Historisch Archief 1877-1940
De reportage van de week
In memoriam Ambroise Vollard
Herinneringen aan den origineelsten Parijschen kunsthandelaar
Het volgende artikel, handelende over een der interessantste
figuren uit de Parijsche kunstenaarswereld: den beroemden
kunsthandelaar Vollard, die Zaterdag voor een week ten gevolge
van een auto-ongeval overleed, is geschreven door een auteur die
tot het kleine getal ingewijden behoorde dat van tijd tot tijd werd
toegelaten tot Vollard's schatkamers. John Rewald, Amerikaan
van afkomst, woont reeds jarenlang te Parijs en heeft zich in
korten tijd den naam verworven, een van Europa's eerste kunst
historici te zijn. Zijn vermaarde biografie van Cézanne heeft hem
in aanraking gebracht met Vollard die de eerste kooper van
Cézanne's schilderijen is geweest.
IK moet beginnen met een persoonlijke bekentenis:
sedert den dag dat ik voor de eerste keer Vollard
in de Rue de Martignac opzocht, heeft het denkbeeld
mij niet losgelaten dat het de moeite waard zou zijn
om dat groote huis eens in alle hoeken en gaten te
doorzoeken. Wist Vollard zélf wel wat zich in al
die kisten en gesloten kamers bevond? Het staat
niet vast. Wat wél vast staat is, dat hij niemand
verlof zou hebben gegeven, een catalogus van zijn
schatten op te maken.
Vandaar dat ik thans zijn executeur-testamentair
benijd die als eerste en eenige alle laden open mag
trekken en door mag dringen tot in de verste hoeken
van het huis dat sinds den dood van Vollard nog
geheimzinniger en indrukwekkender is geworden.
Ik stel mij voor dat hij onder uit een kist een map
met teekeningen en aquarellen van Cézanne te
voorschijn zal halen, dat hij in een hangkast pastels
van Degas en roodkrijt-teekeningen van Renoir
zal vinden; elders zal hij schilderijen van Picasso
ontdekken en onbekende beeldjes van Maillol, en
in een ruime bergplaats zal hij opeens stooten op
koperplaten en hout, bedekt met gravures, die de
grootste meesters van den huidigen tijd vervaardigd
hebben voor de fraaie uitgaven waar het hart van
den overledene naar uitging.
H ET huis van Vollard, dat zich dicht bij de bijna
dorpsche Place Sainte Clotilde bevond, viel te
midden van de rij waarin het stond, op door zijn
groote geblindeerde vensters. Op den beganen grond
was achter ontzaglijke vensters die nimmer geopend
waren, de groote tentoonstelling van Degas' pastels
ingericht, die Vollard meer dan vijftien jaar lang
had voorbereid en die hij nooit aan het publiek
heeft getoond. Slechts enkele vrienden en uitverko
renen mochten van tijd tot tijd deze wonderen aan
schouwen, die wellicht in de nabije toekomst aan
het vuur van een veiling blootgesteld zullen worden,
na gedurende zooveel jaren het zonlicht te hebben
ontbeerd.
Had men aangebeld en was men binnengelaten,
dan moest men eerst een ontzaglijke vestibule
doorloopen, die volgepropt was met kisten, standbeelden
en doeken. Renoir's Baadster verhief er zich naast
een bronzen beeld van Maillol, waartegen oude
lijsten met halfvergaan verguldsel steunden. Een
kat lag vredig te slapen op een stoel.
Op de eerste verdieping werd men binnengelaten
in een ruim en licht vertrek, spaarzaam gemeubi
leerd met een buffet en een ronde tafel waaromheen
enkele stoelen stonden. Men zou zonder moeite ge
meend hebben, zich bij een dorpsnotaris te vinden,
waren er niet de schilderijen aan de muren. Het
waren niet altijd dezelfde schilderijen; meestal hing
er echter wel een groote schets van Renoir's
Baadsters en het portret dat dezelfde meester van Vollard
had vervaardigd in toreadors-costuum, alsmede zijn
portret door Cézanne. Ook als men volgens afspraak
kwam, maakte Vollard nooit haast met te verschij
nen. Niemand heeft er zich echter ooit over beklaagd
dat hij in deze kamer moest wachten. Men bevond
er zich altijd in gezelschap van schilderijen van
Cézanne, Renoir, Degas en Picasso.
Wanneer Vollard binnentrad, enkele woorden
mompelend ter verontschuldiging van zijn
laatkomen, werd men altijd weer getroffen door de
hooge gestalte van dezen bleeken grijsaard met
zijn witte, stoppelige baard, kalen schedel en ietwat
vermoeide oogen. Hij sprak op onverschilligen toon,
bijna toonloos en gaf soms den indruk, intusschen
aan iets geheel anders te denken. Hij hield er van
om, zonder eenige nieuwsgierigheid ten toon te
spreiden, even verbazingwekkende als ingewikkelde
vragen te stellen, zooals: Wat denkt U van
Cézanne?" of: Houdt U van Renoir?". Dan liep
hij naar een kast toe, haalde er enkele oningelijste
doeken uit, plaatste ze op een stoel en nam ze vaak
weer weg voordat men een woord had kunnen
zeggen. Hij liet trouwens lang niet altijd datgene
zien waarnaar men hem vroeg. Verzocht men hem,
enkele pastels van Degas te toonen, dan kon hij
met een prachtig Naakt van Renoir of een land
schap van Cézanne voor den dag komen. Bleef men
aandringen, dan vroeg hij U, over een week op te
bellen. Dan zei hij dat men over een paar dagen
maar weer moest opbellen. Zoo ging het door, maar
het was niet onmogelijk dat men tenslotte toch de
pastels van Degas te zien kreeg.
MEN zal ongetwijfeld moeten wachten tot men
zijn papieren geschift en zijn schatten gecata
logiseerd heeft, voor men de eigenaardige persoon
lijkheid van Ambroise Vollard volkomen zal kennen.
Hij heeft zelf in zijn Souvenirs d'un marchand de
tableaux de geschiedenis van zijn leven verteld, van
zijn aankomst in Frankrijk en eerste bescheiden
pogingen af tot aan zijn triomfantelijke reis naar
Amerika, enkele jaren geleden. Maar er blijven nog
veel vragen te beantwoorden. Men weet bijv.
niet waarom zijn relaties met Gauguin zich in een
richting ontwikkeld hebben die zoo nadeelig is ge
weest voor den schilder, die vaak wanhopig op Tahiti
zat te wachten op het geld dat Vollard hem had
beloofd, terwijl dezelfde Vollard er op wonderbaar
lijke wijze in slaagde het vertrouwen van Degas,
den wispelturigsten der schilders, te verwerven en te
bewaren.Vollard bezit eenige brieven van Cézanne,
die overstroomen van dankbaarheid voor den
eersten kunsthandelaar die zijn werken heeft
gekocht; zal men onder zijn papieren ook de brieven
vinden die Gauguin hem van Tahiti uit heeft toe
gezonden?
Aan de drie kunstenaars, met wie hij het intiemst
is omgegaan: Renoir, Cézanne en Degas, heeft Vol
lard drie boekjes opgedragen, vol anecdoten en her
inneringen. Men vindt er dikwijls eerder de afspie
geling in van zijn eigen droogen humor dan van den
geest dier kunstenaars. Als vlot en onderhoudend
verteller, laat Vollard zijn fantasie wel eens iets te
veel den vrijen teugel, wanneer zijn geheugen hem
in den steek laat.
VOLLARD heeft er zich niet tevreden mee ge
steld, een vooruitziend koopman te zijn, die
van onbekende kunstenaars werken kocht, wachtte
tot zij beroemd werden, hen door zijn tentoonstel
lingen nog beroemder te maken en aldus een onme
telijk fortuin te verzamelen; hij heeft zich evenmin
beperkt tot het schrijven en spreken over deze
kunstAmbro/se Vollard
enaars. Hij had nog een hartstocht: de fraaie boe
ken. En dit is stellig de schoonste eeretitel dien Vol
lard heeft verdiend: dat hij de liefde voor het geïl
lustreerde boek heeft doen herleven.
Met een instinct en een goeden smaak van tref
fende onfeilbaarheid heeft Vollard contemporainen
kunstenaars de illustratie, opgedragen van klassieke
en moderne werken voor welker luxe-uitgave hij
zorgde. Zoo liet hij Parallèlement door Bonnard
illustreeren, de Georgica door Ségonzac, Balzac's
Chef d'oeuvre inconnu door Picasso, de Contes van
Lafontaine door Derain. Tevens is hij er in geslaagd
passende monotypen van Degas te vinden voor de
Novellen van De Maupassant en aquarellen van
Rodin voor de Fleurs du Mal. In de kisten en
kasten van het huis in de Rue Martignac sluimeren
nog ongetelde gravures van deelen die Vollard
wilde uitgeven. Maillol had vijftig etsen voor hem
vervaardigd ter illustratie van Les Folestreries
en Chagall is reeds jarenlang bezig met de illustra
ties van een Bijbel-uitgave. Zullen deze werken
ooit kunnen verschijnen, nu een auto-ongeluk aan
alle schoone plannen van den grooten grijsaard
een einde heeft gemaakt?
Raadselachtig en ondoordringbaar, geslepen en
uiterlijk argeloos, zwijgzaam en praatgraag zoo
was Vollard. Zijn gestalte zal onafscheidelijk ver
bonden blijven met zijn schilderijen wier glorie zijn
leven en tegelijk hemzelf rijk hebben gemaakt.
JOHN REWALD
Kleine perikelen
Een vacantie op de heide?
Dan Purol meenemen! Dit verzacht en geneest
zonnebrand en voorkomt vervellen. Doos 30 et.
WIJ zijn de vacantie inge
gaan en het werd de
hoogste tijd, zooals het slagwoord
luidt in de Nederlandsche koffie
huizen, juist als je een nieuwe
whiskey voor je op tafel hebt. De
laatste week was een marteling,
want Gisse was al vertrokken en
zoo bleef ik alleen met de
salonTyrolerin en Nisse, die niet eerder
weg kon vanwege zijn school.
Hij is gelukkig over gegaan, met
alleen een vier voor zingen en
teekenen, waar hij in de ure des
gevaars met fierheid op wijst.
Wijs me eens iemand die met
zingen en teekenen alleen door
de wereld is gekomen?" heb ik
hem gevraagd.
Jo Spier en Caruso", zei de
kwajongen.
Gisse heeft iederen dag trouw
geschreven om te vertellen dat
ze er geen tijd voor had en of ik
vooral die japon met die stippelt)es
mee wilde nemen, en dat wollen
groene jurkje met dat jakje. Dat
ik er zes motzakken voor open
moest maken heeft de lieveling
niet bedacht. In een andere brief
schreef ze om het wekkertje, haar
manucure-garnituur en drie an
dere jurken, benevens enkele za
ken die de kinderen vergeten
hadden. In wér een andere brief
vertelt zij dat ik niet behoef te
zoeken naar het leeren ceintuurtje
van het groene pakje, want dat
had ze al meegenomen. Ware deze
mededeeling een dag eerder ge
komen, dan zou ik niet in een
gloeiend bovenhuis alle laden en
kasten hebben doorgesnuffeld
naar juist dat ceintuurtje.
Het is goddelijk buiten"
schrijft ze, maar ik heb geen tijd
je te schrijven. Ik hoop dat Tyrol
goed voor je zorgt en dat Nisse
's avonds degelijk in het bad
gaat...."
Nisse gaat minstens twee maal
per dag in het bad, want hij heeft
eenige disreputabele kwajongens
gevonden in de buurt, en zij ver
maken zich op een bouwterrein
in Zuid, waar iedereen in de
omgeving zijn vuilnis schijnt te
deponeeren. Ik moet hem geregeld
overal zoeken en vind hem niet
gemakkelijk. Gisteren zag ik een
opgewekte knaap met een vuile
gonjezak op zijn hoofd loopen
hij ledigde het ding op een
vuilsnishoop en het blonde smerige
zwijntje onder de gonjezak was
mijn lieve zoon. Als zijn moeder
hem gezien had, zou ze in on
macht gevallen zijn. Ik sleepte
hem naar het bad en onderweg
kwamen er dikke tranen over zijn
wangen rollen zij teekenden
witte streepjes op zijn natuurlijke
huidskleur. De meid had de sla
aangemaakt met iets dat op
vitriool leek en de aardappelen
waren aangebrand.
Wij komen nu spoedig",
schreef ik Gisse, hoewel wij het
hier heerlijk hebben, zoo alleen.
In een volgende brief schrijf ik
nader over het rapport van Nisse,
die over gegaan is. Men is zeer
tevreden over hem...."
Dat alleen de schoffies in de
buurt tevreden met hem zijn,
schreef ik zijn lieve moeder
niet.
Waarom haar vacantie be
derven ?
J. VAN HOORN
PAG. 7 DE GROENE No. 32+4