De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 5 augustus pagina 10

5 augustus 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven Film D e mysteries van Albert Heiman WIJ bezitten nog steeds geen koloniale roman in de strikte zin van het woord. Er zijn in de laatste tijd wel herhaaldelijk boeken geschreven die op belletristische wijze het een of ander onderdeel van het leven in de Oost beschrijven, maar daarbij is het gegeven steeds onder n bepaalde gezichts hoek bekeken: die waaronder de vreemdeling, de Europeaan, land en volk daar ziet. Dit heeft met partijdigheid niets te maken. Max Havelaar" is een door-en-door Hollands boek, in opzet en uit werking; en bij alle opstandigheid, zelfs in mentali teit ! En ik ken geen enkele roman die in Insulinde speelt, welke hierop een uitzondering maakt. Dat kan ook moeilijk anders. Het samenvattende, tot op de kern doordringende boek zal geschreven moeten worden door een kind van dat land, met de begaafdheid van een Europeaan, wanneer althans niet een eigen uitdrukkingsvorm tegelijk met deze persoonlijkheid ontstaan zal. Vermoedelijk zal het een Indo wezen, die ons de een of andere dag de klassieke roman schenkt, 'waarin zowel inlander als kolonist geheel tot hun recht komen, en ons een synthese geboden wordt van het dramatische spel der botsing van Oost en West, van de interpenetratie van twee culturen met zulk een totaal verschillend karakter. En het zal stellig een boek zijn dat gespeend is van elke politiek, van iedere directe strekking. Tot zolang moeten wij genoegen nemen met zeer eenzijdige, zeer onvol maakte, zeer tendentieuze koloniale" romans, werken met een typische koloniale romantiek behept, welke staat of valt met de aanwezigheid van vreemdelingen in dat bepaalde land. Dat is al sinds Chateaubriand zo geweest; en de auteur van Les Natchez" en Atala" is nog altijd een der beste vertegenwoordigers van het genre. HET is merkwaardig hoe drie onlangs verschenen romans over Indonesiëondanks hun grote verschillen in literaire kwaliteit bepaalde wezenlijke eigenschappen en hebbelijkheden gemeen hebben, die duidelijk laten zien waar de schoen wringt,en wat het grote desideratum blijft voor de" koloniale roman in onze letteren. Veruit het belangrijkste van dit drietal, n om de artistieke waarde, n om het uiteindelijk effect op den lezer, is Het laatste huis van de wereld van Beb Vuyk i), werk geboren uit een poëtische geest en een vóór alles dichterlijke visie op de schilderachtige ongenaakbaarheid van Indië. Het is van een roerende eenvoud en menschlijkheid, die de schrijfster sedert haar eersteling Vele namen" (die feitelijk net zo goed vele ver wachtingen" mocht heten) als een heel positieve winst boeken mag. Daarnaast overheerst de sociale inslag in dit verhaal van een echtpaar dat zich ergens ver op een van de Molukken vestigt om er een kajapoeti-olie-ontginning te beginnen, en daar te kampen heeft met het karakter der inlanders en met de stompzinnigheid der ambtenarij. Zonder ook maar een ogenblik de feilen der inboorlingen over het hoofd te zien of te verzachten, staat de schrijfster zeer sympathiek tegenover hun onbegrijpelijke in borst, en nog welwillender tegenover het land en de natuur. Zij maakt dit begrijpelijk door op te treden als moeder van twee jongens die reeds een derde generatie van in de Oost levende mensen vertegen woordigen, en dus geacht mogen worden werkelijke kinderen des lands te zijn. Haar volle verontwaar diging keert zich tegen de liefdeloze gaande en komende" bestuursman, die geen verbondenheid met de aarde en de dingen kent, en elke verworteling bij de oude en nieuwe kinderen des lands onder graaft. Het is vooral dit protesterende slot en deze stille maar verbeten verontwaardiging om een algemeen wanbegrip, dat Het laatste huis van de wereld" met de beide andere romans gemeen heeft. Evenals de onaangename hebbelijkheid Indonesische woor den te gebruiken voor het eenvoudige noemen van dingen die men net zo goed met een hollandse naam kan aanduiden. Dit soort locale kleur" doet teveel denken aan dien langzamerhand berucht geworden Larense schilder, die heizand tussen zijn verf mengde, om de kleur van het Gooilandschap toch vooral niet te missen. IN De Brug door Ama D ja Daan 2), iemand die ongetwijfeld een koloniaal" en geen Indo zijn moet, is het protest niet zozeer tegen de regering gericht, ofschoon ook hier de ambtenarij meestal belachelijk wordt voorgesteld, als wel tegen de directies der grote ondernemingen en tegen de J_nsulma< banken onder wier zeggenschap deze weer staan. De verontwaardiging van den auteur is te herleiden tot een meer algemene afwijzing van het feit dat mensen die met inzet van hun gehele persoonlijkheid scheppend werk verrichten, dit tenslotte doen om een lauwe en verdekt opgestelde groep van rente trekkers te bevoordelen, en het meest nog van het feit, dat laatstgenoemden de macht hebben met een handomdraai al dat werk stop te zetten en te niet te doen. Bij ontstentenis van poëtische kwaliteiten overheerst dit protest-karakter heel sterk in De Brug", en door een minitieuze beschrijving, bij gemis aan plastisch vermogen op het langdradige af, heeft Ama Dja Daan deze these maar al te zeer weten toe te lichten. Dat dit boek als roman toch niet geheel ongeslaagd is, dankt men aan het vermogen van den auteur om zoal geen atmosfeer en milieu, dan toch toe standen en karakters te tekenen. Van de onder neming waarop zich het leven van den supermenselijken prachtkerel Fetter afspeelt, krijgt men welis waar zelden of nooit een helder beeld, maar van wat de Europeanen daar zeggen en doen wordt ons ten minste niets bespaard. Hun ellenlange redenaties zijn iets te mooi en iets te onwaar, maar het stelletje middelmatigheden dat om Fetter heen cirkelt en aan hem nog een greintje persoonlijkheid ontleent, is niet slechts getypeerd. Alleen tegen het slot (dat geen slot is) raakt de auteur de kluts kwijt, en ver valt hij in het outreren van de karakters en zodoende in drakerigheid. Opvallend is ook dat de inlanders, dien tenslotte het levend materiaal" vormen, waar mee de planters werken, waartegen zij te kampen en waarop zij al hun verwachtingen te bouwen hebben, een volkomen anonieme massa blijven; tegenover de gedetailleerde kenschetsing van de blanken geheel vormeloos en ongedifferenti eerd. Dat zou een kind van het land, die over het zelfde onderwerp met gelijk talent ging schrijven, nooit kunnen overkomen. Evenmin als een zo grote onverschilligheid ten opzichte van het landschap en de natuurgesteltenis als Ama Dja Daan aan de dag legt. HET derde boek, Iboe Indonesia van A. Ter Haghe 3) is het literair minst waardevolle, maar dat waaraan de meeste haken en ogen vast zitten. De schrijver van dit werk is een nederlandse leeraar aan een middelbare school te Bandoeng, die met verlof in patria vertoefde, toen zijn roman door de Justitie in de Oost verboden werd. Bij zijn terugkeer te Batavia werd de schrijver bovendien als leeraar geschorst. Voor wie met Nederlandse ogen deze Roman van een Utopist" leest, mag die gang van zaken nogal bevreemdend schijnen. Want al behandelt de zeer goed gedocumenteerde man die achter het pseudoniem van A. Ter Haghe schrijft, een onderwerp dat uitermate hachelijk is voor de inboorlingen van alle kolonies, namelijk de nationalistische vrijheidsbeweging, hij doet dit op zulk een manier dat die nationalisten helemaal niet zo'n fraai figuur slaan. Hij doet het zelfs met het nodige venijn bij zijn realisme, terwijl de Euro peanen er bij hem met klem van argumenten heus genadiger af komen dan in de beide andere besproken boeken, Maar het schijnt dat bepaalde onderwerpen in onze kolonies taboe" zijn, men mag ze nog zo voorzichtig, noch zo neutraal of virtuoos behandelen. Onder dergelijke omstandig heden behoeft het ook niet te verwonderen, dat de ideale roman van Indonesiëeen moeilijke geboorte heeft, en misschien nog wel heel lang op zich zal laten wachten. De Utopist" van Ter Haghe is een Nederlander die sympathiseert met de vrijheidsbeweging der inlanders, en daarbij natuurlijk tussen de stoelen komt te zitten. Van een bepaalde these, allereerst een politieke, is in dit boek voor wie het met nederlandse ogen leest, tenminste hoegenaamd geen sprake. Of het zou moeten zijn het befaamde ,,East is East" en Elk voor zich", waar de meeste justities toch niets op tegen hebben. Voor de rest is het nogal piozaisch, platvloers en uitgesponnen. Het typeert allerlei toestanden heel scherp, en heeft waarschijnlijk dus wel documentaire" waarde. Maar in een romen zoeken wij nu eenmaal veel meer dan dat. i) Uitg. Mij. De Haan, Utrecht. 2) Brusse N.V. Rotterdam. 3) Uitg. Mij. Elseuier, Amsterdam. WILD-WES C. Boost IN 1898 werd in een der primitieve bioscoopjes van de Vereenigde Staten een gefingeerd journaal van den in dat jaar uitgebroken Amerikaansch-Spaanschen oorlog vertoond. Het succes was overweldigend en het kon zoowel aan de veronderstelde authen ticiteit der bewegende beelden als aan de heftig anti-Spaansche strekking der film toegeschreven worden. In ieder geval maakte deze vertooning aan de enkele bestaande filmproducers en aan de talloozen, die op het punt stonden het te worden, duidelijk, dat het niet noodig was de stof voor de films steeds te ontleenen aan een bestaande wer kelijkheid maar dat het vaak economischer was die werkelijkheid te imiteeren. In het geval met de oorlogs?documentaire" had de imitatie een dure reis naar Cuba bespaard, in vele andere gevallen zou zij het nog kostbaarder wachten op actualiteiten als bokswedstrijden, begrafenissen en troepen parades ondervangen. Ik weet niet, of ik historisch ben door bovengenoemd jaartal te beschouwen als een der vele keerpunten in de geschiedenis der cinematographie, maar een feit is het, dat eenige jaren later het reproduceeren van een bestaande werke lijkheid een zeer klein onderdeel van de activiteit der filmproductie uitmaakte en dat het creëeren van een gefantaseerde realiteit de hoofdbezigheid der filmproducenten was geworden; wat het tot op dit oogenblik is gebleven. In Europa, dat was in die jaren, cinematographisch gesproken, Frankrijk, valt een zelfde ontwikkelings gang waar te nemen, maar na een periode van imi tatie breekt Amerika met het Fransche procéd van filmmaken, dat bestond in het opnemen met een onbewegelijke camera van druk acteerende en creërende tooneelspelers. Het is vooral de z.g. western", die de filmcamera bevrijdde, niet alleen uit de studiodécors, maar ook van haar vaste stand plaats. Hij bracht aan de film beweging en snelle beeldafwisseling door zijn stereotyp gegeven van achtervolging en redding der heldin; zij maakte het besef levendig van de zeer aparte mogelijkheden der cinematographie en zij trok, onbewust en zeer indirect, de scheidingslijn tusschen film en tooneel. DE Wild-West films, dat zijn de films, die be rusten op dezelfde mythe van de heldhaftig naar het rijke Westen der Vereenigde Staten voort trekkende pioniers die ook tallooze Indianenboeken voor de jeugd geïnspireerd heef t, deze WildWest films zijn in de vooroorlogsche jaren de spil, waar de Amerikaansche filmindustrie om draait. Zij bieden vele voordeelen door de omstandigheid, dat zij in de open lucht opgenomen kunnen worden en dus het gebruik van studioruimten, decors en schijnwerpers overbodig maken. Een primitief schema, waarbij actie en afwisseling de voornaamste elementen waren, leidde tot een directheid van uit beelding, die ieder theatereffect onmogelijk maakte GOEDKOOPE RETOURS NAAR VRAAGT INLICHTINGEN l De nieuwe motorschepen KONINGIN EMMA" en PRINSES BE A TRIX" voor den dagdienst VlissingenHarwich v.v. der Mij. ZEELAND" zijn in de vaart PAG. 10 DE GROENE No. 32,4

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl