De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 12 augustus pagina 4

12 augustus 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Dokters, patiënten en centen Iets over het moeilijke huisartsenvraagstuk MET de vraag omtrent de doktersrekening en de ziekenfondsen staat het zoo," zei onze huisdokter: Een van mijn collega's, natuurlijk niet ik, wordt bij iemand geroepen dien hij niet kent. Het is de vrouw des huizes die met wat rugpijn op de divan ligt. Nauwelijks is de dokter in de kamer, of hij haalt al zijn notitieboekje te voorschijn: Pijn in de rug, mevrouwtje? Nou, neemt u dit maar, dan zal het wel overgaan.. .." Ik zou toch graag willen hebben dat u mij onder zocht, dokter." Tja, mevrouwtje, dat is nogal ingewikkeld; neemt u eerst de medicijn maar, dan zien we wel verder; in welk ziekenfonds is u?" In geen enkel, dokter." In geen enkel? Dan lijkt het me toch beter dat ik u meteen maar eens grondig nakijk. Want zulke rugpijnen moet je niet verwaarloozen. Dat kan van alles te beteekenen hebben." Onze huisdokter vervolgde nog: Zoo zie je, tot welke mistoestanden het feit aanleiding geeft, dat een arts, om aan een behoorlijk inkomen te gera ken, tallooze fondspatiënten moet aannemen, ter wijl voor de meesten de particuliere practijk, waar zij het eigenlijk van hebben moeten, voortdurend slinkt. Het is helaas in verreweg de meeste gevallen noodzakelijk dat een medicus, die in andere opzich ten zooveel comfort voor zijn vak opoffert, met een zekeren welstand van zijn werk moet kunnen leven, terwijl hij daarenboven de plicht heeft ook voor zijn ouden dag te zorgen. Hij zal dat onmogelijk kun nen ik spreek van den huisarts wanneer hij dagelijks honderd of meer patiënten te behandelen heeft; van een behoorlijk medisch toezicht, gelijk van den huisarts verwacht mag worden, zou dan niets terechtkomen. Toch' komt het vaak genoeg voor, omdat omgekeerd de voortdurende uitbreiding van het fondswezen den arts daartoe noopt. En nu willen ze nog wel een ambtenaar van hem maken; een employéin dienst van de ziekenfondsen ! De practijkkamer is geen distributiekantoor van gezond heid en gezondheidsmiddeltjes. De medicus, dat is reeds door Hippocrates gezegd, en het is vandaag nóg zoo, moet raadsman en vertrouweling kunnen zijn van zijn patiënten. Eerst zoo kan er trouwens iets verwezenlijkt worden van het beroemde: voor komen is beter dan genezen. In den ouden tijd van de bussen hadden de menschen tenminste dat nog in de gaten." Heeft niet ieder van ons in de laatste jaren wei eens een dergelijke peroratie gehoord van bevriende medici ? Als U er iets meer van wilt weten," zei de huisdokter, en wij hebben het verschillende andere medici hooren zeggen, dan moet je zijn bij dokter Leydesdorf f, den Voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging van Huisartsen. Dat is de man die er alles van weet, die voor niets anders leeft dan voor het instandhouden en verwezsnlijken van zijn ideaal van den huisarts. Hoe dat ideaal is, daarvan zal hij stellig groote verhalen opzetten.. .." ZOOALS altijd, werd ook déze raad van den huisarts opgevolgd, en na toepassing wél en doeltreffend bevonden. Even leek het vreemd, op een moderne Amsterdamsche gracht een veteraan van een huisdokter met een grijs regentenbaardje, een echte klassieke horse-and-buggy-doctor" om zoo te zien, op klaarlichten dag thuis te vinden, met tijd genoeg voor de meest-uitvoerige inlichtingen. En met een talent voor praten.... waar de goede pater Brugman een honoris-causa in de medicijnen aan zou verdienen. Hier volgt dan het zout van wat hij over de zaak vertelde: De huisarts, de oude trouwe vriend des huizes, die vóór alles een raadsman en vertrouwde was, en die je feitelijk beter nog gezins-arts zou kunnen noemen, is bezig te verdwijnen, of in het gunstigste geval bezig een geheel ander wezen te worden. En toch is hij, gemoderniseerd en aangepast aan de nieuwe levensomstandigheden, even hard noodig als ooit tevoren. Behoeft men daarvoor nog bewijzen? Ziekte en dood, geboorte en ongeval grijpen even hevig in het menschelijk bestaan in, als vroeger. En moet vandaag tegenover grootere kunde van den arts niet grooter vertrouwen van den patiënt staan ? Hoe kan hijzelf ooit beoordeelen bij wie hij het best geholpen wordt ? Er is slechts n arts die hem dooren-door kan kennen en hem daarin met volledige deskundigheid raden. Dat is zijn huisarts.. .." Het probleem van den verdwijnenden huisarts is niet specifiek Hollandsch. Overal doet zich het zelfde verschijnsel voor. Hij kan ook niet in den ouden vorm blijven bestaan, vooral niet in de steden, Dr. ]. Leydesdorff, Voorzitter van de Vereeniging van Huisartsen, die zich speciaal met het artsen vraagstuk heeft beziggehouden waar steeds meer specialisten en onder-specialisten den concurrentiestrijd van jaar tot jaar scherper maken. Op het platteland, daar is het wat anders, daar wordt van den huisarts heel wat meer gevergd dan in de stad. Zoodat je wel een goed onderscheid moet maken tusschen den steedschen huisdokter, door allerlei specialisten omringd, en den landelijken, die bijna alles zélf moet doen. Het is dan ook op het platteland dat de ideale huisdokter nog het zuiverste voortleeft." Wat de specialisten betreft, zonder de vele knapps koppen daaronder, die een hoogst nuttig en noodzakelijk werk verrichten, te na te komen, zij begaan de fout, zich bij vestiging vaak op een te hoog sociaal peil te plaatsen, teveel voor professor te willen spelen, en zich te bemoeien met kleinig heden, die werkelijk met den besten wil van de wereld niet anders dan binnen het terrein van den huisarts vallen. Vele huisartsen sturen met hun overdrukke fondspraktijk de menschen ook maar raak naar specialisten, en nemen zoo de rol van een soort verhuurkantoor op zich . Het wordt trouwens hoog tijd dat de specialisatie van Regeeringswege geregeld wordt. Er zijn veel te veel specialisten gekomen: in Amsterdam alleen al honderd-zeventig, terwijl wij het misschien met honderd minder zouden kunnen doen .. .." Dan is er nog de lastige Ziekenfondsenkwestie, waar ik een heel etmaal over door zou kunnen spreken, en waarvan de twee hoofdfouten op het oogenblik zijn: dat zij de welstandsgrens steeds hooger laten stijgen, zoodat zij zich in een verkeerde richting uitbreiden, en de artsen een te groot aantal patiënten voor hun rekening moeten nemen om aan een behoorlijk bestaan te komen; voorts dat er te weinig van de gelden van die fondsen den patiënt in die hoedanigheid rechtstreeks ten goede komt. Bij de fondsen van de Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst (95 pCt. van alle Nederlandsche medici zijn daarbij aangesloten) wordt nog het meest getracht deze fouten te vermijden. Maar er zijn er ook, zooals die onderneming in Den Haag waarvan zelfs iedere welgestelde lid kan worden, waar men behalve krenten en varkenscarbonades ook genees kundige hulp en een begrafenis koopen kan." Voor de artsen moet er een grens zijn voor het aantal bij hen ingeschreven ziekenfondsleden. In Amsterdam maximaal 2500. Maar wilt u wel gelooven dat elders enkele artsen zijn met acht- tot tien-duizend ingeschrevenen? Geen wonder dat ze dan een soort van automaten of verkeersagenten worden, en er van hun mooie roeping geen spat terecht komt." MAAR hoe zou het dan moeten? is de natuurlijke vraag van den interviewer. Hier ligt immers de crux van de zaak. Er zou in de eerste plaats een gedifferentieerde contributie in de ziekenfondsen overwogen moeten worden. Ieder volgens zijn aanslagbiljet. Er zouden voorts goede middenstandsziekenfondsen moeten zijn, want met enkele verzekeringen gaat het als met een mij bekende fabriek in het Oosten van ons land, die jarenlang verzekerd was tegen oorlogsschade. Bij den critieken toestand in September j.l. heeft de verzekeringsmaatschappij de overeenkomst echter opgezegd.... Neen er bestaat geen enkel cht-goed middenstandsziekenfonds, en ik vrees dat dit ook niet bestaan kan, wegens de te hooge premie die zou moeten worden opgebracht. Van bepaalde zijde binnen de maatschappij" oppert men thans het plan om de verzekerden een deel van het risico te laten dragen. Thans loopen ze er dikwijls in, door handige agenten." Er zou ook een einde moeten komen aan den wantoestand, dat de Regeering de ziekenfondsen zooveel aan hun lot overlaat. Ze bemoeien zich met dingen die er niet bij hooren, worden in feite soms geregeerd door de boden, terwijl allerlei elementen zich ook hier trachten te dringen tus schen arts en patiënt. In het bestuur van de onder ling beheerde fondsen kunnen de apothekers alleen maar geduld worden als helpers, en de artsen moeten precies zooveel te zeggen hebben als ,,de anderen". Ook al zijn het de anderen" die betalen. Want het gaat niet om de belangen van de verzekerden, maar om die van de patiënten." HOE was het interview?" vroeg onze huisarts kort hierop. En het antwoord moest wel luiden: ,,Och, die centen-kwestie van jullie en ons, dat komt wel terecht. De hoofdzaak is, dat het echte goeie soort van huisvriend.. . ik bedoel huisartsen, niet ver dwijnt. Daar moet voor gezorgd worden, door ons, patiënten, in de eerste plaats !" 'IN MEMORIAM WILL WEMERMAX Will Wemerman, die Zondag j.l. op vijfentwintig jarigen leeftijd is overleden, is onzen lezers bekend door eenige zeer geestige verhalen, die hij in ons blad gepubliceerd heeft. Van zijn hand waren afkomstig enkele van de vermakelijkste en scherpzinnigste stukjes in De Kleine Krant, waarvan hij jaren lang een min of meer geregeld medewerker was. Hij publiceerde veelbelovende verzen en prozastukken in verschillende litteraire tijdschriften en schreef enkele waardevolle cabaretteksten. Te zijner nagedachtenis plaatsen wij hieronder een gedicht uit den bundel Twee Kasteelen" (niet uitgegeven). Laat mij niet vallen in der menschen handen, Heer, wanneer mijn straf bepaald wordt naar mijn zonden. Zij hebben mij op aarde niet gevonden, want achter hun vergrijp ging 't mijne schuil, o Heer. Maar als ik staan zal onder röntgenstralen die kunnen schijnen door mijn^levensmasker heen, laat mij dan met mijn zwart geraamte niet alleen, bij alle menschen die hun neus ophalen. Zij zullen zeggen: Laatzijnstraf niet licht zijn, Heer, zijn ziel is zwart." Zij zullen zich geneercn om zoomaar met mij, arme, te antichambreeren. Zij zullen zeggen: En hij schreef ook verzen, Heer!" Laat mij niet vallen in der menschen handen. U komt de wrake toe, dat zegt ge zelve, Heer. En aan Uw voet leg ik heel klein mijn schulden neer dewijl de menschen alle mij verbanden. PAG. 4 DE GROENE No. 3245

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl