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl